Выбрать главу

‘Dat was alles. Alleen dat ene gebouw.’

‘Meneer…’ zei het hoofd van de beveiliging van het ziekenhuis, ‘wat moeten we doen als… generaal Vorkosigan weigert te blijven staan als hem dat wordt opgedragen?’

Cordelia zag het voor zich, een of ander arm jong bewakertje dat finaal werd overdonderd door al die geschiedenis… ‘Als uw beveiligingsmensen zich inderdaad laten overweldigen door één oude man, mogen ze geweld gebruiken tot en met het schieten met een bedwelmer,’ zei Aral vermoeid. ‘Dat was het. Dank u.’ De man van het Hospitaal knikte behoedzaam en verbrak de verbinding.

Illyan bleef nog even aarzelend hangen. ‘Is dat wel een goed idee, op zijn leeftijd? Bedwelmen kan slecht zijn voor het hart. En het zal hem absoluut niet bevallen als we hem vertellen dat er een plek is waar hij niet mag komen. Waarom niet, trouwens?’ Aral staarde hem alleen maar koel aan, totdat hij slikte en zei: ‘Ja, meneer’, salueerde en de verbinding verbrak.

Aral leunde achterover in zijn stoel en keek peinzend naar de lege plek waar net nog de beelden hadden opgegloeid. Hij keek op naar Cordelia en vertrok zijn lippen tot een grimas van ironie en pijn. ‘Het is een oude man,’ zei hij uiteindelijk.

‘Die oude man heeft zojuist geprobeerd je zoon te vermoorden. Wat er nog over is van je zoon.’

‘Ik begijp zijn standpunt. Zijn angsten.’

‘Begrijp je het mijne ook?’

‘Ja. Allebei.’

‘Als puntje bij paaltje komt, als hij probeert er weer heen te gaan…’

‘Hij is mijn verleden.’ Hij keek haar aan. ‘Jij bent mijn toekomst. De rest van mijn leven behoort de toekomst toe. Daarop geef ik je mijn woord als Vorkosigan.’

Cordelia zuchtte en wreef over haar pijnlijke nek en haar pijnlijke ogen. Kodelka klopte op de deur en stak behoedzaam zijn hoofd naar binnen. ‘Meneer? De secretaris van de minister wil weten…’

‘Over een minuutje, luitenant.’ Vorkosigan wuifde hem weer naar buiten.

‘Laten we maken dat we hier wegkomen,’ zei Cordelia plotseling. ‘Pardon?’

‘KeiMil en KeiVei en KeiAlles bezorgen me een ernstige vorm van KeiClaustrofobie. Laten we voor een paar dagen naar Vorkosigan Surleau gaan. Daar kun je zelf ook beter herstellen, het zal moeilijker zijn voor al je toegewijde volgelingen’ — ze gaf een knikje naar de deur — ‘om je te pakken te krijgen, daar. Alleen jij en ik, jongen.’ Zou het werken? Stel je voor dat ze zich terugtrokken naar de plek van hun zomergeluk en het was er niet meer? Weggespoeld door de herfstregens… Ze voelde de wanhoop in zichzelf, in haar streven hun verloren evenwicht te hervinden, een vaste kern.

Hij trok goedkeurend zijn wenkbrauwen op. ‘Uitstekend idee, lieve kapitein. Dan nemen we de oude man mee.’

‘O, moet dat… o. Ja, natuurlijk. Dat moesten we zeker doen.’

TIEN

Cordelia werd langzaam wakker, rekte zich uit en drukte het heerlijke, zijdezachte, met veren gevulde dekbed tegen zich aan. De andere kant van het bed was leeg — ze raakte het ingedeukte kussen aan — koud en leeg. Aral was blijkbaar al vroeg de slaapkamer uit geslopen. Ze genoot van het gevoel eindelijk genoeg slaap te krijgen, niet wakker te worden in die staat van bedwelmende uitputting die haar geest en lichaam zo lang had geteisterd. Dit was de derde opeenvolgende nacht dat ze goed had geslapen, verwarmd door het lijf van haar man. Ze waren gelukkig allebei van de irritante zuurstofslangetjes in hun gezicht af. Het was vanochtend koel in hun hoekkamer, op de eerste verdieping van de oude stenen verbouwde kazerne, en heel stil. Het raam aan de voorkant stond open en keek uit over het heldergroene grasveld, dat zich uitstrekte in de mist die het meer en het dorp en de heuvels aan de overkant aan het gezicht onttrok. De vochtige ochtendlucht voelde aangenaam aan, en vormde een mooi contrast met het veren dekbed. Toen ze ging zitten, tintelde het nieuwe roze litteken op haar buik alleen maar even.

Droesjnakovi stak haar hoofd om de deur. ‘Mevrouw?’ riep ze zachtjes, en toen zag ze dat Cordelia rechtop zat, met haar blote voeten over de rand van het bed. Cordelia zwaaide haar voeten heen en weer om de bloedsomloop op gang te brengen. ‘O, mooi, u bent wakker.’ Droe duwde met haar schouder de deur open, want ze droeg een groot en veelbelovend dienblad. Ze had een van haar gemakkelijker jurken aan, met een wijde zwierige rok, en een warm gevoerd, geborduurd vest. Haar voetstappen weerklonken op de brede houten vloerplanken en werden daarna gedempt door het met de hand geweven tapijt toen ze door de kamer liep.

‘Ik heb honger,’ zei Cordelia verbaasd toen de geuren van het blad haar neus prikkelden. ‘Ik geloof dat dat voor het eerst in drie weken is.’ Drie weken, sinds die gruwelijke nacht in Huize Vorkosigan. Droe glimlachte en zette het dienblad neer op de tafel bij het raam aan de voorkant. Cordelia trok een ochtendjas en sloffen aan en liep naar de koffiepot. Droe bleef bij haar in de buurt, alsof ze klaarstond om haar op te vangen als ze viel, maar Cordelia voelde zich vandaag veel minder gammel. Ze ging zitten en stak haar hand uit naar de dampende grutjes met boter, en naar een kan warme stroop die de Barrayaranen maakten van ingekookt sap van bomen. Heerlijk voedsel. ‘Heb jij al gegeten, Droe? Wil je koffie? Hoe laat is het?’ De lijfwacht schudde haar blonde hoofd. ‘Ik hoef niets, mevrouw. Het is een uur of elf.’

Droesjnakovi had de afgelopen paar dagen hier op Vorkosigan Surleau deel uitgemaakt van de vanzelfsprekende achtergrond. Cordelia merkte dat ze bijna voor het eerst echt naar het meisje keek sinds ze het KeiMil had verlaten. Droe was net zo oplettend en alert als altijd, maar met een onderliggende spanning, nog steeds de sluipende manier van doen omdat ze zichzelf een slechte lijfwacht vond. Misschien kwam het alleen doordat ze zich beter voelde, maar Cordelia had het zelfzuchtige verlangen dat de mensen om zich heen zich ook beter zouden voelen, al was het alleen maar om haar niet weer neerslachtig te maken.

‘Ik voel me vandaag veel minder suf. Gisteren heb ik met kapitein Vaagen gesproken, via het companeel. Hij denkt dat hij de eerste tekenen van een hernieuwde kalktoename ziet in de moleculen van Pjotr Miles. Zeer bemoedigend, als je weet hoe je Vaagen moet interpreteren. Hij biedt geen valse hoop, maar van het weinige dat hij zegt, kun je op aan.’

Droe sloeg haar ogen op uit haar schoot en zorgde ervoor dat de verwachte glimlach verscheen op haar sombere gelaat. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik vind het idee van kunstmatige baarmoeders zo raar. Zo vreemd.’

‘Niet zo raar als wat de evolutie ons zomaar willekeurig heeft opgelegd,’ zei Cordelia met een grijns. ‘Goddank dat er technologie en rationele uitvindingen bestaan. Ik weet nu waarover ik het heb.’

‘Mevrouw… hoe bent u erachter gekomen dat u in verwachting was? Miste u een maandstonde?’

‘Een menstruatie? Nee, dat was het niet.’ Ze dacht terug aan afgelopen zomer. Deze zelfde kamer, dat onopgemaakte bed om precies te zijn. Aral en zij zouden hier binnenkort weer intiem kunnen zijn, hoewel het iets minder pikant zou zijn zonder voortplanting als doel. ‘Aral en ik dachten dat we ons hier permanent gevestigd hadden, afgelopen zomer. Hij was buiten dienst, ik was buiten dienst… geen belemmeringen. Ik was al tamelijk oud voor de organische methode, die hier op Barrayar de enige beschikbare leek te zijn; bovendien wilde hij snel beginnen. Dus heb ik een paar weken nadat we getrouwd waren mijn voorbehoed-implantaat laten verwijderen. Dat gaf me een zondig gevoel, want thuis had ik het alleen kunnen laten verwijderen als ik een vergunning had gekocht.’

‘Echt waar?’ Droe luisterde verbaasd en gefascineerd. ‘Ja, dat is een wettelijke vereiste op Kolonie Bèta. Je moet eerst een oudervergunning aanvragen. Ik heb mijn implantaat sinds mijn veertiende gehad. Ik was toen één keer ongesteld geworden, herinner ik me. We schakelen dat uit totdat we het nodig hebben. Ik heb mijn implantaat gekregen, mijn maagdenvlies is opengesneden, ik kreeg gaatjes in mijn oren en had mijn debutantenfeest…’