Выбрать главу

‘Heb je gezien wat er met je moeder is gebeurd, Gregor?’ fluisterde Cordelia tegen hem.

‘De soldaten hebben haar meegenomen.’ Zijn stemmetje was dun en vlak.

De overbelaste lichtvlieger steeg met sprongetjes op, en Bothari koerste in grote lijnen heuvelopwaarts; het toestel zwalkte slechts een paar meter boven de grond. Het jankte en kreunde en rammelde. Inwendig deed Cordelia hetzelfde. Ze draaide zich om en keek door de verwrongen kap naar achteren voor een blik — een laatste blik — op Aral, die zich had omgedraaid en zich in looppas naar de oprijlaan repte, waar zijn soldaten een bonte verzameling privé- en regeringsvoertuigen bijeenbrachten. Waarom nemen we er daar niet een van? ‘Als je over de tweede kam heen bent, ga dan naar rechts als je kunt, sergeant,’ instrueerde Pjotr Bothari. ‘Volg de kreek.’ Takken sloegen tegen de kap toen Bothari minder dan een meter boven het kabbelende water en de scherpe rotsblokken vloog. ‘Land op die kleine open plek daar en zet de motor af,’ gelastte Pjotr. ‘Verwijder alle elektrisch aangedreven voorwerpen die je bij je draagt.’ Hij ontdeed zich van zijn chrono en een comlink. Cordelia legde haar chrono af.

Bothari zette de vlieger voorzichtig neer naast de kreek, onder een paar van de aarde geïmporteerde bomen die hun bladeren slechts gedeeltelijk hadden laten vallen en vroeg: ‘Vallen daar ook wapens onder, meneer?’

‘Vooral wapens, sergeant. De accu van een bedwelmer ziet er op een scanner uit als een fakkel. De batterij van een plasmaboog licht op als een vreugdevuur.’

Bothari viste er twee van elk van zijn lijf, plus andere nuttige apparaten: een handtrekker, zijn comlink, zijn chrono en een of ander klein toestel om diagnoses te stellen. ‘Mijn mes ook, meneer?’

‘Een vibrames?’

‘Nee, alleen staal.’

‘Hou dat maar.’ Pjotr boog zich over het bedieningspaneel van de lichtvlieger en begon de automatische piloot te herprogrammeren, iedereen eruit. Sergeant, zorg dat de kap half open blijft staan.’ Bothari vervulde deze taak met behulp van een kiezelsteen die hij met kracht in de sponning sloeg waar de kap in hoorde te vallen, en toen draaide hij zich razendsnel om vanwege een geluid uit het kreupelhout.

‘Ik ben het,’ klonk de hijgende stem van wapendrager Esterhazy. Esterhazy, die veertig jaar oud was, nog een jongeman vergeleken bij sommige van Pjotrs andere grijze veteranen, hield zichzelf in topconditie; hij moest wel heel hard gerend hebben om zo buiten adem te zijn. ‘Ik heb ze, meneer.’

De ‘ze’ in kwestie bleken vier van Pjotrs paarden te zijn, die aan elkaar waren vastgebonden met koorden die bevestigd waren aan de metalen staven in hun mond die de Barrayaranen ‘bitten’ noemden. Cordelia vond het maar zeer kleine besturingspanelen voor zulke grote transportmiddelen. De enorme beesten bewogen nerveus, stampten en schudden rinkelend hun hoofd, met hun rode neusgaten rond en wijd opengesperd, onheilspellende volumineuze gestaltes in de begroeiing.

Pjotr was klaar met het herprogrammeren van de automatische piloot. ‘Bothari, kom eens,’ zei hij. Samen manoeuvreerden ze Negri’s lichaam terug in de stoel van de piloot en gespten hem de veiligheidsgordel om. Bothari startte de luchtvlieger en sprong eruit. Hij steeg slingerend op, botste bijna tegen een boom aan en hotste terug over de heuvelrug. Pjotr, die stond te kijken hoe hij opsteeg, mompelde zachtjes: ‘Groet hem voor me, Negri.’

‘Waar stuurt u hem heen?’ vroeg Cordelia. Het walhalla?

‘Naar de bodem van het meer,’ zei Pjotr met enige tevredenheid. ‘Daar zullen ze een hele puzzel aan hebben.’

‘Zullen de achtervolgers hem niet opsporen? En hem er weer uithijsen?’

‘Uiteindelijk wel. Maar als het goed is, komt hij neer in het deel dat tweehonderd meter diep is. Daar zullen ze tijd voor nodig hebben. En ze zullen in eerste instantie niet weten wanneer hij is neergestort en hoeveel lichamen eruit ontbreken. Ze zullen dat hele deel van de bodem van het meer moeten afzoeken om zich ervan te vergewissen dat Gregor daar niet ligt. En als je iets niet vindt, is dat nooit echt afdoend bewijs, hè? Zelfs dan zullen ze het nog niet zeker weten. Naar de paarden, mensen, we gaan op weg.’ Hij liep vastberaden naar zijn dieren. Cordelia volgde hem weifelend. Paarden. Zou je ze slaven, symbionten of commensalen moeten noemen? Die waar Esterhazy haar heen leidde, was tot aan de rug gemeten ongeveer een meter vijftig hoog. Het zadel bevond zich op gelijke hoogte met haar kin; hoe zou ze daar ooit op moeten komen? Het paard zag er van zo dichtbij veel groter uit dan als het schilderachtig stond te grazen in de wei, ver weg. De bruine behaarde huid van zijn schouder huiverde plotseling. O god, ze hebben me een defecte gegeven, hij krijgt stuiptrekkingen… Er ontsnapte haar een zacht kreetje.

Bothari was op een of andere manier op het zijne geklommen. Hij werd in elk geval niet overweldigd door de afmetingen van het dier. Met zijn lengte deed hij het volgroeide beest op een pony lijken. Als stadsmens was Bothari niet gewend aan paarden en hij leek een en al knieën en ellebogen, ondanks de rijlessen die Pjotr hem had weten op te dringen in de maanden dat hij bij hem in dienst was geweest. Maar hij had zijn rijdier duidelijk onder bedwang, hoe onbeholpen en ruw zijn bewegingen ook waren.

‘Jij gaat voorop, sergeant,’ zei Pjotr tegen hem. ‘Ik wil dat we zo ver uit elkaar rijden dat we elkaar nog net kunnen zien. Niet op een kluitje. Volg het pad naar de platte rots, je weet wel waar en wacht daar op ons.’

Bothari trok met een ruk het hoofd van zijn paard de andere kant op en schopte het in zijn flanken, waarna hij het bospad af klepperde in de tred die je zitvlak op en neer deed bonken en die een ‘handgalop’ heette.

De zogenaamd krakerige Pjotr zwaaide zich in één vloeiende beweging in het zadel; Esterhazy gaf hem Gregor aan en Pjotr hield de jongen voor zich vast. Gregor leek zowaar een beetje op te vrolijken bij de aanblik van de paarden, Cordelia kon zich niet voorstellen waarom. Pjotr deed schijnbaar helemaal niets, maar zijn paard ging keurig klaarstaan om het pad op te lopen. Telepathie, concludeerde Cordelia in het wilde weg. Ze zijn hier gemuteerd tot telepaten en hebben me dat nooit verteld… Of misschien had het paard wel telepathische gaven. ‘Kom op, vrouwmens, jij bent de volgende,’ snauwde Pjotr haar ongeduldig toe.

Wanhopig stak Cordelia haar voet door hoe-heet-zo’n-ding-ook-weer, de stijgbeugel, greep zich vast en hees zich op. Het zadel gleed langzaam om de buik van het paard, samen met Cordelia, totdat ze eronder hing, in een woud van paardenbenen. Ze viel met een dreun op de grond en kroop snel uit de weg. Het paard draaide zijn nek om en tuurde naar haar, met een wanhoop die veel milder was dan de hare, en stak toen zijn rubberachtige lippen uit naar de grond en begon aan wat onkruid te knabbelen. ‘O, god,’ kreunde Pjotr geërgerd.

Esterhazy steeg weer af en rende op haar af om haar overeind te helpen. ‘Mevrouw. Is alles goed met u? Sorry, dat was mijn fout, ik had het u eerder moeten vragen, eh, hebt u nog nooit paardgereden?’

‘Nooit,’ bekende Cordelia. Hij trok haastig het zadel los, legde het weer op de juiste plaats en bevestigde het extra stevig. ‘Misschien kan ik lopen. Of rennen.’ Of mijn polsen doorsnijden. Aral, waarom heb je me met deze dollemannen op pad gestuurd?

‘Het is heus niet zo moeilijk, mevrouw,’ beloofde Esterhazy haar. ‘Uw paard zal de andere volgen. Rose is de zachtaardigste merrie van de hele stal. Heeft ze geen lief gezicht?’

Kwaadaardige bruine ogen met een paarse kern negeerden Cordelia. ‘Ik kan het niet.’ Haar adem stokte in een snik, de eerste van deze afgrijselijke dag.