Wat betekent ‘meteen door naar boven’?Maar het was duidelijk dat Kly gelijk had; hun hele veiligheid was gebaseerd op hun anonimiteit, hun onzichtbaarheid. Hoe sneller ze uit het zicht waren, hoe beter. ‘Ga maar voorop, majoor.’
Het duurde zes uur. Kort voordat ze hun bestemming bereikten, werd Bothari’s paard kreupel. Hij steeg af en trok het mee. Het hinkte en zwaaide met zijn hoofd. Cordelia ging ook lopen om de spanning in haar pijnlijke benen te verminderen en om zichzelf warm en wakker te houden in de kille duisternis. Gregor viel in slaap en tuimelde van het paard, huilde om zijn moeder, en viel weer in slaap toen Kly hem voor zich zette om hem beter vast te kunnen houden. Bij de laatste klim raakte Cordelia buiten adem en sloeg haar hart op hol, ook al hing ze aan de stijgbeugel van Rose om zich te laten helpen. Beide paarden bewogen als oude vrouwtjes met artritis en strompelden hortend voort; alleen de aangeboren kuddegeest van de dieren zorgde ervoor dat ze Kly’s robuuste paard bleven volgen.
Plotseling werd de klim een afdaling, over een bergrug een grote vallei in. De boomgroei werd karig en onregelmatig, onderbroken door bergweiden. Cordelia voelde dat de open ruimte zich om haar heen uitstrekte, eindelijk had het landschap echt de schaal van de bergen, grote kloven van schaduw, enorme steenmassa’s, zo stil als de eeuwigheid. Er smolten drie sneeuwvlokken op haar omhoogstarende gezicht. Aan de rand van een vaag zichtbaar groepje bomen bleef Kly staan. ‘Einde van de rit, mensen.’
Cordelia leidde een slaapwandelende Gregor het hutje in, zocht op de tast een bed en rolde hem erin. Hij jammerde in zijn slaap toen ze de dekens over hem heen trok. Ze stond op haar benen te zwaaien, geestelijk verdoofd, schopte in een laatste vlaag van helderheid haar sloffen uit en klom naast hem in bed. Zijn voeten waren zo koud ais die van een diepgevroren lijk. Toen ze die tegen haar lichaam opwarmde, veranderde zijn gebibber langzamerhand in een diepere slaap. Ze was er zich vagelijk van bewust dat Kly, Bothari of wie dan ook een vuur had gemaakt in de open haard. Arme Bothari, hij was al precies net zo lang wakker als zij. In zuiver militair opzicht was hij haar man; ze moest ervoor zorgen dat hij at, zijn voeten verzorgde, sliep… dat moest ze, dat moest ze…
Cordelia schrok wakker en ontdekte dat de beweging die haar gewekt had afkomstig was van Gregor, die naast haar rechtop was gaan zitten en wazig en gedesoriënteerd in zijn ogen wreef. Er stroomde licht naar binnen door twee vuile ramen aan weerszijden van de houten voordeur. De blokhut — twee van de muren leken te zijn gemaakt van hele boomstammen die waren opgestapeld — bestond uit slechts één ruimte. In de grijze stenen haard tegen een van de muren stonden een ketel en een pan met een deksel op een rooster boven een bed van gloeiende kooltjes. Cordelia bracht zich weer in herinnering dat hout hier voor armoede stond, niet voor rijkdom. Ze moesten gisteren wel tien miljoen bomen voorbij zijn gereden.
Ze ging zitten en haar adem stokte van de pijn van de melkzuur-opeenhoping in haar spieren. Ze rekte haar benen uit. Het bed was een net van touw dat over een frame was gespannen en waar eerst een met stro gevuld matras en dan een met veren gevuld matras op lag. Zij en Gregor hadden het in elk geval lekker warm, in hun nestje. Het rook stoffig in de kamer, met een vleugje van de aangename geur van brandend hout.
Er weerklonken voetstappen op de planken van de veranda buiten, en Cordelia greep in plotselinge paniek Gregors arm. Wegrennen kon niet en die zwarte ijzeren pook zou maar een armzalig wapen zijn tegen een bedwelmer of zenuwvernietiger, maar de voetstappen waren van Bothari. Hij glipte door de deur, samen met een windstoot van buiten. Zijn grof genaaide jasje van geelbruine stof moest geleend zijn van Kly, te zien aan de manier waarop zijn magere polsen naar buiten staken onder de omgeslagen manchetten. Hij zou gemakkelijk voor een man uit de bergen kunnen doorgaan, zolang hij zijn mond maar dichthield om zijn stadsaccent te verbergen.
Hij knikte hen toe. ‘Mevrouw. Sire.’ Hij knielde neer bij de open haard, keek even onder het deksel van de pan en controleerde de temperatuur van de ketel door zijn grote hand er een paar centimeter boven te houden. ‘Er zijn grutten met stroop,’ zei hij. ‘Warm water. Kruidenthee. Gedroogd fruit. Geen boter.’
‘Wat is er gebeurd?’ Cordelia wreef haar gezicht wakker en zwaaide haar benen over de rand van het bed, met het plan naar de kruidenthee te strompelen.
‘Niet veel. De majoor heeft zijn paard een tijdje laten rusten en is voordat het licht werd weer vertrokken, om zich aan zijn schema te houden. Sinds die tijd is het heel stil.’
‘Heb jij al wat geslapen?’
‘Een paar uur, geloof ik.’
De thee moest wachten terwijl Cordelia de keizer meenam de heuvel af naar Kly’s gemakhuisje. Gregor trok zijn neus op en keek onzeker naar de wc-pot van volwassen formaat. Terug op de veranda van de blokhut zorgde Cordelia ervoor dat hij zijn handen en gezicht waste bij een gedeukte metalen wasbak.
Toen ze haar gezicht droog en haar beeld helder had geveegd met een handdoek, bleek het uitzicht vanaf de veranda magnifiek te zijn. Het halve district van de Vorkosigans leek beneden hen uitgespreid te liggen, de bruine heuvels en de groen-met-geel gevlekte, bewoonde vlakten daaronder. ‘Is dat ons meer?’ Cordelia knikte naar een zilveren glinstering in de heuvels, vlak bij de grens van haar gezichtsveld, ‘ik geloof het wel,’ zei Bothari, die zijn ogen tot spleetjes kneep. Wat ver, om te voet zo snel te zijn gekomen. Wat angstwekkend dichtbij, in een lichtvlieger… Nou ja, je kon in elk geval zien wat er aankwam.
De warme grutten met stroop, geserveerd op een wit bord met een barst erin, smaakten heerlijk. Cordelia goot kruidenthee naar binnen en besefte dat ze gevaarlijk uitgedroogd was geraakt. Ze moedigde Gregor aan te drinken, maar hij vond de scherpe smaak van de thee niet lekker. Bothari leek bijna overweldigd door schaamte dat hij geen melk uit de lucht kon toveren op verzoek van zijn keizer. Cordelia loste het dilemma op door de thee zoeter te maken met stroop, waardoor hij aanvaardbaar werd.
Tegen de tijd dat ze klaar waren met hun ontbijt, de paar borden en het bestek hadden afgewassen en het beetje afwaswater over de reling van de veranda hadden gegooid, was de veranda genoeg opgewarmd door de ochtendzon om er te kunnen zitten.
‘Kruip jij maar in bed, sergeant. Ik hou de wacht wel. Eh… heeft Kly nog suggesties gedaan over wat we moeten doen als we hier door een vijandig iemand worden overvallen voordat hij terug is? Het ziet er een beetje uit alsof de plekken om naar te vluchten op zijn.’
‘Niet helemaal, mevrouw. Er zijn wat grotten, in dat lapje bos daarachter. Een oude schuilplaats voor guerrillastrijders. Kly heeft me er gisteravond mee naartoe genomen en me de ingang laten zien.’ Cordelia zuchtte. ‘Goed. Ga slapen, sergeant, want later hebben we je vast weer nodig.’
Ze ging in een van de houten stoelen in de zon zitten, zodat in elk geval haar lichaam uitrustte, ook al deed haar geest dat niet. Ze spande haar ogen en oren in om elk spoor op te merken van een lichtvlieger of zwaardere luchtmobiel in de verte. Ze bond vodden om Gregors voeten bij wijze van geïmproviseerde schoenen, en hij wandelde rond en onderzocht alles. Ze ging met hem mee naar de schuur om naar de paarden te kijken. Het dier van de sergeant was nog steeds heel kreupel en Rose bewoog zo weinig mogelijk, maar ze hadden voer in de vorm van een hooischelf en water uit een beekje dat langs de rand van hun omheinde stukje land liep. Het andere paard van Kly, een magere en gezond ogende vos, leek de paardeninvasie te gedogen en hapte alleen als Rose te dicht naar zijn kant van de hooischelf kwam. Cordelia en Gregor zaten op de trap van de veranda toen de zon haar hoogtepunt bereikte; de temperatuur was nu aangenaam. Het enige geluid in de uitgestrekte vallei, afgezien van een briesje door de takken, was het gesnurk van Bothari, dat door de muren van de blokhut weerklonk. Cordelia bedacht dat dit het meest ontspannen moment was dat ze voorlopig kon verwachten en durfde Gregor eindelijk te ondervragen over wat hij had gezien — haar enige ooggetuigenverslag — van de staatsgreep in de hoofdstad. Ze werd er niet veel wijzer van; Gregors vijl jaar oude ogen zagen heel goed wat er gebeurde, maar het waaróm ontging hem. Op een hoger niveau had zij hetzelfde probleem, moest Cordelia zichzelf spottend toegeven. ‘De soldaten kwamen. De kolonel zei tegen mama en mij dat we mee moesten komen. Een van onze livreiknechten kwam binnen. De kolonel schoot op hem.’