Выбрать главу

‘Wat betekent dat?’

‘Het betekent dat we niets hebben gehoord,’ bracht Droesjnakovi nors tussenbeide.

Kodelka wierp haar een woedende blik toe, die ze afschudde met een rukje van haar schouder.

‘Geen nieuws kan goed nieuws zijn,’ vervolgde Kodelka. ‘Het is natuurlijk waar dat Vordarian de hoofdstad bezet houdt…’

‘En dus ook het KeiMil, ja,’ zei Cordelia.

‘Maar hij publiceert namen van alle gijzelaars die verwanten zijn van ons militair gezag, en uw kind wordt nergens genoemd op die lijsten. De admiraal denkt dat Vordarian gewoon niet beseft dat datgene wat in de replicator is gegaan, levensvatbaar is. Dat hij niet weet wat hij in handen heeft.’

‘Nog niet,’ zei Cordelia bits.

‘Nog niet,’ gaf Kodelka met tegenzin toe.

‘Goed. Ga verder.’

‘De situatie is globaal gezien niet zo slecht als we in het begin vreesden. Vordarian houdt Vorbarr Sultana bezet, zijn eigen district en de militaire bases daar, en hij heeft troepen in het district van de Vorkosigans, maar hij heeft maar een stuk of vijf districtsgraven als overtuigde bondgenoten. Ongeveer vijftig van de andere graven zitten vast in de hoofdstad, en we weten niet aan wie ze werkelijk trouw zijn zolang Vordarian een wapen op hun hoofd gericht houdt. De meeste van de drieëntwintig overblijvende districten hebben hun eed aan de heer regent herhaald. Hoewel er een paar zijn die ons aan het lijntje houden, omdat ze familie in de hoofdstad hebben of zich in een riskante strategische positie bevinden als mogelijk slagveld.’

‘En de strijdkrachten in de ruimte?’

‘Ja, mevrouw, daar wilde ik net over beginnen. Meer dan de helft van hun bevoorrading loopt via de ruimteveerhavens in Vordarians district. Op het ogenblik wachten ze nog af of er zich een duidelijk resultaat aftekent, in plaats van daar zelf voor te komen zorgen. Maar ze hebben geweigerd om Vordarian openlijk te steunen. Het is een evenwicht, en degene die dat in zijn richting kan doen overhellen, zal een aardverschuiving veroorzaken. Admiraal Vorkosigan schijnt er alle vertrouwen in te hebben.’ Cordelia kon niet uit de toon van de luitenant opmaken of hij dat vertrouwen volledig deelde. ‘Maar dat moet hij natuurlijk ook. Voor het moreel. Hij zegt dat Vordarian de oorlog heeft verloren op het moment dat Negri wist te ontsnappen met Gregor, en dat de rest alleen gemanoeuvreer is om de verliezen te beperken. Maar Vordarian heeft prinses Kareen.’

‘Ongetwijfeld een van de verliezen die Aral heel graag wil beperken. Is ze in orde? Hebben Vordarians bullebakken haar niets gedaan?’

‘Voor zover we weten niet. Ze schijnt huisarrest te hebben in haar eigen vertrekken in de keizerlijke residentie. Een paar van de belangrijkste gijzelaars zijn daar ondergebracht.’

‘Ik snap het.’ Ze wierp in de schemerige cabine een zijdelingse blik op Bothari, wiens gelaatsuitdrukking niet veranderde. Ze verwachtte dat hij naar Elena zou vragen, maar hij zei niets. Droesjnakovi staarde somber de nacht in nu het gesprek op Kareen was gekomen. Hadden Ko en Droe zich verzoend? Ze leken koel, beleefd, een en al plichtsbesef en volledig in functie. Maar wat voor oppervlakkige verontschuldigingen er ook waren gemaakt, Cordelia voelde dat die geen helende werking hadden gehad. De verborgen adoratie en bereidheid tot vertrouwen was volledig verdwenen uit de blauwe ogen die nu en dan vanaf het bedieningspaneel heen en weer schoten naar de man in de passagiersstoel. Droes blikken waren enkel behoedzaam. Voor hen uit gloeiden er lichtjes op de grond, de fonkeling van een middelgrote stad, en daarachter de warrige geometrische patronen van een uitgestrekte militaire ruimteveerhaven. Droe controleerde de ene code na de andere terwijl ze naderbij kwamen. Ze daalden spiraalsgewijs naar een landingsplatform dat voor hen oplichtte, wemelend van de gewapende bewakers. De vliegers die hen hadden begeleid, passeerden boven hun hoofden op weg naar hun eigen landingsbanen. De bewakers omringden hen toen ze uit de vlieger stapten, en brachten hen zo snel als Kodelka’s tred toeliet naar een hefbuis. Ze gingen naar beneden, namen een zijgang en gingen weer naar beneden, een stel klapdeuren door. Het was duidelijk dat er op de basis Tanery een versterkte ondergrondse commandopost was. Welkom in de bunker. En toch werd Cordelia een angstaanjagend en verwarrend ogenblik lang bij de keel gegrepen door een vleugje vertrouwdheid. Op Kolonie Bèta werd heel wat meer zorg besteed aan de binnenhuisarchitectuur dan in deze kale gangen was gedaan, maar verder was het net alsof ze afdaalde naar het niveau van de openbare voorzieningen in een of andere ondergrondse Bètaanse stad, veilig en koel… Ik wil naar huis. Er stonden drie officieren in groene uniformen te praten in een gang. Een ervan was Aral. Hij zag haar. ‘Bedankt, u kunt gaan, lieren,’ zei hij midden in iemands zin, en toen wat overdachter: ‘We zullen hier binnenkort op terugkomen.’ Maar ze bleven rondhangen om te zien wat er gebeurde.

Ze zag niets ernstigers aan hem dan dat hij moe was. Ze had met hem te doen, en aan de andere kant… Door jou te volgen ben ik hier terechtgekomen. Niet op het Barrayar waarop ik had gehoopt, maar op het Barrayar dat ik vreesde.

Met een geluidloos ha! omhelsde hij haar; hij trok haar stevig tegen zich aan. Ze sloeg haar armen om hem heen. Zo is het goed. Ga weg, wereld. Maar toen ze opkeek wachtte de wereld nog steeds op hen, in de vorm van zeven toeschouwers met agenda’s.

Hij hield haar op armlengte en bekeek haar bezorgd van top tot teen. ‘Je ziet er vreselijk uit, lieve kapitein.’

Hij was in elk geval beleefd genoeg om niet te zeggen: je ruikt vreselijk. ‘Niets dat een bad niet kan verhelpen.’

‘Dat bedoelde ik niet. Naar de ziekenboeg met jou, voor al het andere.’ Hij draaide zich om en zag dat sergeant Bothari vooraan in de rij stond.

‘Meneer, ik moet rapport uitbrengen aan mijn heer de graaf,’ zei Bothari.

‘Vader is er niet. Hij is op een diplomatieke missie namens mij, naar een paar van zijn oude maten. Ko, kom hier, neem Bothari mee en zorg ervoor dat hij een kamer krijgt, consumptiebonnen, pasjes en kleren. Ik verwacht je persoonlijke rapport onmiddellijk nadat ik voor Cordelia heb gezorgd, sergeant.’

‘Ja, meneer.’ Kodelka leidde Bothari weg.

‘Bothari was verbazingwekkend,’ vertrouwde Cordelia Aral toe. ‘Nee, dat is niet eerlijk. Bothari was Bothari, en het had me niets hoeven verbazen. We zouden het niet gered hebben zonder hem.’ Aral knikte met een glimlachje. ‘Ik dacht wel dat hij goed voor je zou zorgen.’

‘Dat heeft hij inderdaad gedaan.’

Droesjnakovi, die haar oude positie aan Cordelia’s zijde had ingenomen op het moment dat Bothari die verliet, schudde ongelovig haar hoofd en volgde toen Aral Cordelia meenam de gang door. De rest van de stoet volgde wat onzeker. ‘Heb je al iets gehoord van Illyan?’ vroeg Cordelia. ‘Nog niet. Heeft Ko je op de hoogte gebracht?’

‘In grote lijnen, voorlopig goed genoeg. Er is zeker ook nog niets bekend over Padma en Alys Vorpatril?’

Hij schudde met spijt zijn hoofd. ‘Maar ze staan ook niet op de lijst van gijzelaars van Vordarian. Ik denk dat ze zich in de stad verborgen houden. Vordarians kant is zo lek als een mandje, waar het informatie betreft, dus we zouden het weten als er zo’n belangrijke aanhouding zou zijn geweest. Ik vraag me alleen wel af of onze kant ook zo poreus is. Dat is het probleem met zo’n verdomde burgeroorlog: iedereen heeft wel een broer…’

Een stem riep luid door de gang: ‘Meneer! O, meneer!’ Alleen Cordelia voelde Aral ineenkrimpen, doordat zijn arm schokte onder haar hand.

Een staflid van het hoofdkwartier kwam met een grote man in een zwart uniform met kolonelsinsignes op de kraag op hen afgelopen. ‘Daar bent u, meneer. Kolonel Gerould is hier zojuist aangekomen uit Marigrad.’

‘O. Mooi zo. Ik moet nu met deze man praten…’ Aral keek gehaast om zich heen en zijn oog viel op Droesjnakovi. ‘Droe, breng Cordelia alsjeblieft naar de ziekenzaal voor mij. Zorg dat ze wordt nagekeken, zorg dat ze…. Zorg voor alles.’