Выбрать главу

Cordelia had zich even afgevraagd wat zijn behoedzame blik op Droesjnakovi betekende, totdat ze zich herinnerde dat Droe’s vader een militair was. Ko had wel gepraat over zijn zuster en zijn moeder, die weduwe was, maar pas op dat moment besefte Cordelia dat Ko bij het ophalen van herinneringen zijn vader had weggelaten uit gêne, niet uit een gebrek aan genegenheid tussen hen. Kodelka had zijn veto uitgesproken over de keuze van een vleeswagen als transportmiddeclass="underline" ‘Het is waarschijnlijker dat die wordt aangehouden door Vordarians bewakers,’ had hij uitgelegd, ‘zodat ze de chauffeur wat biefstukken kunnen afpersen.’ Cordelia wist niet zeker of hij sprak uit ervaring in het leger of in de voedselbranche, of beide. Ze was in elk geval blij dat ze niet hoefde mee te rijden met weerzinwekkende ingevroren karkassen. Ze kleedden zich zo goed mogelijk voor hun rol door de kleren uit de reistas en die ze aanhadden te verdelen. Bothari en Kodelka speelden twee recent ontslagen veteranen die hun droevige lot wilden verbeteren, en Cordelia en Droe twee vrouwen van het platteland die met hen optrokken. De vrouwen waren uitgedost in een realistisch eigenaardige combinatie van versleten bergkleding en afdankertjes van de rijken die eruitzagen alsof ze gekocht waren in een tweedehands winkel. Ze bereikten de juiste toets van een slechte pasvorm, als vrouwen die de kleding niet nieuw hebben gekocht, door kledingstukken te ruilen. Cordelia sloot uitgeput haar ogen, hoewel ze zeker niet in slaap zou kunnen vallen. De tijd tikte in haar geest. Het had hun twee dagen gekost om tot hier te komen. Zo dicht bij hun doel, zo ver van succes… Ze sperde haar ogen weer open toen de vrachtmobiel tot stilstand kwam en met een dreun op de grond zakte.

Bothari stak zijn hoofd voorzichtig door de opening naar de chauffeurscabine. ‘We gaan er hier uit,’ riep hij zacht. In een rij kwamen ze naar buiten en lieten zich op de rand van de stadsstoep zakken. Hun adem vormde wolkjes in de kou. Het was nog donker, vlak voor zonsopgang, en er waren minder lampen aan dan Cordelia dacht dat er hoorden te zijn. Bothari wuifde de mobiel verder. ‘Ik vond dat we maar niet helemaal moesten meerijden naar de Centrale Markt,’ gromde Bothari. ‘De chauffeur zegt dat het daar wemelt van Vorbohns stadswachten, om deze tijd van de dag, als de nieuwe voorraden binnenkomen.’

‘Verwachten ze voedselrellen?’ vroeg Cordelia.

‘Ongetwijfeld, en ze willen hun eigen aandeel graag bijtijds veilig stellen,’ zei Kodelka. ‘Vordarian zal binnenkort het leger moeten inzetten, voordat de zwarte markt al het voedsel uit het rantsoeneringssysteem zuigt.’ In de ogenblikken dat hij vergat zich uit te geven voor een nep-Vor, gaf Ko blijk van een verbazingwekkend en gedetailleerd inzicht in de economie van de zwarte handel. Hoe zou een kruidenier anders de opleiding hebben kunnen betalen die zijn zoon toegang zou verschaffen tot de zeer prestigieuze Keizerlijke Militaire Academie? Cordelia grinnikte zachtjes en keek naar beide kanten de straat in. Het was een oud deel van de stad, gebouwd vóór de tijd van de hefbuizen, dus er waren geen gebouwen hoger dan zes verdiepingen. Armoedig, met afvoerbuizen en elektriciteit en lichtpijpen die over de gevels liepen, naderhand pas toegevoegd.

Bothari ging voorop en leek te weten waar hij heen ging. De staat van het onderhoud ging er niet op vooruit, in de richting van hun tocht. Straten en stegen werden smaller en er hing een vochtige geur van rotting, met af en toe een vleugje urine. Er waren steeds minder straatlantaarns. Droe liet haar schouders hangen. Kodelka greep zijn stok stevig vast.

Bothari bleef staan voor een smalle, slecht verlichte deur met een handgeschreven bord, kamers, erboven. ‘Dit lijkt me wel wat.’ De deur, een oud niet-automatisch exemplaar dat aan scharnieren hing, was op slot. Hij rammelde eraan en klopte toen. Na lange tijd ging er een klein deurtje in de deur open, en wantrouwige ogen gluurden naar buiten. ‘Wat wil je?’

‘Kamers.’

‘Op dit uur? Vergeet het maar.’

Bothari trok Droe naar voren. De strook licht uit de opening speelde over haar gezicht.

‘Hm,’ gromde de stem, gedempt door de deur. ‘Nou…’ Wat gerinkel van kettingen, het knarsende geluid van metaal, en de deur zwaaide open.

Ze dromden een nauw halletje in met daarin een trap, een bureau en een poort die toegang bood tot een donkere kamer. Hun gastheer werd nog knorriger toen hij hoorde dat ze met z’n vieren maar één kamer wilden. Maar hij was niet verbaasd; blijkbaar verleende hun echte wanhoop hun voorgewende armoede een overtuigend tintje. Met de twee vrouwen en vooral Kodelka in het gezelschap, leek niemand de conclusie te trekken dat ze geheim agenten waren.

Ze installeerden zich in een nauw, goedkoop bovenkamertje en Ko en Droe mochten als eersten de bedden gebruiken. Terwijl het ochtendgloren door het raam naar binnen sijpelde, volgde Cordelia Bothari terug naar beneden om iets te eten te zoeken.

‘Ik had moeten beseffen dat we proviand mee hadden moeten nemen, naar een belegerde stad,’ mompelde Cordelia.

‘Zo erg is het nog niet,’ zei Bothari. ‘Eh… het is beter als u niets zegt, mevrouw. Uw accent.’

‘Juist. In dat geval moet jij maar proberen een gesprek aan te knopen met die man, als dat lukt. Ik wil horen hoe er hier tegen de toestand wordt aangekeken.’

Ze vonden de herbergier, of wat hij ook was, in het kamertje achter de boog, dat te oordelen naar de aanwezige bar en de paar gehavende tafels met stoelen, dienst deed als bar en eetzaal. De man verkocht hun met tegenzin wat luchtdicht verpakt voedsel en flesjes drinken tegen een exorbitant hoge prijs terwijl hij klaagde over de rantsoenering en viste naar informatie over hen.

‘Ik heb dit tochtje al maanden willen maken,’ zei Bothari, die tegen de bar leunde, ‘maar die verdomde oorlog heeft het steeds verpest.’ De herbergier maakte een aanmoedigend geluid, van de ene ondernemer naar de andere. ‘O? Wat is je handel?’

Bothari likte langs zijn lippen en kneep zijn ogen peinzend half dicht.

‘Heb je die blondine gezien?’

‘Ja?’

‘Maagd.’

‘Kan niet. Te oud.’

‘Jazeker wel. En ze kan doorgaan voor klasse, die. We zouden haar verkopen aan een of andere Vor-heer op het Winterfeest. Dan hadden we een flinke duit gemaakt. Maar ze zijn allemaal de stad uit. Ik kan een rijke koopman proberen, natuurlijk. Maar dat zal ze niet leuk vinden. Ik heb haar een echte edelman beloofd.’ Cordelia verborg haar mond achter haar hand en probeerde geen aandacht trekkende geluiden te produceren. Het was maar goed dat Droe er niet bij was om Bothari’s idee van een dekmantel te horen. Goede god. Betaalden Barrayaraanse mannen werkelijk voor het voorrecht om die seksuele marteling uit te voeren op oningewijde vrouwen? De herbergier wierp een blik op Cordelia. ‘Als je haar alleen laat met je partner zonder haar chaperonne, loop je de kans kwijt te raken wat je wou verkopen.’

‘Nee,’ zei Bothari. ‘Hij zou wel willen als hij kon, maar hij is een keer getroffen door een zenuwvernietiger. Onder de gordel, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij is afgekeurd.’

‘En waarom ben jij uit dienst?’

‘Met een rood paspoort ontslagen.’

Dit was geheimtaal voor: wegwezen, of anders mag je voortaan dwangarbeid verrichten, had Cordelia begrepen; het ultieme lot van chronische onruststokers die net, maar dan ook net, nog geen misdrijf hadden begaan.

‘Hang jij rond met een spasticus?’ De herbergier gaf een rukje met zijn hoofd in de richting van hun bovenkamer en de daar aanwezigen. ‘Hij is het brein achter de onderneming.’