Выбрать главу

‘Niet al te veel brein, om hierheen te komen en te proberen om die zaak nu af te handelen.’

‘Nee. Ik denk dat ik hier een betere prijs voor dat lekkere vlees had kunnen maken als ik haar had laten slachten en er een sausje over had gegoten.’

‘Dat heb je goed door,’ fulmineerde de herbergier somber, met een blik op het voedsel dat voor Cordelia op de bar lag gestapeld. ‘Maar ze is te goed om te verkwanselen. Ik zal iets anders moeten vinden, totdat deze puinzooi achter de rug is. Een beetje tijd doden. Misschien wil er iemand een gorilla inhuren…’ Bothari’s stem stierf weg. Had hij geen inspiratie meer?

De herbergier bekeek hem met belangstelling. ‘Ja? Ik heb iets op het oog waar ik wel een, eh, soort uitvoerder voor kan gebruiken. Ik ben al een week lang bang dat iemand anders er eerder mee aan de haal gaat. Jij zou precies kunnen zijn wat ik nodig heb.’

‘Ja?’

De herbergier boog zich vertrouwelijk over de bar heen. ‘Die jongens van graaf Vordarian geven vette beloningen, daar bij de KeiVei, voor informatie die leidt tot een aanhouding. Nou zou ik normaal niks met de KeiVei te maken willen hebben, je weet nooit wie er deze week de baas van is, maar verderop in de straat heeft een rare kerel een kamer gehuurd. En hij blijft binnen, behalve als hij eten gaat halen, meer eten dan één man op kan… Hij heeft daar iemand bij zich die niemand ooit te zien krijgt. En hij is in elk geval niet een van ons. Ik heb het gevoel dat hij misschien wel… waarde heeft voor iemand.’ Bothari fronste nadenkend. ‘Het kan gevaarlijk zijn. Als admiraal Vorkosigan de stad weer overneemt, zullen ze heel hard op zoek gaan naar dat lijstje informanten. En jij hebt een adres.’

‘Maar jij blijkbaar niet. Als jij stroman bent, kan ik je tien procent van de opbrengst geven. Ik denk dat het een grote is, die kerel. Hij is in elk geval doodsbang.’

Bothari schudde zijn hoofd. ‘Ik ben een tijdje op het platteland geweest, en toen kwam ik hier… Ruik jij het niet, hier in de stad? De nederlaag, man. Vordarians mensen zien eruit als levende doden. Ik zou maar heel goed over dat lijstje nadenken, als ik jou was.’ De mond van de herbergier werd smal van frustratie. ‘Hoe dan ook, deze gelegenheid zal geen eeuwigheid blijven bestaan.’ Cordelia greep Bothari s arm en fluisterde in zijn oor: ‘Speel het spelletje mee. Probeer erachter te komen wie het is. Het kan een bondgenoot zijn.’ Na even te hebben nagedacht, voegde ze eraan toe: ‘Vraag vijftig procent.’

Bothari richtte zich weer op en knikte. ‘Fifty-fifty,’ zei hij tegen de herbergier. ‘Voor het risico.’

De herbergier fronste naar Cordelia, maar met eerbied. Hij zei schoorvoetend: ‘Vijftig procent van iets is altijd nog beter dan honderd procent van niets, neem ik aan.’

‘Kun je ervoor zorgen dat ik die kerel te zien krijg?’ vroeg Bothari. ‘Misschien.’

‘Hier, vrouwmens.’ Bothari stapelde de pakjes eten in Cordelia’s armen. ‘Breng deze naar de kamer.’

Cordelia schraapte haar keel en deed een poging liet: bergaccent te imiteren. ‘Wees jij maar voorzichtig. Die stadsman neemt je te pakken.’

Bothari schonk de herbergier een verontrustende grijns. ‘(3, die zou niet proberen een ouwe veteraan te bedriegen. Niet meer dan eens.’ De herbergier glimlachte zenuwachtig terug.

Cordelia lag onrustig te dommelen en schrok wakker toen Bothari hun kamertje weer binnenkwam. Hij keek zorgvuldig’ naar beide zijden de gang in voordat hij de deur achter zich sloot. Zijn gezicht stond grimmig.

‘En, sergeant? Wat heb je ontdekt?’ Wat moest ze doen als de onderduiker iemand bleek te zijn met het strategische belang van, zeg, admiraal Kanzian? De gedachte joeg haar angst aan. Hoe kon ze haar privémissie niet opgeven als het kristalhelder was dat er grotere belangen op het spel stonden? Ko op zijn veldbed op de vloer en Droe op het andere bed richtten zich allebei op hun ellebogen op om te luisteren terwijl ze de slaap uit hun ogen knipperden. ‘Het is heer Vorpatril. Met vrouwe Vorpatril.’

‘O, nee.’ Ze ging rechtop zitten. ‘Weet je dat zeker?’

‘Heel zeker.’

Ko krabde over zijn schedel; zijn haar stond overeind van het slapen. ‘Heb je contact met hen gelegd?’

‘Nog niet.’

‘Waarom niet?’

‘Het is de keuze van vrouwe Vorkosigan. Of we van onze oorspronkelijke plannen afwijken.’

En dan te bedenken dat ze naar het leiderschap had verlangd. ‘Heb je de indruk dat het goed met ze gaat?’

‘Ze leven, en houden zich gedeisd. Maar die klootzak beneden kan nauwelijks de enige zijn die ze in de gaten heeft. Ik heb hem voorlopig wel even vastgenageld, maar er kan elk moment iemand anders hebberig worden.’

‘Enig teken van de baby?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Die heeft ze nog niet gehad.’

‘Dan is hij over tijd! Ze was uitgerekend voor ruim twee weken geleden. Wat hels.’ Ze zweeg even. ‘Denk je dat we de stad samen zouden kunnen ontvluchten?’

‘Hoe meer mensen in een gezelschap, hoe opvallender,’ zei Bothari langzaam. ‘En ik heb een glimp van vrouwe Vorpatril opgevangen. Ze is zeer opvallend. De mensen zouden haar opmerken.’

‘Ik zie niet in hoe het hun situatie zou verbeteren als ze zich op dit moment bij ons aansluiten. Hun dekmantel heeft al een paar weken gewerkt. Als we succes hebben in de residentie, kunnen we misschien proberen ze op de terugweg op te halen. Of in elk geval kunnen we Illyan een paar van zijn agenten laten sturen om ze te helpen, als we terug zijn…’ Verdomme. Als ze op een officiële missie was, zou ze precies de contacten hebben die de Vorpatrils nodig hadden. Maar ja, als ze op een officiële missie was, zou ze hier ongetwijfeld nooit terecht zijn gekomen. Ze zat na te denken. ‘Nee. Nog geen contact. Maar we moeten wel iets doen om onze vriend beneden te ontmoedigen.’

‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Bothari. ‘Ik heb hem verteld dat ik wist waar ik een betere prijs kon krijgen, zonder mijn leven op het spel te zetten. Misschien kunnen we hem omkopen om ons te helpen.’

‘Vertrouw je hem?’ vroeg Droesjnakovi weifelend. Bothari trok een grimas. ‘Zolang ik hem zie. Ik zal proberen een oogje op hem te houden zolang we hier zijn. Er is nog iets. Ik heb een uitzending op zijn beeldpaneel in de achterkamer opgevangen. Vordarian heeft zichzelf gisteravond tot keizer uitgeroepen.’ Ko vloekte. ‘Dus hij heeft het eindelijk gedaan.’

‘Maar wat betekent het?’ vroeg Cordelia. ‘Heeft hij het gevoel dat hij sterk is of is het een wanhoopsdaad?’

‘Een vertwijfelde poging om de ruimtetroepen over te halen, denk ik,’ zei Ko.

‘Zal het echt meer mensen aantrekken dan het afstoot?’ Ko schudde zijn hoofd. ‘Wij zijn heel bang voor chaos, op Barrayar. We hebben er ervaring mee. Die was niet prettig. Het Keizerrijk wordt gezien als bron van orde sinds Dorca Vorbarra de macht van de oorlogvoerende graven heeft gebroken en de planeet heeft verenigd. Keizer is hier echt een woord met kracht.’

‘Voor mij niet,’ zei Cordelia met een zucht. ‘Laten we maar gaan uitrusten. Misschien is het morgen om deze tijd allemaal voorbij.’ Een hoopvolle of een gruwelijke gedachte, afhankelijk van hoe je hem opvatte. Ze telde de uren voor de zoveelste keer; nog één dag om binnen te dringen in de residentie, twee om terug te komen in het gebied van Vorkosigan… Niet veel marge. Ze voelde zich alsof ze vloog, steeds sneller. En geen ruimte meer had om te draaien.

De laatste kans om de hele onderneming af te blazen. Een fijne motregen zorgde ervoor dat het vroeg donker werd in de stad. Cordelia staarde door het vuile raam de glanzende straat in, met strepen op het wegdek van de weerschijn van een paar zwakke straatlantaarns met een amberkleurig halo erom. Er haastten zich maar enkele ineengedoken gestaltes voorbij, met hun hoofd naar beneden. Het was alsof de oorlog en de winter de laatste adem van de herfst hadden opgezogen en een dodelijke stilte uitbliezen. Zenuwen, hield Cordelia zichzelf voor, en ze rechtte haar rug en nam haar kleine gezelschap mee de trap af. Het bureau was verlaten. Cordelia besloot net om formaliteiten als uitchecken maar te vergeten — ze hadden per slot van rekening vooruitbetaald — toen de herbergier door de voordeur binnen kwam stampen, koude druppels van zijn jas schuddend en vloekend. Hij kreeg Bothari in het oog.