‘Jij daar! Het is allemaal jouw schuld, laffe klootzak. We hebben de kans gemist, we hebben hem verdomme gemist, en nu strijkt iemand anders de poen op. Die beloning had van mij kunnen zijn, had van mij moeten zijn…’
Het getier van de herbergier eindigde met een dreun toen Bothari hem tegen de muur drukte. De tenen van de man strekten zich uit naar de vloer terwijl Bothari’s plotseling woeste gezicht zich dicht naar het zijne boog. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Een peloton van Vordarian heeft die kerel opgepakt. Tk geloof dat hij ze ook naar zijn partner heeft geleid.’ De stem van de herbergier aarzelde tussen woede en angst. ‘Ze hebben ze allebei, en ik heb niets!’
‘Hebben ze ze?’ herhaalde Cordelia geschrokken. ‘Ze zijn ze nu aan het oppakken, verdomme.’
Er zou nog een kans kunnen zijn, besefte Cordelia. Of het een overwogen beslissing of een tactische impuls was, deed nu nauwelijks ter zake. Ze greep een bedwelmer uit de tas; Bothari stapte achteruit en ze liet de herbergier bevriezen waar hij stond, met zijn mond open. Bothari schoof zijn bewegingloze gestalte achter het bureau. ‘We moeten proberen ze los te krijgen. Droe, haal de rest van de wapens te voorschijn. Sergeant, breng ons erheen. Rennen!’ En zo rende ze dus door een straat naar een voorval toe waar elke verstandige Barrayaraan hard van zou wegrennen, een nachtelijke arrestatie door veiligheidstroepen. Droe holde naast Bothari; Ko, die de tas droeg, bleef achter. Cordelia wilde dat de mist dikker was. De schuilplaats van de Vorpatrils bleek twee blokken verderop en een zijstraat in te zijn, in een sjofel smal gebouw dat veel leek op hetgene waarin zij de dag hadden doorgebracht. Bothari stak een hand op, en ze gluurden voorzichtig om de hoek en trokken zich toen terug. Er stonden twee grondmobielen van de Veiligheidsdienst voor het hotelletje geparkeerd, die de ingang blokkeerden. Afgezien van henzelf was het vreemd stil op straat. Kodelka kwam hun hijgend achterop. ‘Droesjnakovi,’ zei Bothari, ‘loop een blok om. Neem een positie in van waaruit je met kruisvuur de andere kant van die grondmobielen dekt. Kijkuit, ze hebben vast mannen bij de achterdeur.’
Ja, straattactiek was duidelijk Bothari’s roeping. Droe knikte, controleerde of haar wapens geladen waren en liep achteloos de hoek om, zonder ook maar om te kijken. Toen ze eenmaal buiten het gezichtsveld van de vijand was, ging haar tred vloeiend over in een geluidloze looppas.
‘We moeten een betere positie zien te krijgen,’ mopperde Bothari terwijl hij het opnieuw waagde zijn hoofd om de hoek te steken. ‘Ik zie geen moer.’
‘Een man en een vrouw lopen door de straat,’ bedacht Cordelia wanhopig. ‘Ze blijven voor een deur staan om te praten. Ze staren nieuwsgierig naar de veiligheidsmannen, die in beslag worden genomen dooide arrestatie die ze aan het verrichten zijn… Zouden we geloofwaardig zijn?’
‘Niet lang,’ zei Bothari. ‘Ze zullen onze energiewapens op hun scanners zien. Maar we maken een betere kans dan twee mannen. Als het eenmaal gebeurt, gaat het snel. Misschien kunnen we de schijn net lang genoeg ophouden. Luitenant, dek ons hiervandaan. Hou de plasmaboog bij de hand, dat is het enige dat we hebben om een voertuig tegen te houden.’
Bothari stopte zijn zenuwvernietiger uit het zicht, onder zijn jasje. Cordelia duwde haar bedwelmer tussen de tailleband van haar rok en stak haar hand door Bothari’s arm. Ze wandelden de hoek om. Dit was een bijzonder dom idee, besloot Cordelia terwijl ze haar stappen aanpaste aan de tred van Bothari’s laarzen. Ze hadden uren geleden in een hinderlaag moeten gaan liggen als ze zoiets als dit hadden willen proberen. Of ze hadden Padma en Alys uren geleden hier wegmoeten halen. Hoe lang geleden zou Padma gesignaleerd zijn? Waren ze misschien in een lang geleden opgezette val gelopen en zouden ze met elkaar ten onder gaan?Geen misschiens. Hou je aandacht bij het heden.
Bothari ging langzamer lopen toen ze een diep, donker portiek naderden. Hij trok haar mee erin en leunde met zijn arm tegen de muur dicht naar haar over. Ze waren nu dicht genoeg bij de plek van de arrestatie om stemmen op te vangen. Flarden van gekraak over de comlinks waren duidelijk hoorbaar in de vochtige lucht. Net op tijd. Ondanks zijn sjofele overhemd en afgedragen broek herkende Cordelia de donkerharige man die door één bewaker tegen de grondauto werd gedrukt onmiddellijk als kapitein Vorpatril. Zijn gezicht werd ontsierd door een geschaafde, bloedende kneuzing en gezwollen lippen, die waren weggetrokken in een stereotype door snel-penta veroorzaakte glimlach. De glimlach gleed over in een angstige uitdrukking en weer terug, en zijn gegiechel werd gesmoord in gejammer.
In het zwart geklede veiligheidsmensen duwden een vrouw de deur van het hotelletje uit en de straat op. De aandacht van de andere mannen werd door haar getrokken; die van Cordelia en Bothari ook. Alys Vorpatril droeg alleen een nachtjapon en een ochtendjas, en haar blote voeten waren in lage schoenen gestoken. Haar donkere haar hing los en golfde wild om haar witte gezicht; ze zag eruit als een vrouw die buiten zinnen was. Ze was inderdaad opvallend zwanger, en haar zwarte ochtendjas viel open rond haar buik, enkel bedekt door de witte nachtjapon. De bewaker die haar voortduwde, hield haar armen achter haar rug; ze had haar benen wijd en haar voeten naar buiten gedraaid om in evenwicht te blijven.
De gardecommandant, een kolonel, controleerde een rapportscherm. ‘Dat is het dan. De heer en de erfgenaam.’ Zijn blik vestigde zich op de buik van Alys Vorpatril; hij schudde zijn hoofd alsof hij een gedachte verdreef en sprak in zijn comlink. ‘We trekken ons terug, jongens, we zijn klaar hier.’
‘Wat moeten we hier in godsnaam mee beginnen, kolonel?’ vroeg zijn luitenant slecht op zijn gemak. In zijn stem waren fascinatie en ontzetting versmolten en hij liep naar vrouwe Vorpatril en tilde haar nachtjapon hoog op. Ze was dikker geworden in de afgelopen twee maanden: haar kin en borsten waren rond, haar dijen breder, en haar buik stak naar voren. Hij prikte met een nieuwsgierige vinger diep in dat zachte witte vlees. Ze stond zwijgend te beven, haar gezicht was vuurrood van woede over zijn brutaliteit en in haar donkere ogen schitterden tranen van angst. ‘Onze orders zijn om de heer en de erfgenaam te doden. Ze zeggen niets over haar. Is het de bedoeling dat we gaan zitten wachten? Persen? Haar opensnijden? Of’ — en zijn stem werd overredend — ‘nemen we haar gewoon mee naar het hoofdkwartier?
De bewaker die haar van achteren vasthield, grijnsde en drukte zijn heupen tegen haar billen, zogenaamde stoten met een niet mis te verstane betekenis. ‘We hoeven haar toch niet meteen terug te brengen? Ik bedoel, dit is Vor-vlees. Wat een buitenkansje.’
De kolonel staarde hem aan en spoog vol afkeer. ‘Korporaal, u bent pervers.’
Cordelia besefte met een schok dat de geboeide aandacht van Bothari voor het tafereel voor hun ogen niet langer van tactische aard was. Hij was zeer geprikkeld. Zijn ogen leken glazig te worden terwijl ze naar hem keek; zijn lippen weken uiteen.
De kolonel duwde zijn comlink in zijn zak en trok zijn zenuwvernietiger. ‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘We doen dit snel en netjes. Opzij, korporaal.’
Eigenaardige daad van barmhartigheid…
De bewaker schopte Alys behendig in haar knieën en liet haar zakken terwijl hij achteruitstapte. Ze zwaaide haar handen naar voren, te laat om haar dikke buik een harde smak te besparen. Padma Vorpatril jammerde door zijn snel-pentanevel. De kolonel bracht zijn zenuwvernietiger omhoog en aarzelde, alsof hij twijfelde of hij op haar hoofd of op haar lijf zou richten.