‘Dood ze,’ siste Cordelia in Bothari’s oor, terwijl ze haar bedwelmer trok en vuurde.
Bothari schrok niet alleen wakker, maar schoot direct door naar het andere uiterste; het schot van zijn zenuwvernietiger raakte de kolonel op hetzelfde moment als de straal van Cordelia’s bedwelmer deed, terwijl zij die eerder had getrokken. Toen bewoog hij, een donkere vlek die achter een geparkeerd voertuig sprong. Hij loste twee schoten, blauwe flitsen die de lucht elektriseerden; er vielen nog twee gardesoldaten neer terwijl de rest dekking zocht achter hun grondmobielen.
Alys Vorpatril, die nog steeds op straat lag, rolde zich op tot een strakke bal in een poging haar buik te beschermen met haar armen en benen. Padma Vorpatril, beneveld door de snel-penta, wankelde verward met uitgestrekte armen naar haar toe, blijkbaar met een gelijksoortig idee in gedachten. De luitenant van de garde, die over de grond rolde in de richting van dekking, bleef liggen om zijn zenuwvernietiger op de radeloze man te richten.
Dat de luitenant stil bleef liggen om goed te richten, werd hem fataal; het kruisvuur van Droesjnakovi’s zenuwvernietiger en de straal van Cordelia’s bedwelmer ontmoetten elkaar op zijn lijf… een milliseconde te laat. Het schot uit zijn zenuwvernietiger raakte Padma Vorpatril midden op zijn achterhoofd. Er spatten blauwe vonken in het rond, zijn donkere haar lichtte oranje op, en Padma’s lichaam boog zich in een hevige stuiptrekking en viel toen kronkelend op de grond. Alys Vorpatril jammerde, een korte scherpe kreet die werd afgesneden doordat haar adem stokte. Op haar handen en knieën leek ze een ogenblik lang te verstijven, aarzelend of ze zou proberen naar hem toe te kruipen, of weg.
Droesjnakovi’s positie voor haar kruisvuur was perfect. De laatste gardesoldaat werd gedood terwijl hij probeerde de kap van de gewapende grondmobiel omhoog te krijgen. Een chauffeur, die beschut zat in het tweede voertuig, was zo verstandig om te proberen met volle snelheid weg te rijden. Het schot van Kodelka’s plasmaboog, die op de hoogste stand stond, sloeg in in de grondmobiel terwijl die de hoek om vloog. Hij slipte ongecontroleerd, slingerde en liet een spoor van vonken na, en sloeg toen te pletter tegen de zijmuur van een stenen gebouw.
Ja, en was mijn hele strategie voor deze missie niet gebaseerd op onze onzichtbaarheid, dacht Cordelia verward, en ze rende naar voren. Zij en Droesjnakovi bereikten Alys Vorpatril op hetzelfde moment; samen hesen ze de sidderende vrouw op haar benen.
‘We moeten maken dat we hier wegkomen,’ zei Bothari terwijl hij overeind kwam uit zijn hurkende schiethouding en naar hen toe liep. ‘En snel ook,’ beaamde Kodelka, die aan kwam hinken en om zich heen keek naar de plotselinge en spectaculaire slachting. Het was verbazend stil in de straat. Dat zou niet lang meer duren, vermoedde Cordelia.
‘Deze kant op.’ Bothari wees een steeg in, smal en donker. ‘Rennen.’
‘Moeten we niet proberen om die mobiel te nemen?’ Cordelia wees naar het voertuig, waar de lijken overheen hingen.
‘Nee. Dat kunnen ze opsporen. En het is te groot voor waar wij heen gaan.’
Cordelia wist niet zeker of de verwilderd kijkende, huilende Alys in staat was om ook maar een paar meter te rennen, maar ze stopte haar bedwelmer terug tussen haar tailleband en pakte een van de armen van de zwangere vrouw. Droe pakte de andere en samen voerden ze haar mee achter de sergeant aan. In elk geval was Kodelka nu niet meer de langzaamste van het gezelschap.
Alys huilde, naar niet hysterisch; ze keek maar eenmaal over haar schouder om naar het lichaam van haar man, en concentreerde zich toen grimmig op het rennen. Dat kon ze niet goed. Ze was hopeloos uit evenwicht en had haar armen om haar buik geslagen in een poging de schokken van haar zware tred op te vangen. ‘Cordelia,’ hijgde ze. Een teken van herkenning; er was geen tijd of adem voor vragen of verklaringen.
Ze waren niet meer dan drie blokken verder gestrompeld toen Cordelia sirenes begon te horen uit de buurt die ze ontvluchtten. Maar Bothari leek alles weer onder controle te hebben en niet in paniek te zijn. Ze doken opnieuw een smal steegje in, en Cordelia besefte dat ze in een stadswijk waren aangekomen zonder straatlantaarns of wat voor verlichting dan ook. Ze spande haar ogen in in de mistige schaduw. Plotseling bleef Alys staan, en Cordelia kwam glijdend tot stilstand, waardoor ze de vrouw bijna van haar voeten trok. Alys stond een halve minuut voorovergebogen te hijgen.
Cordelia besefte dat onder de bedrieglijke vetlaag de buik van Alys zo hard als een steen was; de achterkant van haar ochtendjas was doorweekt van het vocht. ‘Heb je weeën?’ vroeg ze. Ze wist niet waarom ze dat vroeg, want het antwoord was overduidelijk. ‘Dit is al… anderhalve dag aan de gang,’ bracht Alys moeizaam uit. Ze leek niet in staat te zijn zich op te richten. ‘Ik geloof dat mijn water is gebroken, daarnet, toen die klootzak me op de grond gooide. Tenzij het bloed is… maar ik zou al buiten westen moeten zijn als dat allemaal bloed was. Het doet nu veel meer pijn…’ Haar ademhaling kalmeerde; ze trok met moeite haar schouders naar achteren. ‘Hoe lang duurt het nog?’ vroeg Ko geschrokken. ‘Hoe moet ik dat weten? Ik heb dit nog nooit eerder gedaan. Ik heb er net zo weinig idee van als jij,’ snauwde vrouwe Vorpatril. Hete woede om koude angst te verdrijven. Maar er was niet genoeg warmte, een kaarsvlam tegen een sneeuwstorm.
‘Niet erg lang meer, zou ik zeggen,’ klonk Bothari’s stem uit het donker. ‘We moeten een schuilplaats zoeken. Kom mee.’ Vrouwe Vorpatril kon niet meer rennen, maar was in staat tot een snelle waggelgang, waarbij ze om de twee minuten machteloos bleef staan. Daarna werd dat om de minuut.
‘Ze haalt dat hele eind niet,’ mompelde Bothari. ‘Wacht hier.’ Hij verdween in een zij… steeg? Alle doorgangen hier leken stegen te zijn, koud en stinkend, veel te smal voor grondmobielen. Ze waren precies twee mensen tegengekomen in de doolhof, die als een hoopje ineengedoken tegen de muur in een steeg zaten, en waren voorzichtig om hen heen gestapt.
‘Kunt u niets doen om het, zeg maar, tegen te houden?’ vroeg Ko, die toekeek hoe vrouwe Vorpatril zich weer vooroverboog. ‘We moeten… een dokter zien te vinden of zo.’
‘Daarvoor is die idoot van een Padma naar buiten gegaan,’ bracht Alys uit. ‘Ik heb hem gesmeekt niet te gaan… O, god!’ Een ogenblik later vervolgde ze, op een verrassend rustige conversatietoon: ‘De volgende keer dat je je hart uit je lijf staat te kotsen, Ko, is het misschien een idee om gewoon je mond dicht te doen en te slikken… Dit is nou niet bepaald een vrijwillig gebeuren!’ Ze richtte zich weer op, hevig rillend.
‘Ze heeft geen dokter nodig, maar een plek waar ze kan liggen,’ sprak Bothari vanuit de schaduw. ‘Deze kant op.’
Hij nam hen een klein stukje mee naar een houten deur in een oude, massieve gepleisterde muur, die dichtgespijkerd was geweest. Zo te zien aan de verse splinters had hij hem zojuist opengetrapt. Toen ze eenmaal binnen waren en de deur weer stevig dicht hadden geduwd, durfde Droesjnakovi eindelijk een handlamp uit de tas te halen. Die verlichtte een kleine, lege, vuile kamer. Bothari sloop snel langs de omtrek. Twee binnendeuren waren lang geleden opengebroken, maar daarachter was alles doodstil en donker en blijkbaar verlaten. ‘We zullen het ermee moeten doen,’ zei Bothari.
Cordelia vroeg zich af wat ze nu in godsnaam moesten doen. Ze wist nu alles over placentaoverplaatsingen en bevallen door middel van een operatie, maar voor de zogenaamde normale geboorte moest ze op enkel theorie vertrouwen. Alys Vorpatril had waarschijnlijk nog minder idee van de biologische processen, Droe nog minder, en Ko was regelrecht hopeloos. ‘Heeft iemand hier weleens zoiets van nabij meegemaakt?’
‘Ik niet,’ mompelde Alys. Hun blikken ontmoetten elkaar iets te veelbetekenend.
‘Je staat er niet alleen voor,’ zei Cordelia vastberaden. Vertrouwen zou moeten leiden tot ontspanning, en die zou ook weer ergens toe moeten leiden. ‘We zullen allemaal helpen.’