Выбрать главу

‘Dank je, Ezar,’ mompelde Cordelia droog.

‘Als we eenmaal uit de gang van Ezar zijn, wordt het pas echt gevaarlijk,’ kondigde het meisje aan.

Ja, ze konden nu nog terug, op hun schreden terugkeren, en niemand zou het weten. Waarom hebben deze mensen me zo zorgeloos het recht gegeven hun leven op het spel te zetten? God, ik haat het om de leiding te hebben. Er schoot iets weg in de schaduw, en ergens druppelde water. ‘Hier,’ zei Droesjnakovi terwijl ze met haar lamp een stapel kisten bescheen. ‘Ezars geheime bergplaats. Kleding, wapens, geld… Kapitein Negri heeft me er vorig jaar nog wat dames- en jongenskleding bij laten leggen, in de tijd van de Escobaraanse invasie. Hij was erop voorbereid dat daar problemen van zouden komen, maar de rellen zijn nooit tot hier doorgedrongen. Mijn kleren zouden u maar een beetje te groot moeten zijn.’

Ze trokken hun besmeurde kleding uit. Droesjnakovi klopte schone jurken uit, die geschikt waren voor vrouwelijke personeelsleden in de residentie die te hoog in rang waren voor het uniform van de dienstmeisjes; precies in zo’n functie had het meisje ze gedragen. Bothari haalde zijn zwarte uniform weer uit de reistas en trok het aan, waarna hij er de juiste insignes van de Keizerlijke Veiligheidsdienst op spelde. Van een afstand zag hij eruit als een echte bewaker, hoewel hij misschien een beetje te gekreukt was om een inspectie van nabij te kunnen doorstaan. Zoals Droe had gezegd, lag er een compleet assortiment wapens in geladen toestand in afgesloten kistjes. Cordelia koos een nieuwe bedwelmer, evenals Droe; hun blikken kruisten elkaar. ‘Deze keer geen aarzeling, hè?’ mompelde Cordelia. Droe knikte grimmig. Bothari nam van elk een: een bedwelmer, een zenuwvernietiger en een plasmaboog. Cordelia hoopte maar dat hij niet zou rinkelen als hij liep. ‘Dat ding kun je binnenshuis niet afvuren,’ merkte Droesjnakovi kritisch op over de plasmaboog.

‘Je weet maar nooit,’ zei Bothari schouder ophalend. Na even te hebben nagedacht, pakte Cordelia de degenstok en knoopte haar ceintuur om de greep heen. Het was geen serieus wapen, maar was tot nu toe op deze tocht een onverwacht nuttig werktuig gebleken. Om geluk te brengen. Toen diepte Cordelia onder uit de reistas het w^apen op dat ze persoonlijk als het krachtigst van allemaal beschouwde.

‘Een schoentje?’ vroeg Droesjnakovi verbaasd.

‘Gregors schoentje. Voor als we contact leggen met Kareen. Ik vermoed dat zij de andere nog heeft.’ Cordelia stopte het diep in de binnenzak van een van Droe’s bolero’s met het wapen van Vorbarra erop, die ze over haar jurk had aangetrokken om het beeld van een personeelslid van de residentie te completeren.

Toen ze alle voorbereidingen hadden getroffen die mogelijk waren, nam Droe hen weer mee de smaller wordende donkere ruimte in. ‘Nu zijn we onder de residentie zelf,’ fluisterde ze terwijl ze zich half omdraaide. ‘We gaan deze ladder op, tussen de muren. Die is later pas toegevoegd, er is niet veel ruimte.’

Dit bleek een understatement te zijn. Cordelia hield haar adem in en klom achter haar aan, platgedrukt tussen twee muren; ze probeerde niet per ongeluk ergens tegenaan te stoten. De ladder was, uiteraard, van hout. Haar hoofd bonsde van uitputting en adrenaline. In gedachten mat ze de doorsnede. Het zou nog moeilijk worden om de kunstmatige baarmoeder deze ladder af te krijgen. Ze hield zichzelf streng voor dat ze positief moest denken, en besloot toen dat dit al heel positief was. Waarom doe ik dit? Ik zou op dit moment op de basis Tanery kunnen zijn met Ara/, en het aan die Barrayaranen overlaten om elkaar af te maken, als ze dat zo graag willen…

Boven haar stapte Droe opzij op een of andere smalle rand, niet meer dan een plank. Toen Cordelia ter hoogte van haar was aangekomen, gebaarde ze ‘stop’ en deed haar handlamp uit. Droe raakte een of ander geluidloos vergrendelingsmechanisme aan, en voor hen zwaaide een muurpaneel naar buiten. Het was duidelijk dat alles tot aan Ezars dood goed geolied was gehouden.

Ze keken in de slaapkamer van de oude keizer. Ze hadden verwacht dat die leeg zou zijn. Droe opende haar mond in een stemloze O van ontzetting en afschuw.

Ezars enorme, oude, met snijwerk versierde houten bed, het bed waar hij verdorie in was gestorven, werd beslapen. Een getemperde lamp, gedimd tot een oranje gloed, wierp licht en schaduw over twee met ontbloot bovenlijf slapende gedaantes. Zelfs vanuit dit onvoordelige gezichtspunt herkende Cordelia ogenblikkelijk het schotelvormige gezicht en de snor van Vidal Vordarian. Hij lag languit schuin over vier vijfde van het bed, met zijn zware arm bezitterig over prinses Kareen geslagen. Haar donkere haar viel over het kussen. Ze sliep opgerold tot een strakke, kleine bal in de bovenhoek van het bed, met haar gezicht naar buiten en haar witte armen om haar borst geslagen; nog iets verder en ze zou eruit vallen.

Nou, we hebben Kareen gevonden. Maar er is een probleempje. Cordelia huiverde van de impuls om Vordarian in zijn slaap dood te schieten. Maar de energieontlading zou vast het alarm doen afgaan. Totdat ze de replicator met Miles in handen had, was ze niet klaar om op de vlucht tc slaan. Ze gebaarde Droe om het paneel weer te sluiten en fluisterde: ‘Naar beneden’ tegen Bothari, die onder haar wachtte. Ze legden het moeizame traject van vier verdiepingen in omgekeerde richting af. Terug in de tunnel draaide Cordelia zich om naar het meisje, dat geluidloos huilde.

‘Ze is naar hem overgelopen,’ fluisterde Droesjnakovi, en haar stem beefde van verdriet en afkeer.

‘Als je mij kunt uitleggen wat ze volgens jou op dit moment voor machtsbasis heeft om tegenstand aan die man te bieden, wil ik dat graag horen,’ zei Cordelia vinnig. ‘Wat verwacht je van haar, dat ze zich uit een raam werpt om een lot erger dan de dood te ontlopen? Ze heeft het lot erger dan de dood gekend met Serg, ik denk niet dat ze zich daar nog erg druk over maakt.’

‘Maar als wc hier eerder waren geweest, had ik… dan hadden we haar misschien kunnen redden.’

‘Dat kan misschien nog steeds.’

‘Maar ze is echt overgelopen!’

‘Liegen mensen in hun slaap?’ vroeg Cordelia. Toen ze Droe verward zag kijken, legde ze uit wat ze bedoelde. ‘Ik vond niet dat ze eruitzag als een minnares. Ze lag in bed als een gevangene, fk heb beloofd dat we zouden proberen haar mee te nemen, en dat zullen we ook.’ Tijd. ‘Maar we gaan eerst op Miles af. Laten we de tweede uitgang proberen.’

‘Dan zullen we meer bewaakte gangen door moeten,’ waarschuwde Droesjnakovi.

‘Er zit niets anders op. Als we wachten, wordt iedereen hier zo dadelijk wakker en dan komen we nog meer mensen tegen.’

‘De dienst in de keuken begint precies op dit ogenblik,’ zei Droe met een zucht. ‘Ik ging er af en toe langs voor koffie en warm gebak.’ Helaas kon een overvalteam het werk niet onderbreken voor een ontbijt. Dit was het. Gaan of niet gaan? Was het moed of domheid die haar verder dreef? Het kon geen moed zijn, want ze was misselijk van angst, dezelfde warme, zure misselijkheid die ze tijdens de Escobar-oorlog had gevoeld vlak voor ze een gevecht in ging. Haar bekendheid met het gevoel hielp niet. Als ik niet optreed, zal mijn kind sterven. Ze zou het eenvoudigweg moeten doen zonder moed. ‘Nu,’ besloot Cordelia. ‘Er komt geen betere kans meer.’

Weer de smalle ladder op. Het tweede paneel zwaaide open in het privékantoor van de vroegere keizer. Tot Cordelia’s opluchting was het hier nog donker en werd de ruimte niet gebruikt; niets was aangeraakt sinds de kamer was opgeruimd en afgesloten na de dood van Ezar, afgelopen voorjaar. Zijn companeel, van waaruit hij door geen enkele beveiliging werd gehinderd, was losgekoppeld, ontdaan van geheimen en net zo dood als zijn eigenaar. De ramen waren nog donker, want de dageraad was laat, zo in de winter.