Ko’s stok sloeg tegen Cordelia’s kuit toen ze door de kamer liep. Het was een raar gezicht, hij was te duidelijk als een zwaard aan haar middel bevestigd. Op een bureau in het kantoor stond een groot antiek dienblad met een platte schaal van aardewerk erop, een typisch voorbeeld van de snuisterijen waar de residentie vol mee stond. Cordelia legde de stok op het blad en tilde dat plechtig op, zoals een bediende zou doen.
Droesjnakovi knikte goedkeurend. ‘Draag hem halverwege uw middel en uw borst,’ fluisterde ze. ‘En hou uw ruggengraat recht, dat zeiden ze altijd tegen mij.’
Cordelia knikte. Ze sloten het paneel achter hen, rechtten hun rug en liepen de onderste gang van de noordelijke vleugel op. Twee residentiële vrouwelijke bediendes en een beveiligingsman. Op het eerste gezicht zagen ze er volkomen natuurlijk uit in deze omgeving, zelfs in deze roerige tijden. Een korporaal van de garde die onder aan de Kleine Trap aan het westelijke uiteinde van de gang op wacht stond, sprong in de houding toen hij Bothari’s insignes van de KeiVei en van zijn rang zag; ze salueerden naar elkaar. Ze waren bijna uit het gezicht verdwenen in de kromming van de trap voordat hij opnieuw keek, deze keer aandachtiger. Cordelia dwong zichzelf om niet in paniek te raken en het op een lopen te zetten. Een subtiele misleiding: de twee vrouwen konden geen bedreiging vormen, want ze werden al bewaakt. Dat hun bewaker de bedreiging zou kunnen zijn, zou de korporaal nog minutenlang kunnen ontgaan. Ze liepen de bovenste gang in. Daar. Achter dié deur bewaarde Vordarian, volgens de rapporten van de loyalisten, de in beslag genomen replicator. Vlak onder zijn neus. Misschien als een menselijk schild; elk explosief dat op Vordarians vertrekken geworpen zou worden, zou de kleine Miles ook treffen. Maar dacht de Barrayaraan eigenlijk wel aan haar beschadigde kind als menselijk?
Voor die deur stond opnieuw een bewaker. Hij keek argwanend naar hen, met zijn hand aan zijn wapen. Cordelia en Droesjnakovi liepen langs hem zonder op of om te kijken. Het saluut dat Bothari met hem uitwisselde, vloeide naadloos over in een oplawaai tegen de kaak van de man, waardoor zijn hoofd naar achteren tegen de muur sloeg. Bothari ving hem op voordat hij op de grond viel. Ze zwaaiden de deur open en sleepten de bewaker naar binnen; Bothari nam zijn plaats in de gang in. Geruisloos sloot Droe de deur.
Cordelia staarde verwilderd om zich heen in het kamertje, op zoek naar automatische monitors. De kamer zou vroeger dienst gedaan kunnen hebben als slaapkamer voor kamerdienaren die dan dicht bij hun Vor-meester waren, of misschien was het een ongewoon grote garderobe; er was zelfs geen raam dat uitkeek op een of andere saaie binnenplaats. De draagbare baarmoederreplicator stond op een tafel met een tafelkleed, precies in het midden van de kamer. De lampjes gloeiden nog steeds geruststellend groen en amberkleurig. Er waren nog geen woeste rode oogjes die waarschuwden voor storingen. Een half gekwelde, half opgeluchte zucht ontstnapte Cordelia toen ze hem zag staan.
Droesjnakovi keek ongelukkig om zich heen in de kamer. ‘Wat is er, Droe?’ fluisterde Cordelia. ‘Te makkelijk,’ mompelde het meisje.
‘We zijn er nog niet. Over een uur mag je “makkelijk” zeggen.’ Ze likte langs haar lippen, verontrust omdat ze merkte dat ze het onderbewust eens was met Droc’s evaluatie. Er was niets aan te doen. Inpakken en wegwezen. Hun enige hoop nu was snelheid, geen geheimhouding meer.
Ze zette het dienblad neer op de tafel, stak haar hand uit naar het draaghandvat van de replicator en verstijfde. Er was iets, iets wat niet klopte… Ze tuurde aandachtiger naar de getallen. De oxygcnatiemonitor werkte niet eens. Hoewel het lampje ervan groen oplichtte, stond het niveau van de voedingsvloeistof op 00,00. Leeg. Cordelia sperde haar mond open in een geluidloze kreet. Haar maag trok zich samen. Ze boog zich er dichter naartoe en haar ogen verslonden de onlogische mengelmoes van valse gegevens. Haar kwellende nachtmerrie, die plotseling en afschuwelijk werkelijk was geworden… Hadden ze hem op de vloer omgekeerd, in een afvoerpijp, boven een wc? Was Miles snel gestorven, genadig verpletterd, of hadden ze het kleine baby’tje, beroofd van het systeem om zijn leven in stand te houden, kronkelend laten liggen om een afschuwelijke dood te sterven terwijl zij toekeken? Misschien hadden ze niet eens de moeite genomen om toe te kijken…
Het serienummer. Kijk naar het serienummer. Een wanhopige hoop, maar… Ze dwong haar waterige blik om zich te concentreren, haar doordraaiende geest om te proberen het zich te herinneren. Ze was met haar vinger peinzend over dat nummer gegaan, in het lab van Vaagen en Henri, mijmerend over dit stukje techniek en de verre wereld die het had gecreëerd… en het was niet dit nummer geweest. Niet dezelfde replicator, niet die van Miles! Een van de zestien andere, gebruikt als lokaas in een val.
De moed zonk haar in de schoenen. Hoeveel andere vallen waren er gezet? Ze stelde zich voor hoe ze uitzinnig van replicator naar replicator rende, als een radeloos kind in een of ander wreed spel waarin de beloning nooit kwam, zoekend… Ik zal gek worden. Nee. Waar de echte replicator ook was, hij moest dicht bij Vordarian zelf zijn. Daar was ze zeker van. Ze hurkte neer naast de tafel en boog haar hoofd even voorover om de zwarte bollen te verdrijven die haar gezichtsvermogen verduisterden en dreigden haar geest van haar bewustzijn te beroven. Ze tilde het kleed op. Daar. Een druksensor. Was dit een slim idee van Vordarian zelf? Listig en doortrapt. Droe bukte om te zien waar ze op wees.
‘Een valstrik,’ fluisterde Cordelia. ‘Als je de replicator optilt, gaat het alarm af.’
‘Als wc het demonteren…’
‘Ncc. Dat is de moeite niet. Het aas is vals. Niet de goede replicator. Het is een lege, en er is aan het controlepaneel gerommeld zodat het lijkt alsof hij werkt.’ Cordelia probeerde helder te denken door het gebonk in haar schedel heen. ‘We zullen op onze schreden moeten terugkeren. Weer naar beneden en naar boven. Ik had niet verwacht Vordarian hier tegen het lijf te lopen. Maar ik weet zeker dat hij weet waar Miles is. Een korte ouderwetse ondervraging. Het wordt een wedren met de tijd. Als het alarm afgaat…’
Er dreunden voetstappen door de gang en er werd geschreeuwd. Het tjilpende gezoem van een bedwelmer. Vloekend wierp Bothari zichzelf achterwaarts door de deur naar binnen. ‘Dat was het. Ze hebben ons in de gaten.’
Als het alarm afgaat, is alles voorbij, voltooide Cordelia in gedachten haar zin, duizelig van een gevoel van verlies. Geen raam, één deur, en ze hadden zojuist de controle over hun enige uitgang verloren. Vordarians valstrik had dus toch gewerkt. Moge Vordarian rotten in de hel… Droesjnakovi greep haar bedwelmer. ‘We zullen u niet overgeven, mevrouw. We zullen tot het eind toe vechten.’
‘Onzin,’ snauwde Cordelia. ‘Met onze dood zouden we hier niets bereiken, behalve de dood van een paar van Vordarians bullebakken. Zinloos.’
‘Bedoelt u dat we het zomaar moeten opgeven?’
‘De glorie van zelfmoord is de luxe van de onverantwoordelijken. We geven het niet op. We wachten op een betere gelegenheid om te winnen. Die we niet zullen krijgen als we geraakt worden door een bedwelmer of een zenuwvernietiger.’ Als dat nu de echte replicator was, op de tafel… Ze was inmiddels uitzinnig genoeg om het leven van deze mensen op te offeren voor dat van haar zoon, moest Cordelia zichzelf berouwvol erkennen, maar nog niet gek genoeg om ze te ruilen voor niets. Zo Barrayaraans was ze nog niet geworden. ‘U geeft uzelf als gijzelaar in handen van Vordarian,’ waarschuwde Bothari.
‘Vordarian heeft me al in gijzeling sinds de dag dat hij Miles heeft meegenomen,’ zei Cordelia bedroefd. ‘Dit verandert niets.’ Na een paar minuten van schreeuwend onderhandelen door de deur was hun overgave geregeld, ondanks de overgevoelige zenuwen van de beveiligingsbeambten. Ze gooiden hun wapens naar buiten. De bewakers controleerden hen voor de zekerheid met een scanner op verdere krachtbronnen, en toen dromden vier van hen het kamertje binnen om hun kersverse gevangenen te fouilleren. Twee anderen wachtten buiten om de deur te bewaken. Cordelia maakte geen plotselinge bewegingen waar ze van zouden kunnen schrikken. Een bewaker fronste verbaasd toen de interessante bobbel in Cordelia’s vest slechts een kinderschoentje bleek te zijn. Hij legde het naast het dienblad op de tafel.