Выбрать главу

De commandant, een man in de kastanjebruine-met-gouden livrei van Vordarian, sprak in zijn polscom. ‘Ja. Hier is alles onder controle. Vertel het meneer. Nee, hij zei dat we hem wakker moesten maken. Wil jij hem uitleggen waarom je dat niet hebt gedaan? Bedankt.’ De bewakers dreven hen niet de gang op, maar wachtten at. De nog steeds bewusteloze man die een klap van Bothari had gekregen, werd naar buiten gesleept. De bewakers zetten Cordelia met uitgestrekte armen en wijdbeens tegen de muur, naast Bothari en Droesjnakovi. Ze was duizelig van wanhoop. Maar Kareen zou op een gegeven moment naar haar toe komen, zelfs als ze een gevangene was. Ze moest naar haar toe komen. Alles wat ze nodig had was een halve minuut met Kareen, misschien minder. Als ik Kareen kan spreken, ben je dood, Vordarian. Je zult misschien nog lopen en praten en bevelen geven, en je wekenlang onbewust zijn van je overlijden, maar ik zal je lot bezegelen, zo zeker als jij dat van mijn zoon hebt bezegeld.

Eindelijk verscheen de reden van het wachten: Vordarian zelf, in een groene uniformbroek en sloffen en met blote borst, wrong zich door de deuropening. Hij werd gevolgd door prinses Kareen, die een donkerrode fluwelen peignoir om zich heen klemde. Cordelia’s hart ging tweemaal zo snel hameren. Nu?

‘Dus de valstrik heeft gewerkt,’ begon Vordarian zelfvoldaan, maar hij vervolgde met een oprecht geschokt: ‘Huh!’ toen Cordelia zich van de muur wegduwde en zich naar hem toe draaide. Een handgebaar hield een bewaker tegen die haar weer op haar plek wilde duwen. De schok op Vordarians gezicht maakte plaats voor een wolfachtige grijns. ‘Mijn god, en óf die heeft gewerkt! Uitstekend!’ Kareen, die vlak achter hem liep, staarde volkomen verbijsterd naar Cordelia. Mijn valstrik heeft gewerkt, dacht Cordelia, overrompeld door haar kans. Wacht maar…

‘Dat is het nu juist, meneer,’ zei de man in livrei, tamelijk ongelukkig. ‘Die heeft niet gewerkt. We hebben dit gezelschap niet opgemerkt bij de buitenste rand van de residentie en ze hun gang laten gaan, ze waren er plotseling… zonder dat er een alarm is afgegaan. Dat had niet mogen gebeuren. Als ik niet toevallig langs was gekomen voor Roger, hadden we ze misschien helemaal niet ontdekt.’ Vordarian haalde zijn schouders op, te verrukt over het kaliber van zijn prooi om een of andere onbelangrijke berisping uit te delen. ‘Behandel dat mokkel met snel-penta.’ Hij wees naar Droesjnakovi. ‘Dan zul je er wel achter komen hoe het zit. Ze werkte vroeger voor de veiligheidsdienst van de residentie.’

Droesjnakovi keek gekwetst en beschuldigend over haar schouder naar prinses Kareen. Kareen trok onbewust haar peignoir dichter om haar hals, en haar donkere ogen stonden vol evenzeer gekwetste verbazing. ‘Zo,’ zei Vordarian, nog steeds glimlachend naar Cordelia, ‘zit heer Vorkosigan zo slecht in de troepen dat hij zijn vrouw stuurt om hun werk te doen? Dan kunnen we niet meer verliezen.’ Hij glimlachte naar zijn bewakers, die die glimlach beantwoordden. Verdomme, ik wou dat ik die lui in zijn slaap had doodgeschoten. ‘Wat heb je met mijn zoon gedaan, Vordarian?’

Vordarian zei tussen zijn opeengeklemde kiezen door: ‘Een buitenwerelds wijf zal nooit de macht op Barrayar krijgen door via intriges het Keizerrijk aan een mutant te geven. Dat garandeer ik.’

‘Is dat nu de officiële lijn? Ik wil geen macht. Ik heb er alleen bezwaar tegen dat idioten macht over mij hebben.’

Achter Vordarian vertrok Kareen haar lippen in een droevige glimlach. Ja, luister naar me, Kareen!

‘Waar is mijn zoon, Vordarian?’ herhaalde Cordelia koppig.

‘Hij is nu keizer Vidal,’ sprak Kareen terwijl haar blik tussen hen heen en weer ging, ‘als hij dat kan blijven.’

‘Dat zal ik,’ beloofde Vordarian. ‘Aral Vorkosigan kan niet meer aanspraak maken op de troon dan ik. En ik zal beschermen waar Vorkosigans kant het heeft laten afweten. Het ware Barrayar beschermen en behouden.’ Hij draaide zijn hoofd enigszins; blijkbaar was deze bewering over zijn schouder aan Kareen gericht.

‘We hebben het niet laten afweten,’ fluisterde Cordelia terwijl ze Kareen in de ogen keek. Nu. Ze pakte het schoentje van de tafel en strekte haar arm uit; Kareens ogen werden groot. Ze sprong naar voren en greep het vast. Cordelia’s hand verkrampte als die van een stervende renner die het stokje doorgeeft in een moordende estafettewedstrijd. Een felle zekerheid vlamde op in haar ziel. Nu heb ik je, Vordarian. De plotselinge beweging deed een golf van onrust door de bewaking gaan. Kareen bekeek het schoentje met een hartstochtelijke concentratie en draaide het om en om in haar handen. Vordarian trok verbaasd zijn wenkbrauwen op, verloor toen de aandacht voor Kareen en wendde zich tot de commandant van zijn geüniformeerde garde. ‘We houden alle drie deze gevangenen hier in de residentie. Ik zal persoonlijk aanwezig zijn bij de ondervragingen onder invloed van snel-penta. Dit is een sensationele kans…’

Toen Kareen haar gezicht weer ophief naar Cordelia, was het verwrongen van hoop.

Ja, dacht Cordelia. Je bent bedrogen. Voorgelogen. Je zoon leeft nog; je moet weer bewegen en denken en voelen, en de lopende gevoelloosheid van een dode, die de pijn voorbij is, opgeven. Het is geen geschenk dat ik je heb gebracht, maar een vloek. ‘Kareen,’ zei Cordelia zacht, ‘waar is mijn zoon?’

‘De replicator staat op een plank in de eiken klerenkast, in de slaapkamer van de vroegere keizer,’ antwoordde Kareen met vaste stem, terwijl haar ogen die van Cordelia niet loslieten. ‘Waar is de mijne?’

Cordelia’s hart smolt in dankbaarheid voor haar vloek, de pijn van de levenden. ‘Veilig en wel, de laatste keer dat ik hem zag; zolang deze bedrieger’ — ze gaf met haar hoofd een rukje in de richting van Vordarian — ‘er maar niet achter komt waar hij is. Gregor mist je. Hij zend je liefs.’ Haar woorden hadden spijkers kunnen zijn die in Kareens lijf werden geslagen.

Dit trok de aandacht van Vordarian. ‘Gregor ligt op de bodem van een meer, omgekomen toen de vlieger van die verrader Negri neerstortte,’ zei hij scherp. ‘De verraderlijkste leugen is degene die je graag wilt horen. Hoed u, mijn vrouwe Kareen. Ik kon hem niet redden, maar ik zal hem wreken. Dat beloof ik.’

O-o. Wacht, Kareen. Cordelia beet op haar lip. Niet hier. Te gevaarlijk. Wacht tot je beste kans. Wacht op z’n minst, tot de klootzak slaapt… Maar als zelfs een Bètaanse al aarzelde om haar vijand in zijn slaap dood te schieten, hoe zou het dan een Vor vergaan? En zij was een echte Vor… Er verscheen een onvriendelijke glimlach om Kareens mond. Haar ogen fonkelden. ‘Deze heeft nooit in het water gelegen,’ zei ze zachtjes.

Cordelia hoorde de moordzuchtige ondertonen klingelen als een klok; Vordarian hoorde blijkbaar alleen de ademloosheid van een of ander meisjesverdriet. Hij wierp een blik op het schoentje zonder de boodschap erachter te begrijpen en schudde zijn hoofd alsof hij een atmosferische storing moest verdrijven. ‘Je zult op een dag weer een zoon krijgen,’ beloofde bij haar vriendelijk. ‘Onze zoon.’ Wacht, wacht, wacht, schreeuwde Cordelia inwendig. ‘Nooit,’ fluisterde Kareen. Ze stapte achteruit zodat ze naast de bewaker in de deuropening stond, griste zijn zenuwvernietiger uit zijn open holster, richtte die van nabij op Vordarian en vuurde. De geschrokken bewaker sloeg haar hand naar boven; het schot miste doel en sloeg in het plafond. Vordarian dook achter de tafel, het enige meubelstuk in de kamer, en liet zich op de grond rollen. Zijn commandant stak in een pure reflex zijn zenuwvernietiger op en vuurde. De spieren in Kareens gezicht bevroren in doodsangst toen het blauwe vuur om haar hoofd spoelde; haar mond was opengetrokken in een laatste, geluidloze kreet. Wacht, jammerde Cordelia inwendig. Vordarian brulde ontzet: ‘Nee!’, klauterde overeind en trok een zenuwvernietiger uit de hand van een andere bewaker. De commandant, die de omvang van zijn vergissing besefte, gooide het wapen weg alsof hij afstand wilde nemen van zijn handeling. Vordarian schoot hem dood.