‘Ik wil kapitein Vaagen spreken, en nu meteen,’ herhaalde Cordelia voor de vijfde keer toen Illyans mannen hen meenamen onder de grond naar de ruimte waar inkomende personen door de Veiligheidsdienst werden gecontroleerd.
‘Ja, mevrouw. Hij is onderweg,’ verzekerde de man van de KeiVei haar opnieuw. Ze keek hem argwanend aan.
Voorzichtig ontdeden de KeiVei-mannen hen van hun verzameling wapens. Cordelia nam het hun niet kwalijk; zij zou haar verwilderd ogende groepje ook niet vertrouwen met geladen wapens. Dankzij de geheime voorraad van Ezar waren de vrouwen niet slecht gekleed, maar er was niets geweest in Bothari’s maat, dus hij had zijn rokerige en stinkende zwarte uniform aan gehouden. Gelukkig waren de opgedroogde bloedspetters niet al te opvallend. Maar hun gezichten waren hologig, gegroefd en overschaduwd. Cordelia huiverde, Bothari’s handen en oogleden trilden en Droesjnakovi had de verontrustende neiging om op willekeurige momenten te gaan huilen, geluidloos, en er net zo plotseling weer mee op te houden.
Eindelijk — er zijn maar een paar minuten verstreken, hield Cordelia zichzelf streng voor — verscheen kapitein Vaagen, samen met een technicus. Hij droeg een alledaags groen uniform en zijn tred was snel, weer op Vaagen-snelheid. Het enige overblijfsel van zijn verwondingen leek een zwart lapje voor zijn oog te zijn; het stond hem goed, gaf hem een echt piratenuiterlijk. Cordelia nam aan dat het lapje slechts een tijdelijk onderdeel was van een behandeling die nog niet was voltooid. ‘Mevrouw!’ Hij slaagde erin te glimlachen, de eerste glimlach die die gezichtsspieren de afgelopen tijd in beweging hadden gekregen, vermoedde Cordelia. Zijn ene oog schitterde triomfantelijk ‘U hebt hem!’
‘Ik hoop het, kapitein.’ Ze hield de kunstmatige baarmoeder omhoog, die ze de KeiVei-mannen niet had laten aanraken. ‘Ik hoop dat we op tijd zijn. Er branden nog geen rode lampjes, maar er was wel een waarschuwingspieptoon. Ik heb hem uitgezet, want ik werd er gek van.’ Hij inspecteerde het apparaat en controleerde de belangrijkste cijfers. ‘Mooi. Mooi. Het peil van het voedingsreservoir is heel laag, maar het is nog niet leeg. De filters werken nog, het urinezuurniveau is hoog, maar niet gevaarlijk hoog… Ik denk dat hij in orde is, mevrouw. Levend, bedoel ik. Om vast te stellen wat deze onderbreking betekent voor mijn calciumbehandelingen heb ik meer tijd nodig. Ik neem hem mee naar de ziekenboeg. Daar kan ik binnen het uur beginnen met het onderhoud.’
‘Heb je daar alles wat je nodig hebt? Voorraden?’ Hij glimlachte zijn witte tanden bloot. ‘Heer Vorkosigan heeft me opdracht gegeven een laboratorium te gaan inrichten op de dag nadat u vertrokken bent. Voor het geval dat, zei hij.’
Anti, ik hou van je.’Dank je. Ga nu maar snel.’ Ze gaf Vaagen de replicator en hij rende ermee weg.
Ze ging weer zitten als een marionet waarvan de touwtjes zijn doorgeknipt. Nu kon ze zichzelf toestaan het volledige gewicht van haar uitputting te voelen. Maar ze was nog niet helemaal klaar. Ze moest nog een zeer belangrijk verslag uitbrengen. En niet aan die idioten van de KeiVei, die maar om haar heen bleven lopen en haar niet met rust wilden laten. Ze sloot haar ogen en negeerde hen nadrukkelijk, zodat Droe antwoorden moest stamelen op hun domme vragen. Verlangen streed met angst. Ze wilde Aral zien. Ze had hem getrotseerd, zeer openlijk. Had dat zijn eer gekwetst, zijn — toegegeven, ongebruikelijk flexibele — Barrayaraanse mannelijke ego onherstelbaar verwoest? Zou ze voorgoed zijn vertrouwen kwijt zijn? Nee, dat was vast een onbillijke veronderstelling. Maar zijn geloofwaardigheid bij zijn omgeving, een deel van de subtiele psychologie van de macht… had ze die beschadigd? Zou hier een of andere vermaledijde onvoorziene politieke consequentie uit volgen, zou dit zich tegen hen keren? Kon haar dat iets schelen? Ja, besloot ze droevig. Het was vreselijk om zo moe te zijn, maar nog steeds niet onverschillig. ‘Ko!’
Bij Droe’s kreet schoten Cordelia’s ogen open. Kodelka hinkte de hal van het kantoor van de Veiligheidsdienst binnen. Goede god, de man was alweer in uniform, geschoren en om door een ringetje te halen. Alleen de grijze kringen onder zijn ogen hoorden niet bij de standaarduitrusting.
Cordelia was heel blij om te zien dat de hereniging van Ko en Droe allerminst militair van aard was. De stafofficier werd onmiddellijk bedolven onder de grote, groezelige blondine, en ze wisselden gedempte onreglementaire begroetingen uit als schat, liefje, goddank, veilig, lieveling… De mannen van de KeiVei draaiden zich gegeneerd af van de uitbarsting van naakte emotie die van hun gezichten straalde. Cordelia genoot ervan. Een veel zinniger manier om een vriend te begroeten dan met al dat imbeciele gesalueer.
Ze weken alleen uiteen om elkaar beter te kunnen zien en bleven elkaars handen vasthouden. ‘Je hebt het gehaald,’ kirde Droesjnakovi. ‘Hoe lang hebben jullie… Is vrouwe Vorpatril…?’
‘We waren hier maar een uur of twee eerder dan jullie,’ zei Ko hijgend, lichtelijk buiten adem na een heroïsche kus. ‘Vrouwe Vorpatril en de jonge heer liggen in bed in de ziekenboeg. De dokter zegt dat ze voornamelijk last heeft van stress en uitputting. Ze was ongelooflijk. We hebben een paar moeilijke momenten gehad, toen we langs Vordarians veiligheidsdienst moesten, maar ze is geen enkele keer ingestort. En jullie… Het is jullie gelukt! Ik kwam Vaagen in de gang tegen, met de replicator… Jullie hebben de zoon van meneer gered!’ Droesjnakovi liet haar schouders hangen. ‘Maar we hebben prinses Kareen verloren.’
‘O.’ Hij raakte haar lippen aan. ‘Vertel me maar niets. Heer Vorkosigan heeft me instructies gegeven om jullie meteen naar hem toe te brengen als jullie aankwamen. Om allereerst aan hem verslag uit te brengen. Ik zal jullie nu bij hem brengen.’ Hij wuifde de KeiVei-mannen weg als vliegen, iets dat Cordelia al die tijd al had willen doen. Bothari moest haar overeind helpen. Ze pakte de gele plastic tas op. Met enige ironie stelde ze vast dat die de naam en het logo droeg van een van de exclusiefste damesmodewinkels in de hoofdstad. Eindelijk heeft Kareen je ingepakt, klootzak. ‘Wat is dat?’ vroeg Ko.
‘Ja, luitenant,’ merkte de hardnekkige KeiVei-man op. ‘Alstublieft… Ze heeft geweigerd om ons dat te laten onderzoeken. Volgens de regels zouden we niet mogen toestaan dat ze het meeneemt de basis op.’ Cordelia trok de bovenkant van de tas open en stak hem uit naar Ko, zodat hij erin kon kijken. Hij tuurde erin.
‘Jézus.’ De KeiVei-mannen stormden naar voren toen Kodelka achteruitsprong. Hij wuifde hen weg. ‘Ik… ik snap het,’ stamelde hij. ‘Ja. Dat zal admiraal Vorkosigan zeker willen zien.’
‘Luitenant, wat moet ik op mijn lijst zetten?’ jammerde de KeiVei-man; ja, het was onmiskenbaar jammeren, besloot Cordelia. ‘Ik moet het registreren, als het naar binnen gaat.’
‘Geef hem iets om op te schrijven, Ko,’ zei Cordelia met een zucht. Ko gluurde nog een keer in de tas, en zijn mond vertrok tot een zeer verdorven grijns. ‘Het is in orde. Schrijf maar op dat het een Winterfeestcadeautje is voor admiraal Vorkosigan. Van zijn vrouw.’
‘O, Ko.’ Droe stak zijn degen naar hem uit. ‘Ik heb hem bewaard. Maar we zijn de schede kwijtgeraakt, het spijt me.’
Ko pakte hem aan, keek naar de tas, legde het verband en droeg hem wat voorzichtiger. ‘Dat… dat geeft niet. Bedankt.’