Droe, die had gezien dat Illyan zijn comlink gebruikte, bleek werd en in beweging kwam, meldde zich uit pure gewoonte bij hem. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Hoe is hij weggekomen?’ beet Illyan Gregors bewakers toe, die iets onverstaanbaars stamelden in de trant van: dacht dat hij sliep, en: heb toch steeds goed opgelet.
‘Hij is niet weg,’ merkte Cordelia bits op. ‘Dit is zijn huis. Hij zou toch op z’n minst hierbinnen rustig rond moeten kunnen lopen, waarom heb je anders al die nutteloze bewakers op de muren staan?’
‘Droesjie, mag ik niet op je partijtje komen?’ vroeg Gregor klaaglijk, en hij keek wanhopig om zich heen op zoek naar een hogere autoriteit dan Illyan.
Droe keek naar Illyan, die afkeurend keek. Cordelia verbrak de patstelling zonder aarzelen. ‘Ja, dat mag je wel.’
Dus danste de keizer, onder toezicht van Cordelia, met de bruid, at drie slagroomgebakjes en werd daarna tevreden naar bed gebracht. Een kwartier was alles wat hij wilde, het arme kind. Het feest ging op volle toeren verder. ‘Mag ik deze dans van u, mevrouw?’ vroeg Aral hoopvol naast haar.
Durfde ze het aan? Ze speelden de ingetogen ritmes van de spiegeldans… Dat kon toch niet misgaan. Ze knikte en Aral dronk de laatste slok uit zijn glas en nam haar mee het glanzende parket op. Stap, schuifeling, gebaar; toen ze zich concentreerde, deed ze een interessante en onverwachte ontdekking. Elk van beide partners kon leiden, en als de dansers alert en snel waren, konden de toeschouwers het verschil niet zien. Ze probeerde wat spontaan gestap en geschuifel uit, en Aral volgde vloeiend. De leidende rol sprong tussen hen heen en weer als een bal en het spel werd steeds boeiender, totdat de muziek ophield en zij buiten adem waren.
De laatste sneeuw van de winter smolt weg uit de straten van Vorbarr Sultana toen kapitein Vaagen vanuit het KeiMil contact opnam met Cordelia.
‘Het is zover, mevrouw. Ik heb alles gedaan wat ik in vitro kan doen. De placenta is tien maanden oud en vertoont duidelijk ouderdomsverschijiiselen. De machine kan niet verder worden opgevoerd om dat te compenseren.’
‘Wanneer dan?’
‘Morgen zou prima zijn.’
Die nacht sliep ze nauwelijks. De volgende ochtend dromden ze allemaal het Keizerlijke Militaire Hospitaal binnen, Aral, Cordelia en graaf Pjotr samen met Bothari. Cordelia was er niet zo zeker van dat ze het prettig vond dat Pjotr erbij was, maar totdat de oude man zo vriendelijk was om dood te vallen, zat ze aan hem vast. Misschien zou nog één beroep op zijn redelijkheid, nog één uiteenzetting van de feiten, nog één poging iets uithalen. Hun onopgeloste vijandschap deed Aral verdriet; ze wilde dat de blaam voor het voeden daarvan dan in elk geval Pjotr trof, niet haarzelf. Gedraag je maar op je slechtst, oude man. Je enige toekomst loopt via mij. Mijn zoon zal jouw brandstapel aansteken. Maar ze was blij om Bothari weer te zien.
Vaagens nieuwe laboratorium besloeg een hele verdieping in het modernste gebouw van het complex. Cordelia had hem uit zijn oude lab laten verhuizen vanwege geesten. Kort na hun terugkeer naar Vorbarr Sultana was ze eens binnengekomen voor een van haar frequente bezoekjes en had ze hem bijna verlamd aangetroffen, niet in staat te werken. Elke keer dat hij de ruimte binnenkwam, had hij gezegd, zag hij de gewelddadige en zinloze dood van dokter Henri weer voor zich. Hij kon niet over de vloer lopen op de plek waar Henri’s lichaam had gelegen, maar moest er in een wijde kring omheen lopen; allerlei geluidjes deden hem opschrikken en maakten hem nerveus. ‘Ik ben een rationeel mens,’ had hij met schorre stem gezegd. ‘Die bijgelovige nonsens zegt me niets.’ Dus had Cordelia hem geholpen met het verbranden van een persoonlijke offergave aan Henri in een komfoor op de vloer van het laboratorium, en had ze de verhuizing ingekleed als een promotie.
Het nieuwe lab was licht en ruim, en het spookte er niet. Cordelia trof er een groep wachtende mannen aan toen Vaagen haar meenam naar binnen: onderzoekers die aan Vaagen waren toegevoegd om de technologie van de baarmoederreplicator te bestuderen en geïnteresseerde niet-militaire artsen voor verloskunde, onder wie dokter Ritter, Miles’ eigen toekomstige kinderarts en zijn chirurgconsulent. Het wisselen van de wacht. Eenvoudige ouders moesten doorzetters zijn om zich een weg naar binnen te banen.
Vaagen was druk in de weer, gelukkig met zijn belangrijke rol. Hij droeg nog steeds het lapje voor zijn oog, maar beloofde Cordelia dat hij nu heel binnenkort de tijd zou nemen voor de laatste chirurgische ingreep, zodat hij er weer mee zou kunnen zien. Een technicus rolde de baarmoederreplicator te voorschijn en Vaagen bleef even staan, alsof hij probeerde te bedenken hoe hij de juiste dramatiek en plechtigheid kon verlenen aan een gebeurtenis waarvan Cordelia wist dat die zeer eenvoudig was. Hij besloot er een technische lezing voor zijn collega’s van te maken; hij vermeldde tot in detail de samenstelling van de hormoonoplossingen terwijl hij ze in de juiste toevoerkanalen injecteerde, verklaarde de cijfers die hij aflas, beschreef de afscheiding van de placenta die in de baarmoeder aan de gang was, de overeenkomsten en verschillen tussen een geboorte uit de kunstmatige en uit een natuurlijke baarmoeder. Er waren een paar verschillen die Vaagen niet noemde. Alys Vorpatril zou dit moeten zien, dacht Cordelia. Vaagen sloeg zijn ogen op, zag dat ze naar hem keek, zweeg even ongemakkelijk en glimlachte toen. ‘Vrouwe Vorkosigan.’ Hij gebaarde naar de sluiting van de replica tor. ‘Wilt u de honneurs waarnemen?’ Ze stak haar hand uit, aarzelde en keek om naar Aral. Daar stond hij, ernstig en aandachtig aan de rand van de groep. ‘Aral?’ Hij kwam naar voren. ‘Weet je het zeker?’
‘Als je een koelbox open kunt maken, kun je dit ook.’ Ze pakten allebei een vergrendeling en brachten ze tegelijk omhoog, waarmee ze het steriele zegel verbraken, en tilden het deksel eraf. Dokter Ritter kwam naar voren met een vibrascalpel, sneed zo voorzichtig door de dikke viltachtige mat van voedingsslangetjes dat het zilverachtige vruchtvlies daaronder niet werd beschadigd, sneed Miles toen los uit zijn laatste stukje biologische verpakking en veegde zijn mond en neus droog, zodat hij voor het eerst verrast kon inademen. Aral, die zijn arm om haar heen had geslagen, drukte haar zo hard tegen zich aan dat het pijn deed. Een gedempt lachje, niet meer dan een zuchtje, kwam van zijn lippen; hij slikte en knipperde met zijn ogen om zijn gelaatstrekken, vol van verrukking en pijn, weer onder controle te krijgen. Welkom, dacht Cordelia. Goede kleur…
Helaas was dat ongeveer het enige dat echt goed was. Het contrast met baby Ivan was overweldigend. Ondanks de extra weken van ontwikkeling, tien maanden tegen de negeneneenhalve van Ivan, was Miles nauwelijks half zo groot als Ivan bij zijn geboorte was geweest, en veel verschrompelder en gerimpelder. Zijn ruggengraat was zichtbaar misvormd, en zijn benen waren opgetrokken en verstijfd in een scherpe kromming. Maar het was duidelijk een mannelijke erfgenaam, daar was geen twijfel over. Zijn eerste kreetje was ijl, zwak, heel anders dan het kwade, hongerige gebrul van Ivan. Achter zich hoorde ze Pjotr teleurgesteld sissen.
‘Heeft hij wel genoeg voeding gekregen?’ vroeg ze aan Vaagen. Het was moeilijk om de beschuldiging uit haar toon te houden. Vaagen haalde hulpeloos zijn schouders op. ‘Alles wat hij op wilde nemen.’