Выбрать главу

Poul Anderson

De Tijdpatrouille

1

Medewerkers gevraagd — 21-40 jr., bij voork. ongh., mil. of techn. erv., krachtig postuur, voor goed betaald werk met reizen naar het buitenland. Engineering Studies Co., 305 E. 45, 9-12 & 2-6 u.

‘Het werk is enigszins ongewoon, ziet u,’ zei Mr. Gordon. ‘En vertrouwelijk. Ik hoop dat u een geheim kunt bewaren?’

‘Gewoonlijk wel,’ zei Manse Everard. ‘Het hangt er natuurlijk van af, wat dat geheim is.’

Mr. Gordon glimlachte. Het was een merkwaardige glimlach, waarbij zijn mond een scherp gebogen lijn vormde op een manier zoals Everard dat nooit tevoren had gezien. Hij sprak vlot standaard-Amerikaans, en droeg een onopvallend colbert, maar er was iets vreemds aan hem, dat niet alleen toegeschreven kon worden aan zijn donkere huidskleur, baardeloos gezicht en de incongruentie van Mongoolse ogen boven een smalle Kaukasische neus. Het was moeilijk te verklaren.

‘Wij zijn geen spionnen, als u dat soms mocht denken,’ zei hij.

Everard grinnikte: ‘Sorry. Denk alstublieft niet dat ik net zo hysterisch ben als de rest van het land. Ik heb trouwens nooit toegang gehad tot geheime stukken. Maar uw advertentie had het over werk in het buitenland, en zoals de zaken ervoor staan — ik zou mijn paspoort graag houden, ziet u?’ Hij was groot, met vierkante schouders en een enigszins verweerd gezicht onder kortgeknipt bruin haar. Zijn papieren lagen voor hem: een militair ontslagbewijs en een opsomming van zijn werk als ingenieur in verschillende plaatsen. Mr. Gordon scheen er nauwelijks naar gekeken te hebben.

Het kantoor was heel alledaags, een schrijftafel en een paar stoelen, een archiefkast en een deur die naar een ruimte achter het vertrek leidde. Een raam gaf uitzicht op het dreunende verkeer van New York, zes verdiepingen lager. ‘Een onafhankelijke aard,’ zei de man achter het bureau, ‘ik mag dat wel. Er komen er al zoveel kruiperig binnen, alsof ze dankbaar zouden zijn als ze een schop kregen. Maar natuurlijk, met uw ervaring bent u nog niet moedeloos. U kunt nog steeds werk krijgen, zelfs in een tijd van… eh, ver doorgevoerde bestedingsbeperking is, meen ik, de gangbare uitdrukking.’

‘Ik was geïnteresseerd,’ zei Everard. ‘Ik heb in het buitenland gewerkt, zoals u kunt zien, en ik zou graag weer gaan reizen. Maar, eerlijk gezegd, heb ik nog steeds niet het vaagste idee van wat uw firma doet.’

‘We doen van alles en nog wat,’ zei Mr. Gordon. ‘Laat eens zien… u hebt gevochten… Frankrijk en Duitsland.’ Everard knipperde met zijn ogen; zijn papieren bevatten een opsomming van zijn onderscheidingen, maar hij zou hebben kunnen zweren dat de man geen tijd had gehad om ze te lezen.

‘Mm… wilt u die knoppen op de armleuning van uw stoel even beetpakken? Dank u. Vertel eens, hoe reageert u op lichamelijk gevaar?’ Everard vloog op. ‘Zeg eens…’

De ogen van Mr. Gordon flitsten naar een instrument op zijn bureau: het was niet meer dan een doos met een paar knoppen en een meter. ‘Laat maar. Hoe is uw mening over het internationalisme?’

‘Hoor eens even…’

‘Communisme? Fascisme? Vrouwen? Uw persoonlijke ambities?… Dat is alles. U hoeft niet te antwoorden.’

‘Verduiveld, wat betekent dit allemaal?’ snauwde Everard. ‘Een kleine psychologische test. Maakt u zich er maar verder niet druk om. Ik heb alleen maar belangstelling voor uw opvattingen voorzover ze uw diepste emotionele instelling verraden.’ Mr. Gordon leunde achteruit en plaatste de vingertoppen tegen elkaar.

‘Tot zover is alles nogal veelbelovend. Kijk eens, het gaat hier om. Wij doen werk, dat zoals ik u al verteld heb, zeer geheim is. Wij eh… zijn van plan onze concurrenten een verrassing te bezorgen.’ Hij grinnikte. ‘Ga uw gang en geef me aan bij de F.B.I. als u daar zin in hebt. Er heeft hier al een onderzoek plaatsgevonden en we hebben een keurige verklaring van goed gedrag. U zult merken dat we werkelijk wereldomvattend financieel en technisch werk verrichten. Maar er is nog een kant aan deze zaak, en daarvoor hebben we medewerkers nodig. Ik zal u honderd dollar betalen als u naar het vertrek hier achter gaat en een paar tests maakt. Het zal ongeveer drie uur duren. Als u niet slaagt, dan is daarmee alles afgelopen. Slaagt u wel, dan nemen we u in dienst, geven u kennis van alle feiten en beginnen met uw opleiding. Gaat u akkoord?’

Everard aarzelde. Hij voelde zich overrompeld. Deze onderneming bestond uit meer dan een kantoor en een minzame vreemdeling. Maar toch…

‘Goed, ik zal tekenen nadat u me verteld hebt wat dit allemaal inhoudt.’

‘Zoals u wilt,’ zei Mr. Gordon schouderophalend. ‘Doe wat u het beste lijkt. De tests zullen voorspellen of u al dan niet tekent, ziet u. We gebruiken nogal ver gevorderde methodes.’

Dat was dan, tenminste, helemaal waar. Everard was enigszins op de hoogte met de moderne psychologie: encefalogrammen, associatietests, het Minnesota-profiel. Hij herkende geen enkele van de ingewikkelde apparaten die rondom hem zoemden en knipperden. De vragen die de assistent — een bleke, volkomen kale man van ondefinieerbare leeftijd, met een zwaar accent en een uitdrukkingloos gezicht — op hem afvuurde, leken absoluut zinloos. En wat was de metalen helm die hij op zijn hoofd moest dragen? Waarheen leidden de draden ervan?

Hij keek tersluiks naar de meters, maar de letters en cijfers er op, leken op niets dat hij ooit tevoren gezien had. Geen Engels, Frans, Russisch, Grieks, Chinees, of iets anders uit 1954 n.C. Misschien begon toen al de waarheid hem duidelijk te worden.

Naarmate de tests vorderden, groeide een eigenaardige zelfkennis in hem. Manson Emmert Everard, leeftijd 30 jaar, voormalig luitenant bij de genie van het U.S. Army; ervaring in ontwerpen en bouwen opgedaan in Amerika, Zweden, Arabië; nog steeds vrijgezel, echter met toenemende afgunst jegens zijn getrouwde vrienden; momenteel geen meisje, geen naaste verwanten; een tikkeltje bibliofiel; een koppig pokerspeler; voorliefde voor zeilboten, paarden en geweren; kampeerder en visser in zijn vakanties. Hij wist dit natuurlijk allemaal al lang, maar slechts als feiten zonder samenhang. Het was vreemd, deze plotselinge beleving van zichzelf als een geïntegreerd organisme, deze bewustwording dat iedere karakteristiek één enkel en noodzakelijk facet van een groter totaal was.

Na afloop was hij uitgeput en kletsnat. Mr. Gordon bood hem een sigaret aan en keek snel een serie met codetekens bedekte papieren door, die de assistent hem aanreikte. Nu en dan mompelde hij enkele woorden: ‘… cortex zêta — 20… ongenuanceerde waardebepaling hier… psychische reactie op antitoxinen… zwakke centrale coördinatie…’ Hij was overgegaan op een dialect met een zangerigheid en een uitspraak van de klinkers zoals Everard dat gedurende een langdurige kennismaking met de wijzen waarop de Engelse taal mishandeld kan worden, nog nooit gehoord had. Het duurde een half uur, voor hij weer opkeek. Everard werd rusteloos, zich ergerend aan deze hooghartige behandeling, maar zijn nieuwsgierigheid deed hem blijven waar hij was. Mr. Gordon glimlachte breed en tevreden, waarbij hij een stel ongelofelijk witte tanden vertoonde. ‘Ah. Eindelijk. Weet u dat ik al vierentwintig kandidaten heb moeten afwijzen? Maar u speelt het wel klaar. U speelt het beslist wel klaar.’

‘Wat speel ik klaar?’ Everard boog zich voorover, zich ervan bewust dat zijn pols sneller klopte. ‘Het werk in de patrouille. U wordt een soort politieagent.’

‘O ja? Waar?’

‘Overal. En in iedere tijd. Zet u maar schrap, dit zal u een schok geven.

Ziet u, hoewel onze onderneming aan de wettelijke voorschriften voldoet, is ze toch slechts bedoeld als dekmantel en bron van inkomsten. Ons echte werk is tijdbewaking.’

2

De Academie bevond zich in West-Amerika. Ze bevond zich tevens in het Oligoceen, een warme periode met wouden en weilanden, toen de miserabele voorouders van de mens haastig wegvluchtten bij de nadering van reusachtige zoogdieren. Ze was zo’n duizend jaar geleden gebouwd en zou een half miljoen jaar in stand worden gehouden — lang genoeg om zoveel mannen af te leveren als de tijdpatrouille nodig zou hebben — en dan behoedzaam afgebroken worden, zodat er geen spoor van zou overblijven. Later zouden de gletsjers komen, en er zouden mensen zijn, en in het jaar 19.352 n.C. (het 7841-ste jaar van de Moreense Overwinning) zouden deze mensen een methode ontdekken om door de tijd te reizen, en terugkeren naar het Oligoceen om de Academie te stichten.