Выбрать главу

Anne West

De watermagiër

Een

‘Kijk uit, vrouw, let op mijn zwaard! Pas op, kijk voor je!’

Cyane deed haar best de opmerkingen van de opvliegende Dwerg zo veel mogelijk te negeren. Sinds ze het magische zwaard bij zich droeg, week Giffor niet van haar zijde en deed hij er alles aan om haar duidelijk te maken hoe hij dacht over vrouwen met zwaarden.

In het meest linkse van de drie gaten in het gevest schitterde de groene diamant die de krachten van de aardmagiër Meroboth bevatte. Giffor hoefde haar er niet aan te herinneren hoe waardevol het zwaard was. Ze besefte maar al te goed hoe groot het offer was dat Meroboth had gebracht.

Met gemengde gevoelens dacht ze terug aan de afgelopen tijd. Ze was opgegroeid in het kasteel van haar ouders en voorbestemd voor een huwelijk met de steenrijke graaf Thorvald. Meroboth had daar echter andere ideeën over gehad. Sinds haar geboorte had Meroboth zich schuilgehouden in het kasteel om bij Cyane in de buurt te zijn. Hij wist dat zij degene was die de zwarte magiër Tronador moest verslaan. Alleen zij kon het zwaard hanteren waarin de drie diamanten zouden komen met de krachten van Meroboth en zijn broers Melsaran en Mekaron. Op de dag dat Cyane in het huwelijk zou treden zag Meroboth zijn kans schoon. Hij nam haar samen met de stalknecht Tiron mee voor een lange en gevaarlijke reis op zoek naar zijn beide broers. Cyanes opvoedster en gezelschapsdame Gondolin had nog geprobeerd haar tegen te houden. Toen dat niet lukte was ze meegegaan. Tot afschuw van Meroboth. Later hadden de Nudoor Sirus, een oude vriend van Meroboth, en de Dwerg Giffor, de maker van het zwaard, zich nog bij hen gevoegd. Ook de zwarte kat Sindra reisde mee.

In Dwergenland had Meroboth zijn magische krachten aan het zwaard gegeven. Hij was niet langer de machtige aardmagiër. Nu was hij een gewone, oude man.

Afwezig keek Cyane om zich heen.

Kleine straaltjes zonlicht braken door de hoge boomkronen en maakten cirkels van licht op de bosbodem. Een sluier van nevel hing stil tussen de lagere begroeiing en veroorzaakte een kilte tussen de stammen en struiken. Hier en daar stond een groepje varens. Paddestoelen groeiden tussen de wortels van enkele woudreuzen. Tegen sommige bomen klommen de woekerende bladeren van een klimopplant omhoog. Overal klonken geluiden van dieren die aan het jagen waren of opgejaagd werden. Af en toe vloog een felgekleurde vogel tussen de takken weg.

Twee dagen geleden hadden Cyane, Meroboth, Gondolin, Sirus, Giffor en Sindra het Mindorgebergte verlaten. Inmiddels waren ze de grens met Varénia overgestoken. Ze reisden door het enorme regenwoud waaruit dit land uitsluitend bestond naar het noorden, waar de Zwarte Rivier stroomde. Meroboth probeerde de Malla, een van de talrijke riviertjes die door het woud stroomden, zo veel mogelijk te volgen. De Malla mondde uit in de Ren, die zijn oorsprong had in het Dargebergte en via het westen van Akonia dwars door Varénia liep tot hij zijn einde vond in het Meer van Tagalet. Eenmaal de Ren overgestoken, wilde Meroboth langs de grens met Akonia verderreizen. Hij dacht dat in deze uithoek van het land niet naar Cyane gezocht zou worden door graaf Thorvald, de man met wie ze had moeten trouwen.

De oude man zag er kwetsbaar en vermoeid uit op zijn lelijke paardje. Meroboth was nooit een goede rijder geweest, maar nu zat hij als een zoutzak op zijn dier. De kille nevels drongen door tot zijn stramme botten. Hij had zijn mantel stevig om zich heen geslagen. In de diepte van zijn ogen blonken echter nog steeds de levenslust en de sterke wil om het avontuur tot een goed einde te brengen.

Cyane reed vlak achter hem op Horizon, die, net als de andere paarden, uitstekend verzorgd was door de Dwergen. In een eenvoudige schede op haar rug droeg ze het magische zwaard. Het handvat, met daarin de prachtige edelsteen, stak boven de schede uit als een symbool van haar nieuwe kracht. Elke rustpauze had Cyane samen met Sirus met het zwaard geoefend. Hoewel ze steeds behendiger en zelfverzekerder werd in het hanteren ervan, vroeg ze zich af hoe ze ooit de magie moest gebruiken. Sirus kon haar dat niet leren en Meroboth was er niet langer meer toe in staat.

De gespierde Nudoor reed samen met Gondolin in de achterhoede. De zwarte kat liep voor hen uit. Het dier lette niet op Gondolins kreten van afschuw als er weer een enorm insect op haar zachtgele gewaad terecht kwam. Sirus verwijderde elk beest meteen. Toch kon hij niet voorkomen dat Gondolin rillend van afkeer op haar paard zat.

Cyane was evenmin dol op de zespotige dieren en sloeg ze ruw van zich af. Ze miste Tiron, de stalknecht van haar vader. Hij was een dierbare vriend geworden. Ze kende hem al vanaf haar tiende jaar, toen hij haar had leren rijden. Hij was er vanaf het begin van deze reis bij geweest, totdat hij hen in Dwergenland opeens had verlaten. Ze vroeg zich af waar hij was en wat hij deed.

Aan die laatste ontmoeting in de binnentuin van het paleis van Vélar, de koning van de Dwergen, dacht ze vaak. Er was zoveel onuitgesproken. Ze had hem zoveel willen zeggen. Ze zuchtte en veegde een spin van haar tuniek. Somber staarde ze naar beneden. Sinds gisteren was ze begonnen met het dragen van een broek. Het fijne, bruine linnen sloot strak om haar middel waardoor haar slanke lijn goed uitkwam. De eenvoudige tuniek was lichtblauw en had een vrij diepe halslijn. Gondolin vond het afschuwelijk. Sirus had Cyane er echter op gewezen dat ze zich in de zware japonnen die ze gewoonlijk droeg, niet snel genoeg kon bewegen. En dus kleedde Cyane zich nu zo.

In die weken dat ze op reis was, was Cyane volwassen geworden. De nieuwsgierigheid en drang naar avontuur die ze in haar jeugd al had gehad maar die ze jaren had moeten onderdrukken, was teruggekeerd. Ze had ook andere gevoelens leren kennen. Het intense verdriet van de vuurmagiër Melsaran, een broer van Meroboth, had haar diep geraakt. Ze had verwarrende gevoelens voor Tiron en er was een constante angst voor de gruwelijkheden van Adanar en Ikor, de twee meesterspionnen van Tronador. Ze leerde ermee omgaan terwijl ze voorgoed brak met het leven dat ze tot nu toe had geleid.

Meroboth keek om en wees naar voren. Ze waren aangekomen bij een klein ven dat bedekt was met de grote, ronde bladeren van waterlelies. Om het water was de begroeiing enigszins geweken zodat de warme zon er vrij spel had.

‘We overnachten hier,’ zei Meroboth.

Iedereen steeg af. Giffor leidde de paarden naar het water om ze te laten drinken. Zo bars en onbeleefd als hij tegen hen was, zo zorgzaam was hij voor de dieren van het gezelschap. Hij had het tot zijn taak gemaakt voor hen te zorgen en hij deed dat zorgvuldig. Zelfs Sindra scheen hem te mogen. Voor de dieren verloor hij even het zwaard uit het oog.

Cyane was blij dat ze een moment van de Dwerg verlost was. Samen met Sirus ging ze het oerwoud in, op zoek naar droog hout. Sirus keek onderzoekend omhoog en toen weer naar beneden. Daar lag een aantal groene vruchten op de grond. Sommige waren aangevreten. Cyane herkende ze meteen. Deze lekkernijen stonden vaak op de tafel van haar ouders. Ze had ze niet meer geproefd sinds ze van het kasteel was weggegaan. ‘Avocado,’ zei ze verrast. Ze bukte zich en zocht naar gave exemplaren. Ze vond er twee en tevreden drukte ze ze tegen zich aan. ‘Dat is een welkome afwisseling bij al het vlees.’

Sirus knikte instemmend. Toen ze onder een struik droog hout en droge bladeren hadden gevonden, keerden ze snel terug naar het kamp. Met twee vuurstenen ontstak Sirus het vuur. Ze haalden vlees te voorschijn uit de door Vélar goed gevulde zadeltassen. Algauw stegen heerlijke geuren in het oerwoud op en zat iedereen rond de vlammen. De zon verdween langzaam achter de boomkronen. De duisternis trad in. Sirus wees Gondolin en Cyane op de groene bladeren van de waterlelies. ‘Als het straks donker is, gaan de bloemen open. Dat is een prachtig gezicht.’

En inderdaad openden de groene knoppen zich even later. Tergend langzaam kwamen de witte bloemen van de lelies te voorschijn. Na een uurtje was het meer niet langer groen maar stralend wit. Cyane keek er ademloos naar. Het leek wel of de bloemen het meer verlichtten waardoor het ondanks de duisternis goed zichtbaar bleef.