Выбрать главу

‘Ik kwam kijken of je veilig was,’ zei de Fee.

‘Waarom?’

‘Omdat jij onze enige redding bent, Cyane. ‘Het was de eerste keer dat de Fee haar naam noemde. Juist omdat hij dat deed besefte ze dat het Geronimo was die sprak en niet Ikor.

‘Adanar weet dat je je bij ons hebt aangesloten,’ zei ze. Om de een of andere reden had ze het idee dat ze de Fee niet hoefde uit te leggen hoe ze aan die informatie kwam.

‘Dan ben ik ten dode opgeschreven.’ Hij klonk berustend.

Cyane wist niet wat ze daarop moest zeggen. Zwijgend staarde ze voor zich uit. Langzaam ontvouwde zich het leven van Ikor zoals ze hem had leren kennen.

Ikor, een van de twee meesterspionnen van Tronador. Genadeloos en altijd in de schaduw van Adanar. Ikor, die zogenaamd was overgelopen omdat hij de superioriteit van Adanar niet meer kon verdragen. In werkelijkheid had hij zich waarschijnlijk net het vege lijf kunnen redden voor Adanar achter de waarheid was gekomen. Iedereen had hem geloofd, iedereen had klakkeloos aangenomen dat hij inderdaad de harde, onverschillige en gewetenloze Fee was die hij voorgaf te zijn. De Fee die meewaaide met de winden die voor hem het gunstigst waren en deed alsof hij van het woord loyaliteit nooit had gehoord.

Geronimo had een ingenieus maar levensgevaarlijk spel gespeeld waar zelfs Adanar geen idee van had. Hij was iemand anders geworden. Hij had Geronimo gedood en was als de nieuw geschapen Ikor in dienst getreden van Tronador om zijn land te redden uit de klauwen van de zwarte magie. Zijn loyaliteit lag wel degelijk muurvast, maar ergens anders dan iedereen dacht. Slechts iemand met een superieure intelligentie en een sterk karakter had dit voor elkaar kunnen krijgen.

Cyane had honderden vragen. Ze durfde ze niet te stellen. Ze had daar, aan de oever van de Jenagar, gezien dat Geronimo aan het eind van zijn geestelijke krachten raakte. Hij kon het masker dat zijn ware identiteit verborg nauwelijks meer dragen en ze vreesde dat een verkeerde vraag het masker zou breken. Toch was er iemand naar wie ze nieuwsgierig was omdat ze hem niet kon plaatsen. ‘Wist Dinang het?’

‘Dinang wist het en dat heeft hem zijn leven gekost.’

‘Je wilde hem alleen maar helpen.’

Geronimo zweeg.

Met een zwaar gemoed staarde ze naar de langsbulderende rivier.

Ook de Fee deed geen moeite meer het gesprek gaande te houden. Lang zaten ze daar op het rotsblok bij de rivier.

Cyane realiseerde zich dat hij zijn leven voor haar zou geven en dat ze op hem kon vertrouwen. Het was een vreemde gewaarwording dat de man, die een van haar grootste vijanden was geweest, nu haar beschermer was geworden. Haar hart ging naar hem uit, maar ze wist ook dat Ikor geen mensen in zijn leven toeliet. Iss, die hij vermoedelijk al kende uit de tijd dat hij nog leefde als Geronimo, was de enige die hij als een vriend beschouwde en dat zou waarschijnlijk ook zo blijven. De Fee had te veel meegemaakt om ooit nog iemand anders te vertrouwen.

Toen het licht begon te worden, stond hij op. Cyane volgde zijn voorbeeld.

Hij keek haar ernstig aan. ‘Geronimo is dood, Cyane. Ikor is iemand anders. Ik heb Geronimo opgeofferd voor deze wereld. Laat het niet voor niets zijn geweest. Te veel mensen weten al wie ik ben en dat maakt het uitvoeren van mijn taak onmogelijk.’

Ze staarde hem aan. Ze zag zijn gezicht weer veranderen in het koele masker waaraan ze gewend was. Ze knikte en sloot zo een zwijgend verbond met deze mysterieuze man. Ooit zou de wereld weten wat hij gedaan had. Nu werd hij beschouwd als een van de grootste vijanden van diezelfde wereld. Zo wilde Ikor het hebben en ze zou hem daarin gehoorzamen. Ook al betekende het dat ze de waarheid moest achterhouden voor de mensen van wie ze hield. Ze kon Ikors geheim niet prijsgeven. Daarvoor was zijn offer veel te groot geweest.

In een beklemmende stilte liepen ze terug naar de grot. Cyane wist dat ze slechts een glimp van Geronimo had gezien en dat hij nu wellicht voorgoed verdwenen was. Ikor zou hem verbergen tot het bittere eind. Vol ontzag keek ze op naar de lange, magere Fee.

Hij had het vertrouwen van Tronador genoten. Hij wist meer van het Rijk der Duisternis dan wie dan ook. Hij kende Adanar en hij kende Tronador. Dat maakte Ikor in één klap de machtigste medestander die ze hadden. Melsaran had gelijk. Deze man zou van levensbelang zijn. Hij mocht een kille moordenaar zijn, hij mocht verschrikkelijke dingen op zijn geweten hebben - hij had ook iets gedaan wat maar weinigen hem na zouden doen. Hij had zijn persoonlijkheid en zijn hele leven vernietigd. Alle ideeën die hij had, alle waarden waarin hij ooit had geloofd, had hij opgeofferd om deze wereld te redden.

Cyane kon nauwelijks bevroeden welke strijd Ikor met zijn geweten moest leveren. Geen wonder dat hij liever in het kolkende water van de Jenagar was gevallen. Dan zou hij eindelijk rust hebben gehad, maar dan was het ook allemaal voor niets geweest en dat had hij nog net op tijd beseft.

Plotseling sprongen de tranen in haar ogen. Hoe de uiteindelijke strijd ook zou uitpakken, het leven van Ikor was kapot. Als Ikor kon hij sowieso niet verder leven, maar Geronimo zou niet kunnen omgaan met de daden die Ikor had moeten plegen. Met een bang vermoeden keek ze nog eens naar zijn koele ogen. Ikor was ten dode opgeschreven.

Manmoedig slikte Cyane haar angstige gevoelens weg. Haar natuurlijke optimisme streed tegen de angst. Misschien kon Melsaran iets voor hem doen. Diep in haar hart wist ze echter al dat zelfs de Tovenaar van Goed en Kwaad het geweten van Ikor niet zou kunnen sussen. Ze greep de slanke hand van de koele Fee, kneep erin en rende toen vooruit naar de grot om lastige vragen te voorkomen.

De man die haar met zijn zwarte ogen nakeek, was niet Ikor maar Geronimo.

De anderen waren al klaarwakker toen Cyane de grot in kwam. Tiron kwam bezorgd naar haar toe. ‘Waar was je?’

‘Ik heb me even gewassen in de rivier,’ loog Cyane. Ze vond het niet prettig de waarheid voor Tiron achter te houden, maar ze had geen keus.

Ikor keerde pas na het ontbijt terug met de mededeling dat ze Snel verder moesten. Binnen een paar uur zouden ze de monding van de Pinedor bereiken, waar het schip van Iss lag. De mismaakte veerman reed nu voorop om hun de weg te wijzen.

Het landschap veranderde nauwelijks. Nog steeds gleden de rotsen aan hen voorbij. Wel begonnen ze nu te klimmen. De rotsvlakte ging over in een rotsgebergte. Naast hen raasde steeds dieper de Hotur. Tegen de middag ontwaarde Cyane een andere rivierbedding. Deze rivier, die zich van de Hotur afsplitste, lag ook diep. De Pinedor was de enige rivier in het Feeënrijk waarop gevaren kon worden. Vlak naast de Hotur stroomde het water rustig naar het verderop gelegen Dryadenmeer.

Ook op de Pinedor was geen schip te bekennen, want er was niemand die zich met een boot op het Dryadenmeer zou wagen. Iedereen wist dat het daar krioelde van gruwelijke monsters. Dryaden, die eenzaam leefden op hun eiland in het meer, stonden niet bekend om hun gastvrijheid. Ze deden er alles aan om ongewenste gasten te weren.

De monsters waren slechts het begin van alle ellende, meende Sirus somber. ‘Dryadenland is het enige land waar nog nooit een Nudoor voet aan de grond heeft gezet en daar hebben we verdomd goede redenen voor.’

‘Denk je eens in wat een historische gebeurtenis dat zal zijn,’ merkte Meroboth plagend op.

‘Historische gebeurtenissen die monsters bevatten, sla ik liever over,’ zei Sirus.

Cyane grinnikte. Toch bonkte haar hart heftig. Wat stond hen op het meer te wachten?

Iss bracht hen naar de bedding van de Pinedor en gebaarde dat ze de rivier een stuk stroomopwaarts moesten volgen. Ze verlieten het pad en liepen over de rotsen langs het water.

Langzaam maar zeker werd de harde ondergrond zachter. De steen veranderde in klei en algauw dook de eerste begroeiing op. Aanvankelijk waren het slechts lage struiken, maar niet veel later reden ze een bos in. Er was geen zichtbaar pad. Iss leek echter precies te weten waar hij heen moest. Hij bracht hen weer dichter naar de waterkant. Opeens stonden ze voor een ruw uitgehakte trap die naar het water leidde. Hij stapte van zijn paard af en nam het bij de teugels. Zo daalde hij de trap af naar de zanderige oever. Cyane sprong van Horizon af en volgde het voorbeeld van de veerman. Horizon had moeite met de glibberige treden. Na enkele minuten stonden ze op een klein strand.