Выбрать главу

Xor rees verder uit het water op. Iss deed een stap naar achteren. Hij bleef het monster recht aankijken. Hij gebaarde de anderen uit de buurt van Xor te blijven. ‘Zijn huid is giftig,’ waarschuwde hij.

Cyane zag dat uit de duizenden poriën van het wezen een vloeistof stroomde die de rode waas op de huid veroorzaakte.

Het slangachtige lichaam van Xor cirkelde in de lucht.

Zijn snel bewegende tong probeerde de geuren in de lucht op te vangen. Het feit dat er een harde wind stond, kon weieens hun redding betekenen. De geur van Ikor was waarschijnlijk al verdreven.

Op het achterdek hinnikten de paarden nerveus. Giffor had de grootste moeite ze kalm te houden. Met een vernietigende blik keek hij naar Xor. Xor sloeg geen acht op de dieren. Langzaam trok hij zijn lichaam op naar de hut.

‘Er wassss een Fee hier, Issss,’ concludeerde Xor.

‘Nu niet meer,’ zei Iss.

Xor bleef zoeken. Met zijn grote kop kwam hij angstvallig dicht bij de hut. Zijn tong flitste koortsachtig. Cyane kon zijn lichaam bijna aanraken zoals het daar half door de lucht zweefde. Ze kon alleen maar raden hoelang het gedeelte was dat onder het water lag.

Toen, heel plotseling, gleed Xor terug. Met een zachte plons verdween hij in het water dat zich geruisloos boven hem sloot.

Iss keek over de reling en wendde zich toen vlug tot de anderen. Hij legde zijn magere vinger over zijn lippen. Hij overhandigde Tiron de vaarboom van Ikor. Stilzwijgend vervolgden ze hun reis.

Het schip schoot over het water en algauw werd er in de verte een streep land zichtbaar.

‘Gelukkig,’ mompelde Sirus.

Meroboth schudde zijn hoofd. ‘Nu beginnen de problemen pas echt,’ meende hij.

De kust van Dryadenland bestond uit een bijna ondoordringbaar mangrovebos. De stammen van de volle, groene bomen staken hun grillige wortels diep in het water. Hier verdween het meer in een woud van takken.

Vlak voor het grote eiland streek Iss de zeilen. Het schip kwam stil te liggen op de zwarte oppervlakte. Cyane keek over de reling en meende af en toe een glimp op te vangen van de rode waas die de huid van Xor bedekte.

Iss ging op de punt van de boeg staan en tuurde het bos in.

Plotseling veranderde de sfeer. De wind was gaan liggen en een verstikkende stilte daalde op hen neer. Geen vogel of ander dier liet zich horen. Cyane stond dicht bij Tiron, Sirus, Meroboth en Gondolin. Gespannen wachtten ze af wat er ging gebeuren.

Iss wachtte eveneens af. Hij staarde tussen de takken maar vond blijkbaar niet wat hij zocht. Minuten verstreken. Het wateroppervlak brak weer en Xor kwam te voorschijn. Langzaam zwom hij rondjes rond het schip. Zijn rode ogen waren op hen gericht.

Toen begon het gekrijs. Het zwol langzaam aan vanaf het eiland. Eerst zacht en ver weg maar al snel heftiger, feller en dichtbij. Een geluid alsof er duizenden mensen in doodsangst verkeerden. Een ijzingwekkend gegil dat pijn deed aan de oren. Heel het eiland leek ermee gevuld.

Cyane sloeg haar handen voor haar oren. Dat kon het doordringende gegil echter niet tegenhouden. De angst en de woede waren bijna tastbaar. Ze wist zeker dat ze dit niet lang kon verdragen.

Als een lasso schoot Xor uit het water. ‘Ik wisssst het. Je hebt een Fee aan boord, Issss.’

Iss stond nog steeds op de boeg. Ondanks het gevaar schitterden zijn ongelijke ogen vervaarlijk en met zijn vaarboom wees hij naar Xor.

‘We moeten wat doen,’ schreeuwde Meroboth. ‘De Dryaden zullen Ikor nooit toelaten.’

‘Gillen zij zo?’ riep Cyane terug.

De oude man knikte verbeten. Hij liep naar Iss, de grote kop van Xor negerend. Het monster slingerde boven hen met zijn fel bewegende tong.

‘We hebben geen keus,’ riep Meroboth de veerman toe. ‘We moeten Ikor overboord gooien.’

‘Nee,’ riep Iss. Zijn zachte stem kwam nauwelijks boven het gekrijs uit.

‘De haat is te groot,’ schreeuwde Meroboth. ‘En ik laat een spion van Tronador niet tussen mij en mijn broer in staan.’

‘Nee!’ riep Iss nogmaals. Hij gooide zijn vaarboom neer en greep zijn dolk.

Cyane keek verschrikt toe. Dit was waanzin. Dacht Iss werkelijk Xor te kunnen doden met dat kleine wapen?

Plotseling werd ze aan de kant geduwd. Ikor was uit de hut gekomen. Snel liep hij naar Iss. Hij drukte de bijna doorzichtige hand van zijn vriend naar beneden. Het gegil zwol nog harder aan nu de Fee zich liet zien en hield toen plotseling op alsof duizenden kelen werden samengeknepen.

Xor begon te sissen. Zijn akelig rode ogen keken verlekkerd naar de Fee.

‘Met mij kom je Dryadenland nooit in,’ zei Ikor. ‘Meroboth heeft gelijk. Ik zal van boord moeten.’

Iss schudde zijn hoofd. Cyane zag de emoties in zijn blauwe oog. Ikor was sterker. Hij liep langs het lichaam van Xor dat gedeeltelijk op het dek lag, naar de reling. Slijm viel uit Xors bek naar beneden nu zijn prooi binnen handbereik was.

Cyane keek van Ikor naar Iss en toen naar Xor. Twee beloftes wogen zwaar op haar. Haar belofte om te zwijgen over Melsaran en haar belofte om de ware identiteit van Ikor te verbergen. Het vertrouwen van een van hen moest ze nu beschamen. Ze konden Ikor niet verliezen. Ze hadden hem nodig.

Ze rende naar voren, de gevaarlijke situatie negerend. Eén belofte moest ze breken, ze had geen keus. Ze greep de mantel van de Fee en trok hem met alle kracht die ze had naar achteren. ‘Nee,’ riep ze. ‘Ikor moet mee. Melsaran wil het zo.’

Ze zag dat Meroboth verbleekte. Vlug keek ze naar Sindra die Giffor had verlaten en naar voren was gekomen. Ze hoopte dat de Tovenaar van Goed en Kwaad zou begrijpen dat hij degene was wiens belofte ze niet kon houden.

Meroboth kwam voor haar staan. ‘Hoe weet jij dat?’ beet hij haar toe.

‘Hij heeft me een aantal keren bezocht via een kampvuur,’ hakkelde Cyane onder de kille blik van de oude man.

‘En je vond het niet nodig ons daarover in te lichten?’ Meroboths groene ogen spoten vuur. ‘Je weet toch hoeveel zorgen ik me maak om Melsaran?’

Ze beet op haar lip. ‘Hij wilde niet dat u wist waar hij was, omdat u zich dan nog meer zorgen zou maken.’

‘Dat is helemaal mooi. ‘Meroboth keek haar kwaad aan. Dat vond ze nog niet eens het ergste. Naast hem stonden Sirus en Tiron. Ook zij leken geschokt en boos. Cyane keek Tiron smekend aan. Hij deed niets om het voor haar op te nemen. Tranen welden op in haar ogen. Het enige wat ze had willen doen, was Melsaran beschermen, maar zelfs Tiron reageerde alsof ze hoogverraad had gepleegd.

‘Laat haar met rust.’ Een lange, slanke gestalte kwam voor haar staan om haar af te schermen tegen de boze blikken van haar vrienden. Het was Ikor. ‘Ze had geen keus.’

! ‘Bemoei je er niet mee,’ snauwde Meroboth.

De zwarte ogen van Ikor boorden zich in die van de oude man. Zijn gezicht stond grimmig toen hij langzaam zei: ‘Het is altijd makkelijk je oordeel over iemand klaar te hebben terwijl je niet weet wat er aan de hand is. Ze had geen keus.’

Meroboth keek hem lang aan. In zijn groene ogen verscheen een peinzende uitdrukking.

‘Genoeg gepraat,’ siste Xor terwijl zijn kop langzaam in de richting van Ikor bewoog. ‘Geef me die Fee.’

Lenig sprong Iss voor Ikor met zijn dolk in de aanslag. ‘Dan zul je eerst langs mij moeten.’

‘Jij hebt onssss verraden,’ lispelde Xor. ‘Ik zou je moeten doden. Je wassss een van onssss.’

Cyane keek van de een naar de ander. Dit was dus de reden waarom Iss altijd veilig het meer had kunnen oversteken. Met zijn monsterlijke uiterlijk werd hij beschouwd als een van die gruwelijke wezens die het meer bevolkten. Hij hoorde bij hen. Het Dryadenmeer was de enige plek waar Iss niet werd opgejaagd. En dat gaf hij nu op voor Ikor.

‘Hij is mijn vriend,’ zei Iss alleen maar.

Xor had daar geen boodschap aan. Het rode gif spoot uit zijn poriën op het dek terwijl zijn bek vastbesloten richting de veerman en de Fee ging. Zijn tong flitste koortsachtig en grote brokken slijm vielen uit zijn bek. Xor zag niet langer een van hen, hij zag een maaltijd.

Iss hield zijn dolk in de aanslag en Ikor trok zijn zwaard. Cyane volgde zijn voorbeeld en ook Sirus en Tiron beseften dat Ikor ondanks alles in hun kamp zat.