Выбрать главу

‘Blijf uit de buurt van het gif. Dat is dodelijk,’ waarschuwde Iss.

Cyane keek angstig toe hoe Xor steeds meer van zijn lichaam uit het water hees. Het rode vocht viel als een dodelijke regenbui van hem af. Ze vroeg zich wanhopig af hoe ze dit gruwelijke wezen moesten verslaan.

Plotseling deed Xor een aanval. Zijn kop bewoog zich snel naar Iss, maar die sprong weg en Xor kon nauwelijks voorkomen dat hij tegen het hout van het dek kletterde. Nu had hij Ikor in het vizier. De verboden aanwezigheid van de Fee riep een waanzinnige woede in het monster op.

Bliksemsnel hapte hij naar Ikor die naar achteren sprong en viel. De flitsende tong was nu vlak bij hem. Ikor kroop achterwaarts terug. Maar Xor was veel sneller. Hij hief zijn kop om opnieuw toe te happen toen zijn aandacht werd afgeleid.

Cyane zag verbaasd hoe Xor zijn kop in de lucht liet zweven alsof hij naar iets luisterde. Nu pas hoorde ze het geluid. Het was geen geluid van schreeuwende wezens dit keer. Het was een donderend geraas dat snel hun kant op kwam.

‘Een vloedgolf,’ riep Giffor uit. Hij stond nog steeds bij de paniekerige paarden op het achterdek.

Cyane keek om. Achter het schip werd een reusachtige wand van water zichtbaar. Als een dodelijke zwarte muur, met een schuimende witte kop, bewoog de golf zich naar hen toe.

Xor aarzelde geen moment. Hij liet zich van het schip glijden in de hoop dat de onpeilbare diepte van het water hem zou redden. De bemanning van het schip kon nergens heen.

Verbijsterd staarde iedereen naar de vloedgolf. Het geraas werd oorverdovend. Cyane kon alleen maar raden naar de kracht van het water. Ze zouden allemaal verpletterd worden. Ze voelde de fijne druppeltjes op haar huid toen de golf nog slechts enkele meters van hen verwijderd was. Daar kwam de muur. Ze sloot haar ogen en wachtte op de klap.

Plotseling voelde ze hoe het hele schip werd opgetild. Het steeg op als een grote vogel. Ze opende haar ogen weer. Angstig keek ze om zich heen. Naast het schip zag ze de witte schuimkoppen. Ze waren boven op de golf, die hen meevoerde Dryadenland in. Het water verpulverde het mangrovebos. Ze voeren over de kruinen. Toen, heel langzaam, zakte de golf weer in. Alsof iemand hen voorzichtig weer op de grond wilde zetten, daalden ze.

Cyane zag eerst de boomkruinen, toen de stammen en ten slotte de wortels. De golf was even plotseling verdwenen als hij was gekomen. Het geraas had plaatsgemaakt voor een weldadige stilte.

Nu pas durfden ze zich te bewegen. Ze waren midden in het mangrovebos, waar het zwarte water zich rustig een weg zocht tussen de wortels van honderden bomen. In de groene kruinen begonnen vogels te zingen.

Het schip lag muurvast tussen de bomen. Het zag ernaar uit dat ze geen kant op konden.

‘Ik ga dit vervloekte meer nooit meer op.’ Sirus haalde nog een beetje beverig zijn grote hand door zijn haar.

Meroboth zei niets. Bevreemd keek hij het bos in. Cyane volgde zijn blik en zag meteen waardoor de aandacht van de oude man gevangen was. Tussen de bomen, op een klein stukje droog land, stond een man. Hij was gekleed in een blauw gewaad. Om zijn middel hing een zwaard.

Alsof hij nauwelijks kon geloven wat hij zag, liep Meroboth naar de reling. Met beide handen omknelde hij de leuning terwijl zijn blik de man gevangenhield.

Sirus en Cyane volgden hem aarzelend. De man had wit haar en een korte, witte baard. Hij was even lang als Meroboth maar duidelijk gespierder. Om zijn hals, in een gouden ketting, hing een blauwe diamant. Cyane keek naar Sirus en zag dat de grijze ogen van de Nudoor verdacht schitterden. Daar tussen die bomen stond Mekaron, de watermagiër, de middelste van de drieling.

Hij kwam naar hen toe. Het water week voor zijn voeten en er kwam een pad te voorschijn. Voor het schip bleef hij stilstaan. ‘Het spijt me, Iss,’ zei de watermagiër met een krachtige stem. ‘Die vloedgolf was noodzakelijk om jullie te ontdoen van onze sympathieke Xor.’

Voor het eerst sinds Cyane hem kende plooide de misvormde mond van de veerman zich in een glimlach. Hij knikte Mekaron toe.

De watermagiër keek omhoog. ‘Dag broertje,’ zei hij alsof er geen tientallen jaren tussen nu en hun laatste ontmoetingwaren verstreken.

Meroboth grijnsde met vreugdetranen in zijn ogen. ‘Je bent niets veranderd.’

Sirus sprong over de reling en hielp Meroboth naar beneden. De twee broers stonden tegenover elkaar. Ze namen elkaar lang op.

Mekaron had dezelfde groene ogen als Meroboth, maar ze stonden harder en cynischer. Hij had een verweerd gezicht met scherpe lijnen. De lachrimpeltjes die bij Meroboth zo talrijk waren, ontbraken bij hem. Hij zag er sterk uit. Cyane wist dat deze man niet alleen om zijn magie gevreesd moest worden.

Meroboth strekte zijn armen. Eindelijk vielen de twee broers elkaar om de hals.

Tiron kwam naast Cyane aan de reling staan. Glimlachend keek ze naar hem op, verheugd over het geluk van Meroboth. Ze schrok echter van de verbeten trek om Tirons mond. Met lege ogen staarde hij naar de broers, die elkaar nu hartelijk op de schouders klopten en allerlei vragen stelden.

‘Tiron, wat is er?’ fluisterde ze.

‘Ontroerend, niet?’ vroeg Tiron. Zijn stem klonk bijna hatelijk. ‘Ik vraag me af of ze nog wel aan hun andere broer denken.’

‘Natuurlijk doen ze dat,’ zei Cyane verontwaardigd. ‘Ze zullen Melsaran nooit vergeten.’

Tiron keek haar met een ondefinieerbare blik aan en liep toen zonder een woord te zeggen naar het achterschip.

Verbaasd keek ze hem na. Ze had nooit geweten dat Tiron zich zo’n zorgen maakte om de vuurmagiër. Hij kende de broers van Meroboth niet. Hoewel het geluk van de oude man hem na aan het hart lag, leek hij nooit zo betrokken te zijn bij het welzijn van Mekaron en Melsaran.

Gondolin sloeg een arm om haar heen. ‘Trek je er maar niets van aan,’ zei ze. ‘Tiron heeft Meroboth altijd voor zich alleen gehad en nu moet hij hem plotseling delen met familie. Dat valt niet mee.’

Cyane knikte afwezig. Ze had het gevoel dat dit nu juist niet de reden was voor zijn gedrag.

‘Nu hebben we twee tovenaars,’ verzuchtte Gondolin quasi spijtig terwijl ze toekeek hoe Sirus en Mekaron elkaar hartelijk begroetten.

Cyane glimlachte.

Mekaron keek omhoog naar Iss. ‘Was het nu werkelijk nodig een Fee mee te nemen?’ informeerde hij hoofdschuddend. ‘Heel het eiland stond op zijn kop.’

‘Dat hebben we gehoord, ja,’ zei Meroboth.

‘Het was nodig,’ zei Iss. Hij klom over de reling en gebaarde Ikor hetzelfde te doen.

‘Deze Fee is je vriend?’ vroeg Mekaron terwijl hij Ikor aandachtig opnam.

Iss knikte slechts. Cyane zag aan Mekarons blik dat hij wist wie Ikor daadwerkelijk was. Iss moest hem ongetwijfeld over hem verteld hebben.

‘Deze Fee is Ikor, Tronadors meesterspion,’ vulde Meroboth chagrijnig aan. Plotseling werd hij aan iets herinnerd. Boos keek hij naar Cyane. ‘Het schijnt dat Melsaran wil dat hij bij ons blijft.’

‘O ja?’ Het was voor het eerst dat Mekaron oog had voor haar. Ze werd rood en boog beschaamd haar hoofd. Nu zou ze ook nog eens de woede van de watermagiër over zich uitgestort krijgen. Mekaron stak zijn hand uit om haar over de reling te helpen tot ze voor hem stond. ‘Ach ja, de wegen van onze broer zijn ondoorgrondelijk, Meroboth. Dat moet je nu toch zo langzamerhand wel weten. Kijk er dit meisje niet op aan. Zij kan er niets aan doen. Ikor is een vriend van Iss. Neem van mij aan dat hij er daar niet zoveel van heeft. Dus als hij Ikor vertrouwt dan doe ik dat ook.’

Meroboth sputterde tegen. Mekaron sloeg er geen acht op.

Cyanes hand was gevangen in de stevige greep van Mekaron en hij keek haar vriendelijk aan. De sympathie die ze al voor hem had gevoeld tijdens de visioenen in het kasteel van Delamar groeide meteen.

De watermagiër mocht dan ruw en cynisch zijn, hij stond ook open voor dingen waar hij niet direct de vinger op kon leggen. Hij verwachtte geen uitleg. Hij nam haar niets kwalijk. En wat Cyane nog veel belangrijker vond, was dat Mekaron de ware identiteit van Ikor kende.