Выбрать главу

‘Jullie zijn alle drie onafhankelijk van elkaar al jaren bezig met de strijd tegen Tronador,’ begreep Cyane.

Mekaron knikte zwijgend en zei toen: ‘We hebben elk een ander specialisme. Meroboth is de joviaalste van ons drieën. Hij heeft vele banden gesmeed met belangrijke personen die ons nu zullen bijstaan. Melsaran was en is nog altijd de sterkste magiër. Daarom kan hij zich makkelijker in het hol van de leeuw begeven. Er zijn maar twee personen voor wie hij echt moet oppassen en dat zijn Adanar en Tronador zelf. Ik heb me verder gespecialiseerd in de watermagie. Van de Dryaden heb ik echter een veel kostbaarder geschenk gekregen.’

Cyane keek hem nieuwsgierig aan.

‘Je weet dat de Dryaden ooit samen met de eenhoorns leefden in het Feeënrijk. De magiër Dar schonk de eenhoorns de luchtmagie, maar zij wisten niet hoe ze daarmee om moesten gaan. De Dryaden bleken echter een onbekend talent te bezitten. Ondanks het feit dat zij zelf geen magie bezitten, zijn zij in staat anderen te leren omgaan met magie. En dat hebben ze mij geleerd. Ik kan jou dus leren de magie te gebruiken, ook al heb ik straks zelf geen magische krachten meer.’

De woorden waren nauwelijks tot haar doorgedrongen of Mekaron haalde de kostbare ketting over zijn hoofd. Hij glimlachte weemoedig toen hij de blauwe diamant voorzichtig aanraakte. ‘Ik heb een voordeel boven mijn beide broers, Cyane. Dankzij de trainingen van die Nudoorse barbaar ben ik lichamelijk erg sterk. Ik zal niet al mijn energie verliezen zoals Meroboth. Wel mijn magische krachten, maar ik kan jou leren hoe je ermee om moet gaan dankzij de kennis van de Dryaden. Geef me het zwaard.’

Bevend deed Cyane wat hij vroeg.

Mekaron haalde de diamant uit de houder, legde hem nog eenmaal op zijn hart en zette hem toen voorzichtig in de rechterhouder van het zwaard. Slechts de plotseling dieper geworden lijnen in zijn gezicht gaven aan dat de watermagiër zijn krachten was verloren.

Cyane keek naar de twee stralende diamanten in haar zwaard. Het bezit van deze twee krachten beangstigde haar. Hoe zou ze ooit leren er op een juiste manier mee om te gaan?

Plotseling werden haar gedachten gestoord door een angstig kreetje. Verbaasd keek ze op.

Mekaron sprong nog steeds lenig van de wortel en liep snel een eindje het bos in. ‘Kom hier, Mare. Niemand zal je kwaad doen.’

Cyane zag dat de magiër zijn oor wendde naar een geluid dat ze zelf niet kon horen. ‘Nee, ook de Fee niet,’ voegde hij eraan toe. ‘Kom Mare. Laat me je voorstellen aan de vrouw die het zwaard zal dragen.’

Mekaron wenkte Cyane dat ze dichterbij moest komen. Nieuwsgierig kwam ze naast hem staan.

Daar tussen de bomen zweefde een sprookjesachtig figuurtje. Ze leek bijna doorzichtig en ze zag er bijzonder kwetsbaar uit. Ze had lang blond haar en was gekleed in een fijne blauwe jurk van een stof die Cyane niet kende. Nu begreep Cyane waar Iss zijn doorzichtige huid aan te danken had.

Langzaam zweefde Mare dichterbij. Ze kwam tot Cyanes schouders. Nieuwsgierig keken ze elkaar aan. Cyane zag de aderen op de blote armen van het meisje. Ze kon als het ware zo haar lichaam in kijken.

‘Hallo,’ zei ze enigszins beverig.

‘Mare, dit is Cyane. Zij en haar vrienden logeren bij mij,’ zei Mekaron. Cyane merkte op dat hij zachter en voorzichtiger sprak.

‘De Fee ook? ‘Mare had een hoog stemmetje dat uitstekend bij haar paste.

‘De Fee ook,’ bevestigde Mekaron. ‘Ikor zal jullie niets doen.’

‘Feeën zijn slecht,’ zei Mare bestraffend tegen Mekaron.

‘Deze Fee niet. Heb ik ooit tegen jullie gelogen?’

Mare schudde haar hoofd. Peinzend keek ze naar Cyane. Ze had prachtige, onnatuurlijk grote blauwe ogen, die stonden in een doorzichtig wit gezichtje met een fijn neusje en een bloedrood mondje. Ze draaide zich om. Tot Cyanes verbazing begon ze te zingen met een hoog stemmetje. Algauw voegden zich andere stemmen bij de hare. Eerst een paar, maar al snel zongen honderden stemmen als één stem met haar mee. Het was een mooi lied, in tegenstelling tot het vreselijke gekrijs dat de Dryaden eerder hadden laten horen.

Vanuit het bos kwamen nu allerlei vrolijk geklede figuurtjes te voorschijn. Ze waren even teer en doorzichtig als Mare. Cyane staarde met open mond naar dit bijzondere volk, dat nieuwsgierig om haar heen drong en haar van top tot teen bekeek. Ze waren duidelijk niet zo veel bezoek gewend. Een aantal Dryaden raakte voorzichtig het zwaard aan en de stof van haar kleding. Ze kletsten honderduit tegen elkaar.

‘Zie je de diamanten?’

‘Wat een kracht gaat daarvan uit.’

‘Zal dit meisje er wel mee om kunnen gaan?’

‘Ze lijkt me erg jong.’

Mekaron grijnsde Cyane bemoedigend toe terwijl de kleurige wezens om haar heen zweefden.

‘Ze zijn nogal ongemanierd,’ zei hij droog. Hij had het nog niet gezegd of de groep rond Cyane week uiteen. Cyane vroeg zich af of ze soms een verkeerde beweging had gemaakt waardoor de Dryaden geschrokken waren. Toen zag ze dat een oude Dryade naar voren trad. De anderen bogen nederig hun hoofd en Cyane begreep dat deze gerimpelde Dryade, die gekleed was in het wit, de leider moest zijn. Hij had geen aandacht voor Cyane. Voor Mekaron hield hij stil.

‘Dag, Limor,’ groette de watermagiër.

‘Mekaron. ‘Limor verwaardigde zich een knikje. ‘Er zijn vreemden op ons eiland.’

‘Het reisgezelschap van mijn broer Meroboth. Ze waren op zoek naar mij,’ legde Mekaron geduldig uit.

‘Er zit een Fee bij,’ zei Limor. ‘Jij weet als geen ander wat zij ons aangedaan hebben. Wij kunnen en willen dat nooit vergeten. Je hebt onze wensen genegeerd. Is dat de dank voor onze gastvrijheid en voor onze verdraagzaamheid ten opzichte van Iss?’

Mekaron gaf geen krimp onder het zichtbare ongenoegen van de Dryadenleider. ‘Limor, ik ben altijd eerlijk tegen je geweest. Ik was hier om te leren over het onderwijzen van magie. Die kennis hebben we nodig om te strijden tegen het Rijk der Duisternis. Ik voer deze strijd niet alleen. De Fee is een belangrijke schakel, net als ieder ander die momenteel hier op het eiland is.’

‘Ik kan dit niet accepteren,’ zei Limor.

‘Dat weet ik,’ zei Mekaron. ‘Daarom zal ik zo spoedig mogelijk vertrekken.’

Limor knikte ten teken dat hij hier vrede mee had. Zonder verder nog een woord te zeggen, verdween hij in het bos. De andere Dryaden volgden hem. Alleen Mare bleef aarzelend staan.

‘Ga maar, Mare,’ zei Mekaron. ‘Je hoort bij hen, niet bij mij. Ik dank je voor alles wat je voor me gedaan hebt.’

‘Nee,’ zei Mare plotseling beslist. De onzekerheid in haar ogen maakte plaats voor vastberadenheid. ‘U bent altijd goed voor me geweest. Ik weet dat u ons niet onnodig in gevaar zou brengen. Ik zal u en uw hele gezelschap veilig naar het vasteland brengen.’

Mekaron knikte dankbaar. Cyane kon alleen maar raden wat er in hem omging. Dit was jarenlang zijn thuis geweest en dat gaf hij nu noodgedwongen op.

Cyane, Mekaron en Mare liepen terug naar het huis op palen waar de anderen rustten. De kleine Dryade gaf er met het oog op Ikor de voorkeur aan om buiten te wachten. De andere twee klommen de trap op.

Iss kwam naar hen toe. Mekaron schudde zijn hoofd op de onuitgesproken vraag van de veerman. ‘Tijd om te gaan,’ zei hij slechts. De anderen zochten hun spullen bij elkaar en daalden de trap af.

De watermagiër keek zijn huis rond. Cyane volgde zijn blik over zijn zwaardenverzameling en over de bijzondere stenen. ‘We kunnen misschien wel wat meenemen. ‘Vragend keek ze naar Meroboth, die ook in het huis was achtergebleven.

Beslist schudde Mekaron zijn hoofd. ‘Welnee. Ik heb altijd geweten dat ik dit ooit zou moeten achterlaten. Sinds ons Vertrek uit het kasteel van Delamar heeft geen van ons nog een thuis gekend.’