Выбрать главу

Onder haar lag de verschrikkelijke diepte van het ravijn. Ze leek daar in het luchtledige te hangen. Voorzichtig zette ze weer een stap. Haar voeten bleven stevige ondergrond voelen. Omzichtig zette ze de ene voet voor de andere. Ze bleef halsstarrig voor zich uit kijken naar de zwarte muur. Ze had nauwelijks in de gaten dat Meroboth de anderen gebood haar te volgen.

Met kloppend hart liep ze naar de overkant. Opluchting overspoelde haar toen ze eindelijk bij de muur stond. Snel keek ze om. Haar reisgenoten kwamen de onzichtbare brug ook over. Het was een vreemd gezicht; ze leken wel boven de kloof te vliegen. Ze draaide zich weer om en keek omhoog naar de metershoge muur.

‘Gewoon doorlopen,’ merkte Scar op.

‘Jij hebt makkelijk praten,’ snauwde ze.

‘Die opmerking zal ik maar negeren,’ zei Scar.

Onwillekeurig vroeg ze zich af of ze hem beledigd had. Ze had niet het recht dat te concluderen want ze wist eigenlijk niets van hem. Hij had zich openlijk tegen Adanar en Tronador gekeerd. Dat maakte zijn leven hier in het Rijk der Duisternis niet gemakkelijk. Aan de andere kant bezat deze man een indrukwekkende hoeveelheid zwarte magie.

Ze haalde nogmaals diep adem. Met haar beide handen voor zich uit gestoken liep ze naar de muur om er vervolgens dwars doorheen te gaan. Heel even hoorde ze het moeizame gesteun van de stenen. Toen was ze binnen.

Veertien

Cyane stond op een grote binnenplaats die geheel verlaten was. Onkruid groeide tussen de stenen op de grond. De muren waren bedekt met mos. De ruiten in de muren waren kapot alsof de burcht al langgeleden was verlaten.

Achter zich hoorde ze de anderen komen.

‘Dat doe ik nooit meer.’ Sirus was de eerste die binnenkwam. Hij stond te trillen op zijn benen.

‘Dat was een interessante ervaring,’ vond Meroboth.

Een voor een kwamen de anderen door de muur. Ikor en Iss sloten de rij. De paarden en Miran hadden ze aan de rand van de kloof achtergelaten.

Cyane liep verder de binnenplaats over en ontdekte een enkele, eenvoudige deur. Hij stond op een kier. Zonder aarzelen liep ze erheen, opende hem verder en stapte naar binnen. Ze kwam uit in een door kaarsen verlichte gang. Abrupt stond ze stil. Tronador was dood en waarschijnlijk al langere tijd niet hier geweest. Wie had dan deze kaarsen aangestoken?

‘Oud trucje,’ zei Meroboth achter haar. ‘Deze kaargen branden waarschijnlijk al jaren zo.’

‘O.’ Ze keek om zich heen. De muren waren kaal en werden alleen verlevendigd door het dansende kaarslicht. ‘Waar zoeken we eigenlijk – haar?’ fluisterde ze.

De oude man haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet precies.’

De anderen kwamen ook de gang in. In het flikkerende kaarslicht zag Cyane de gespannen trek om Melsarans mond. Het drong tot haar door dat dit niet alleen de burcht van Tronador was. Het was ook het huis waar Melsasser, zijn geliefde broer, de laatste jaren van zijn leven had doorgebracht. Plotseling huiverde ze. Het was alsof ze de geest van de zwarte magiër kon voelen. Niet vol haat en wraakzuchtig zoals ze altijd gedacht had, maar triest en eenzaam.

Op goed geluk begon ze te lopen. Ze wist niet waarheen. Het maakte ook niet veel uit. Het paleis van Ikor was al groot geweest. Deze burcht was een wirwar van kale, smalle gangen die allemaal verlicht werden door kaarsen.

Ze liepen langs enkele deuren, maar niemand leek het de moeite waard te vinden deze te openen. Het was alsof een vreemde kracht hen door de gangen trok. Cyane realiseerde het zich met een schok. Ze liep niet willekeurig wat rond. Iemand liet haar dan weer rechtdoor lopen, dan weer links afslaan. En ze kon er niets aan doen.

Minuten gingen voorbij en ze vermoedde dat ze al diep in het complex waren binnengedrongen. Ze sloeg weer een hoek om en kwam uit in een gang die er heel anders uitzag dan de andere. Deze was breed en voorzien van prachtige kroonluchters waarin tientallen kaarsen hun licht lieten schijnen over grote schilderijen die aan weerszijden van de gang hingen. Aan het eind was een grote dubbele deur.

‘Kijk nou eens.’ Mekaron floot tussen zijn tanden. Hij stond bij een van de schilderijen.

Cyane volgde zijn blik en zag wat hij bedoelde. Het schilderij stelde Adanar voor. Nu ze goed keek zag ze dat hij op elk schilderij stond dat de gang sierde.

‘Walgelijk.’ Sindra sprak kernachtig uit wat iedereen dacht. Ze stond vlak naast haar man, wiens ogen verdacht schitterden.

Sirus schudde niet-begrijpend zijn hoofd. ‘Maar dit was het huis van Tronador.’

‘Precies.’ Het gezicht van Meroboth stond grimmig. ‘Er klopt iets niet.’

‘Misschien moesten we maar eens achter die deuren kijken,’ stelde Mekaron voor.

Daar had niemand veel aanmoediging voor nodig. De deuren waren rijkelijk versierd met ingewikkelde symbolen, zorgvuldig uitgesneden in het donkere hout.

‘Dit zijn symbolen van zwarte magie,’ merkte Melsaran op.

Verrast keek Cyane hem aan. Het was de eerste keer dat hij sprak sinds ze de burcht in waren gekomen.

Ikor legde zijn hand om de klink en opende de deur langzaam. Geluidloos gaf het gevaarte gehoor aan zijn bevel.

‘Ben jij hier weieens geweest?’ vroeg Cyane.

Ikor schudde zijn hoofd. ‘Ik had hier niets te zoeken.’

Nieuwsgierig wilde ze langs hem heen glippen, maar Ikor greep haar stevig bij de schouder. ‘Doe voorzichtig.’

Abrupt hield ze stil. Hij had natuurlijk gelijk. Dit was de „ burcht van Tronador. Wie weet wat zich achter deze deuren bevond. Ze zuchtte. Ondanks de miljoenen fluisterende stemmen in haar hoofd, ondanks haar heldere inzicht, kon ze zich nog steeds gedragen als een dom wicht.

‘Blij te zien dat je nog niets veranderd bent,’ fluisterde iemand in haar oor. Verrast keek ze om in de twinkelende ogen van Sirus. Ze grijnsde.

Met getrokken zwaard liep Ikor naar binnen en wenkte de anderen. Een voor een kwamen ze het grote vertrek in.

Cyanes mond viel open. Het was een troonzaal met achterin een enorme gouden troon die was versierd met slangen van goud. De ogen waren gemaakt van diamanten in allerlei kleuren. Draperieën en gordijnen van goudbrokaat afgestikt met juwelen sierden de muren en de vloer leek gemetseld van puur goud. Aan het plafond hingen enorme kroonluchters, ook voorzien van prachtige versieringen.

‘Nou, we weten in ieder geval waar het geld zit in de familie,’ merkte Meroboth droog op.

Langzaam liep Cyane de zaal in, de pracht en praal in zich opnemend. Dus zo had Melsasser geleefd, badend in weelde. Het contrast met de broers die hij had verraden had niet groter kunnen zijn. Ze dacht aan de simpele torenkamer waar Meroboth jaren van zijn leven had gesleten en aan de hut op palen in het drassige Dryadenland, de woning van Mekaron. Melsaran had zelfs nooit een eigen huis gehad. Slechts één gedachte, helder als kristal, drong zich aan haar op. Zou Melsasser hier gelukkig zijn geweest?

Voorzichtig keek ze naar Melsaran. Zijn hand gleed afwezig over de fluwelen stof van de draperieën. Zijn gedachten leken ver weg. Ze greep de hand. Zo liepen ze samen de ruimte door.

Cyane kon zich de gevoelens van Melsaran niet alleen indenken; dankzij de steen van Goed en Kwaad kon ze ze ook voelen. Het deed haar pijn om te weten dat hij zoveel verdriet had. Bij de enorme troon bleven ze staan. Het centrum van Tronadors macht. Vanaf hier had hij zijn rijk met harde hand geregeerd. Ze keek naar de tientallen slangen en rilde. Zwarte slangen die miljoenen mensen hadden onderdrukt. Een gruwelijk symbool.

Plotseling werden Cyanes ogen groot en als versteend staarde ze naar de troon. Zwarte slangen. Was het toeval? Voordat ze deze gedachte verder kon uitwerken klonk er een stem achter hen.

‘Welkom in de Burcht van Tronador.’

Met een ruk draaide Cyane zich om, haar hand nog steeds in die van Melsaran. In de deuropening stond Adanar. Weer schrok ze van zijn lege blik. Het was alsof elke emotie bij hem vernietigd was, verzwolgen door een onbekende kracht. In het blinkende licht van het goud dat hen omringde viel haar op hoe uitgemergeld hij eruitzag. Feeën waren vaak slank, maar Adanar was niet meer dan een skelet, omgeven door een bijna grauwe huid alsof hij al maanden slecht voor zichzelf had gezorgd.