Выбрать главу

Als ze niet zo doodsbang voor hem was geweest, had ze misschien wel medelijden gehad. Nu stond ze echter te trillen op haar benen. Ze was zich bewust van een nieuwe emotie die haar overspoelde, veroorzaakt door de rode diamant. Deze man was de verpersoonlijking van het kwaad. Hij was gevaarlijk en genadeloos. Ze kon zijn gedachten en ziel bijna voelen. Het verkilde haar tot op het bot.

Adanar ving haar blik. Hij kwam verder naar binnen. Achter hem viel de deur in het slot. Langs de anderen liep hij naar haar toe met een onwerkelijke grijns op zijn gezicht.

‘En hoe voelt het om mij te zijn, Cyane?’ Aandachtigkeek hij haar aan, zijn zwarte ogen ontdaan van elk gevoel.

‘Laat haar met rust, Adanar.’ Melsaran had haar hand niet losgelaten. Onbevreesd keek hij hem aan.

Adanar liet zijn blik onverschillig over zijn aartsvijand glijden. ‘Jij hebt de krachten niet meer om mij tegen te houden. Ik kan doen met jou wat ik wil.’ Langzaam hief hij zijn hand.

Heel even maakte een wilde schrik zich van Cyane meester. Ze voelde de druk van Melsarans hand. Glashelder zag ze plotseling voor zich wat de Fee met Fabians dochter had gedaan. Dat mocht Melsaran niet overkomen. De angst verdween en maakte plaats voor een rustige, zelfverzekerde kracht. Zij beheerste alle vormen van magie. Op zijn minst was ze even sterk als Adanar. Ze greep zijn pols en sloot er haar hand krachtig omheen. ‘Ik ben niet gediend van jouw trucjes,’ beet ze hem toe. Ze stond verbaasd van haar eigen moed.

Ze was niet de enige. Ver weg in die gevoelloze ogen zag ze een vonk van verbijstering. Dat was genoeg voor haar. ‘Ik weet niet of ik sterker ben dan jij,’ zei ze rustig, ‘maar ik denk niet dat je dat wilt uitproberen.’

Adanar aarzelde. Zijn blik gleed over haar heen. Ze kon hem praktisch horen denken. Zijn ogen verraadden niets. Toen rukte hij zich los en liep van haar weg. Zodra ze besefte dat ze deze krachtmeting had gewonnen, begon ze van top tot teen te trillen. Ze had het opgenomen tegen Adanar. Hoe had ze het in haar hoofd gehaald?

Ze voelde hoe Melsaran zijn arm om haar heen sloeg. ‘Goed gedaan, meisje,’ fluisterde hij haar in het oor. Voor het eerst sinds lange tijd zag ze een twinkeling in zijn ogen.

Langzaam liep Adanar langs de anderen. Hij keek dwars door iedereen heen alsof er niemand in de zaal was. ‘Wat vinden jullie van mijn troon?’ vroeg hij onverwachts. Hij draaide zich om naar Meroboth, die het dichtst bij hem stond.

‘Jouw troon?’ herhaalde Meroboth.

‘Mijn troon, ja. De troon van Tronador.’ Adanars stem klonk bijna triomfantelijk.

Mekaron was met één stap bij hem. ‘Wat bedoel je daarmee?’

Adanar grijnsde, een onnatuurlijke grimas. ‘Ach, ik kan het jullie nu wel vertellen, want jullie komen deze burcht toch niet meer levend uit.’

Hij had nu ieders aandacht. Plotseling begon hij te giechelen, bijna te kakelen, krankzinnig en zonder enig gevoel. ‘Kijk jullie nu eens staan met z’n allen,’ riep hij met schrille stem. ‘Denk je nu echt dat ik die halfgare broer van jullie de macht over dit Rijk had gegeven? Ben ik soms gek? Melsasser was een zwakke pop, een marionet die door mij bespeeld werd. Ik ben Tronador, stelletje idioten. Ik ben de machthebber van dit Rijk. Ik alleen. Jullie broer was niets anders dan een bron van zwarte magie voor mij. En uiteindelijk heb ik ook die van hem af kunnen nemen. Melsasser heeft nu alleen nog maar wat basismagie.’

Met een triomfantelijk gebaar greep hij naar zijn hals. Hij rukte de ketting over zijn hoofd en met gestrekte hand liet hij hem voor iedereen zichtbaar in de lucht hangen.

Een doodse stilte volgde op de woorden van de Fee. Adanar stond na te hijgen van zijn uitval. Zijn hand met daarin de ketting gleed plotseling naast zijn lichaam. Cyane bedacht dat zijn uitgemergelde lijf niet veel meer kon hebben.

Melsaran schudde zijn hoofd. ‘Dat had ik kunnen weten,’ zei hij. Zijn stem klonk vermoeid. ‘Melsasser was net zo goed een slachtoffer als wij.’

Alleen Cyane hoorde die laatste zin. Haar hart bloedde voor de broer van wie Melsaran zo veel had gehouden. De broer die hij nooit meer zou zien. De broer van wie iedereen vele jaren lang had gedacht dat hij Tronador was. De oppermachtige heerser van het Rijk. Tronador was niet meer dan een masker geweest waarachter Adanar zich had verborgen. In zijn naam had de Fee gruwelijke dingen gedaan om zijn macht te bevestigen. Melsasser, ondanks de zwarte magie zwak van karakter, had er niets tegen kunnen doen. Zou zijn geweten ten slotte wakker zijn geworden? Zou hij getergd zijn door een hardnekkig knagend schuldgevoel? Ze zouden het nooit weten.

Cyane staarde voor zich uit. Niemand zou ooit weten hoe Melsasser de laatste jaren van zijn leven had doorgebracht.

Meroboth drong naar voren en ging onbevreesd voor Adanar staan. ‘Goed, Tronador,’ zei hij nadrukkelijk. ‘Als machthebber van dit Rijk weet jij ongetwijfeld ook wie de drager van het zwaard der zwarte magie is.’

Adanars doffe ogen lichtten even op alsof hij genoot van een binnenpretje. ‘Natuurlijk weet ik dat, Meroboth. Hij is al een tijdje hier.’

‘Het is tijd,’ zei Meroboth alleen maar.

Adanar knikte bijna triomfantelijk bij die woorden. Een grote onrust maakte zich van Cyane meester. Dit ging te gemakkelijk. Adanar leek bijna verheugd haar tegenstander aan hen voor te stellen.

‘Ja, het is tijd,’ zei de Fee lijzig. Hij draaide zich om en liep naar de grote toegangsdeur van de zaal. Op zijn gebaar opende de deur zich.

Vijftien

In de deuropening stond een man. Zijn zwarte haar zat verward en zijn groene ogen hadden elke glans verloren.

Cyane voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Haar knieën leken het te begeven en haar hand klauwde in de arm van Melsaran, die nog steeds naast haar stond. ‘Nee,’ fluisterde ze. ‘Tiron.’

Tiron liep naar binnen met gebogen hoofd, de blik van iedereen vermijdend.

‘Dit is hem!’ kakelde Adanar triomfantelijk. ‘Hier is de drager van het zwaard.’ Hij lachte luid.

Verbijstering maakte zich van de groep meester. De enige die nauwelijks verbaasd leek, was Mekaron. Met zijn armen over elkaar staarde hij Tiron grimmig aan.

Hangend aan Melsarans arm staarde Cyane naar de man die ze liefhad. Hij zag er slecht uit. Het liefst had ze hem in haar armen genomen, maar de harde realiteit weerhield haar. Dit was de man die zij moest verslaan, moest doden om de wereld te redden. Dit was dus de man van het standbeeld. Tiron was de drager van het zwaard der zwarte magie.

Een hulpeloze kreet ontsnapte aan haar lippen. Ze kon het niet. Ze kon hem niet doden. Onbeheerst begon ze te rillen. Melsaran trok haar tegen zich aan.

Meroboth wist zijn gevoelens goed te verbergen. Hij wenkte Giffor. De Dwerg had al die tijd de panter met het zwaard bij zich gedragen. In een flits zag Cyane die dag in het huis van Ikor weer voor zich, toen ze Tiron had betrapt met het gevest van het zwaard in zijn hand. Hij moest het toen al geweten hebben. Nu begreep ze waarom hij was gevlucht.

Meroboth nam de panter van Giffor over en zette hem voor Tiron neer. Uit de ogen van de oude man viel niets af te lezen, maar Cyane wist dat hij gekwetst moest zijn door de uitkomst van dit raadsel. Hij had Tiron onder zijn hoede genomen toen hij niemand meer had. Nu was diezelfde Tiron zijn grootste vijand geworden.

Kort keek Meroboth de jongeman aan en deed toen een stap naar achteren. Zijn blik rustte op het zwaard dat nog steeds in de bek van de panter zat.

Tiron knielde bij het beeld neer en sloot langzaam zijn hand om het gevest. Toen trok hij het zwaard soepel uit de bek en ging fier rechtop staan. Het was de eerste keer dat hij hen allemaal aankeek. Zijn ogen gleden over Cyane en ze zag even een glimp van pijn.

Als verlamd staarde ze naar het zwaard in zijn hand. Er was geen twijfel over mogelijk. Tiron was haar tegenstander. Haar knieën knikten. De grond leek onder haar weggeslagen te zijn en haar wereld bestond alleen maar uit een diep zwart gat waaruit geen ontsnappen meer mogelijk was. Ze boorde haar nagels in het vlees van Melsarans arm.