Выбрать главу

Nog steeds kakelend van het lachen nam Adanar de zwarte diamant uit de houder en liep naar Tiron. Triomfantelijk legde hij de diamant in de houder van het zwaard.

Tiron staarde naar de steen. Langzaam gleed zijn hand naar zijn eigen hals. Vanonder zijn tuniek haalde hij een eenvoudige ketting te voorschijn. Aan de ketting hing de punt van de hoorn van Domarin.

Aarzelend hield hij hem in zijn handen. Het was de luchtmagie die hem had geleerd met magie om te gaan nadat hij de lessen van Mekaron aan Cyane had geobserveerd. Het was de luchtmagie die hem net dat beetje extra kracht zou geven om haar te kunnen verslaan.

Met een paar stappen was Mekaron bij hem. Zijn hand sloot zich stevig om de punt van de hoorn. ‘Dus dit had je al die tijd te verbergen: de luchtmagie,’ zei hij met luide stem.

Tiron rukte de hoorn los. ‘Laat me met rust,’ siste hij. ‘Dit gaatje niets aan.’

‘O nee?’ donderde Mekaron. ‘Jij leugenachtig monster. Er zijn drie vormen nodig om de zwarte magie te verslaan. Nu heb jij een extra kracht. Niemand weet wat de uitkomst nu zal zijn. Verrader. Al die tijd dat je met ons mee bent gereisd, had jij de luchtmagie in bezit.’

Cyane maakte zich los van Melsaran en deed een stap naar voren. ‘Is dat waar?’ vroeg ze.

Tiron knikte.

Adanar lachte schril. ‘Bof ik even!’ gilde hij.

‘Houd je kop.’ Met een ruk draaide Mekaron zich naar hem om. Nog nooit had Cyane Mekaron zo kwaad gezien als nu. Al die tijd had hij vermoed dat er iets aan de hand was met Tiron. Nu was hij tot de ontdekking gekomen dat de jongeman die hij ondanks alles had verdragen, zijn levenswerk kon vernietigen.

‘Hoe voelt het om te verliezen, Mekaron?’ riep Adanar. ‘Ik kan je verzekeren dat Melsasser het niet leuk vond.’

‘We hebben nog niet verloren, Adanar,’ klonk opeens de rustige stem van Melsaran. ‘Je vergeet namelijk één klein dingetje.’

‘En dat is, o wijze Tovenaar van Goed en Kwaad?’ spotte Adanar.

‘Dat ik niet langer de Tovenaar van Goed en Kwaad ben.’

De lach verstilde op het gezicht van de Fee.

‘Ik heb Cyane de macht om te onderscheiden gegeven, weet je nog wel? Dat kan het verschil maken,’ zei Melsaran.

‘Ze weet helemaal niet hoe ze daarmee om moet gaan,’ beet Adanar van zich af. Zijn stem klonk echter niet meer zo zeker.

‘Dat zullen we moeten afwachten. Kom Mekaron, laat de jongen met rust.’ Melsaran wenkte zijn broer. Mekaron wierp nog een kille blik op Tiron alvorens zich weer bij het gezelschap te voegen.

Cyane had het idee dat ze vanuit de verte keek naar iets wat ze nauwelijks kon zien. Al het licht leek uit haar wereld verdwenen.

Meroboth herstelde zich als eerste. Zonder Tiron nog een blik te gunnen zei hij: ‘De voorspelling moet uitkomen. Jullie moeten de strijd aangaan.’

Cyane leek te ontwaken bij deze woorden. Het peilloze zwart om haar heen vervaagde en afwezig keek ze de oude man aan. ‘Nee,’ zei ze met een helderheid die haar zelf verbaasde. ‘Ik kan dit gevecht niet aangaan. Niet met Tiron als tegenstander.’

‘Je hebt geen keus.’ Meroboths stem klonk onverbiddelijk.

Ze begreep zijn houding, want hij had zijn hele leven opgeofferd voor dit moment, maar zelfs Meroboth kon niet van haar verwachten dat ze de man van wie ze hield doodde. ‘Dat heb ik wel. Ik doe het niet.’

‘Dat dacht ik wel!’ gilde Adanar. ‘Dan zal de overwinning voor mij zijn!’

Meroboths ogen schitterden met een ongekende felheid.

Voordat hij iets kon zeggen, kwam Mekaron naar Cyane toe. Hij pakte haar bij de schouders en dwong haar hem aan te kijken. Ze las warmte en begrip maar vooral vertrouwen in zijn blik. Op dat moment brak er iets in haar.

Geluidloos stroomden de tranen over haar wangen. De watermagiër had haar al die tijd willen beschermen tegen iets wat hij vermoedde. Ze had naar hem moeten luisteren. In plaats daarvan had ze hem genegeerd en afgewezen. Zijn vertrouwen had ze niet verdiend en dat besefte ze maar al te goed.

‘Kijk naar de mensen om je heen, Cyane,’ zei Mekaron zacht. ‘Ze zijn met jou meegereisd, de hele wereld rond. Ze hebben hun leven voor jou gewaagd en je tegen aanvallen beschermd. Je kunt ze nu niet in de steek laten, meisje.’

Haar waterige blik gleed over de mensen die al die maanden bij haar waren geweest. Ze was om hen gaan geven. Soms kon ze zich een leven zonder hen niet meer voorstellen.

Ze dacht aan de uren rond het kampvuur wanneer Sirus grappige en sterke verhalen opdiste. Ze zag Giffor voor zich, al die keren dat hij de dieren verzorgde. Ze voelde Gondolins armen om zich heen wanneer ze het even niet zag zitten. Ze dacht aan de sprankelende Sindra en aan de wijze uitspraken van Iss. Aan de prachtige eenhoorn Miran en aan Ikor, die op onvoorstelbare wijze zijn leven had opgeofferd om zijn volk te redden.

En toen dacht ze aan de drieling. De drie ooit zo machtige magiërs die hun krachten aan haar hadden afgestaan. Ze was van deze mannen gaan houden en ze wist dat hun liefde voor haar onvoorwaardelijk was, wat ze verder ook zou doen.

Ze had eraan getwijfeld, zo vaak. Vooral Mekarons bedoelingen waren haar niet altijd duidelijk. Ook hij had haar alleen maar willen helpen. Nee, ze kon hen niet in de steek laten. Hun hele leven had in het teken gestaan van haar. Ze kon het niet opgeven zo vlak voor de eindstreep; hoe moeilijk deze beproeving ook zou zijn. Ze hadden haar nodig. Iedereen die daar bij haar stond, rekende op haar. Ieder van hen had grote offers gebracht. Nu was het haar beurt. Ze had geen enkele keus.

Langzaam knikte ze en als in een droom greep ze naar haar zwaard. Als op afspraak weken de anderen opzij. Er ontstond een grote kring om Tiron en haar heen. Zelfs Adanar ging aan de kant.

Daar stonden ze tegenover elkaar, elk met hun magische zwaard in de hand. Dit was het moment waarop de hele wereld gewacht had. Nu zouden de aardmagie, de watermagie en de vuurmagie de strijd aangaan met de zwarte magie en de luchtmagie. Nu zou blijken welke vorm zou overleven. Zou de wereld vredig kunnen voortbestaan of zou er voor altijd een harde strijd zijn tussen deze krachten?

Alle lessen die Meroboth, Mekaron en Melsaran haar ooit hadden gegeven, schoten door Cyanes hoofd. Wanhopig klemde ze zich aan hun woorden vast. Ze probeerde niet te kijken naar de man die tegenover haar stond. Ze wilde niet denken aan de momenten die ze samen hadden doorgebracht. Maar juist nu trokken die ogenblikken als losse fragmenten aan haar voorbij.

Ze zag hoe ze samen door het groene landschap rond haar ouderlijk kasteel reden. Ze zag hen weer samen staan in het park bij het paleis van Vélar en ze zag dat allerlaatste moment in Ikors huis. Toen had ze het al kunnen weten.

Nee, ze wilde hier niet aan denken. Ze had een taak te volbrengen. Heel even vingen haar ogen de zijne en ze las dezelfde twijfels en dezelfde angsten. Wat een wreed lot hadden de sterren voor hen uitgezocht.

Cyane haalde diep adem en toen, onverwachts, deed ze een stap naar voren met haar zwaard in de aanslag. Tiron sprong lenig naar achteren en ontweek haar slag. Ze wist dat hij een kundig strijder was. Vaak genoeg had ze dat gezien. En hij was snel. Hij dook naar voren en sloeg hard tegen haar zwaard. Ternauwernood wist ze haar wapen vast te houden. Ze riep zichzelf streng tot de orde. Gevoelens waren nu niet belangrijk meer. Ze moest hem verslaan en dat betekende dat ze moest opletten.

Ze verstevigde haar greep en stak terug. Tiron dook weg. Toen zag ze de opvallende schittering in het gevest van zijn zwaard. Plotseling voelde ze een felle pijn in haar rechterhand die het zwaard vasthield. Ze wilde het uitschreeuwen. Heftig beet ze op haar tong tot ze het bloed in haar mond proefde.

Koortsachtig probeerde ze zich te concentreren. Ze hoefde de magie alleen haar wil maar op te leggen. Ze staarde naar Tirons arm waaruit plotseling een woeste slingerplant te voorschijn kwam. Tiron rukte die met een kreet van pijn uit zijn lichaam. Bloed sijpelde uit de wond. Hij sloeg weer toe en raakte Cyanes andere arm.