Выбрать главу

‘Het is beter zo,’ fluisterde Ikor. ‘Geronimo kan niet leven met wat ik heb moeten doen om ons volk te redden. We konden elkaar niet verdragen. Het was voor mij gemakkelijker om te doen alsof hij er niet was. Ik hoop dat je me ooit zult begrijpen.’ De ogen van de Fee braken en zijn hoofd viel opzij.

Cyane slaakte een verstikte kreet terwijl ze ongelovig naar Ikors lichaam staarde. Langzaam maakte ze zijn hand los uit de hare en legde die op zijn levenloze lichaam. Het lichaam dat jarenlang twee bijzondere mannen had gehuisvest. Nu begreep ze het. Ikor had een eigen leven willen leiden. Los van Geronimo. Het had nooit gekund en nu waren ze allebei dood. Een wilde woede overviel haar.

Met een ruk sprong ze op. Met haar zwaard in de hand stormde ze naar Adanar. Zijn waanzinnige blik bracht haar tot razernij. Hij zou boeten voor alles wat hij gedaan had.

Adanar hief zijn zwaard.

‘Cyane, stop.’ Melsarans stem drong nauwelijks tot haar door. Ze voelde een verlammende pijn in haar arm en haar zwaard viel kletterend op de grond.

Luid en triomfantelijk lachte Adanar en hij sprong naar voren om zijn werk af te maken. Nooit zou ze de aanblik van de krankzinnige Fee vergeten zoals hij daar met zijn afschuwelijke grimas naar haar toe kwam. Hij hief zijn machtige wapen en op dat moment drong het tot haar door dat alles voor niets was geweest. Dat besef deed in haar een enorme vechtlust ontbranden. Met het laatste restje kracht dat ze nog in zich had, greep ze haar zwaard. De diamanten straalden met de eeuwige kracht die zij leken te bezitten.

Ze beet op haar lip. Ze moest door de afschuwelijke pijn heen. Ze krabbelde moeizaam overeind. Ze zou in ieder geval strijdend ten onder gaan.

Adanar mompelde iets. Zijn magere lippen bewogen zich stram. Ze concentreerde zich op de krachten van de diamanten. Nog één keer zou ze hun magie gebruiken. De stralen begonnen zich te vormen. Ook de zwarte diamant straalde heftig. Bijna tegelijkertijd schoten de vijf kleuren uit de stenen en de hoorn. Ze ontmoetten elkaar tussen Adanar en Cyane in. Maar in plaats van elkaar te vernietigen stroomden ze samen.

Pas toen zag ze dat er iemand tussen hen in stond. Hij hield de mooiste diamant vast die ze ooit had gezien. Stralend, maagdelijk wit verspreidde zich. De vijf kleuren dwarrelden om de steen. Ze dansten alsof ze hun thuis hadden bereikt en drongen uiteindelijk naar binnen in een woeste dans achter het schitterende kristal.

‘Nee!’ krijste Adanar.

Ze zag dat de zwarte magie zich onttrok uit zijn lichaam.

‘Nee, dat kun je me niet aandoen. Ik heb je groot gemaakt.’

Cyane verplaatste haar aandacht naar de man in het midden. Ze hapte naar adem. Het was Scar en in zijn hand hield hij de vijfkleurige diamant.

Genadeloos richtte hij de steen op de Fee. Onstuimig zoog het prachtige sieraad de zwarte krachten naar zich toe.

Ze zag het magere lijf van Adanar haast verschrompelen. Zijn verwaarloosde lichaam kon dit niet meer aan. Zijn zwaard kletterde op de grond. Vertwijfeld keek hij naar de gesluierde man.

Sears ogen stonden onverzoenlijk. Met vaste hand hield hij de steen op Adanar gericht. Toen begon hij te spreken, langzaam en onverbiddelijk. ‘Je hebt mij misbruikt en nu ook mijn zoon. Je hebt mij vervreemd van mijn broers. Onder jouw invloed heb ik Melsaran verraden. Ik was blind, Adanar, maar ik heb mijn lesje geleerd. Mijn leven is kapot. Ik zal er echter hoogstpersoonlijk voor zorgen dat je dat van mijn zoon niet vernietigt.’

De woorden van Scar drongen slechts langzaam tot Cyane door. Verbijsterd staarde ze naar de gesluierde man. Zijn vrije hand reikte naar de zwarte doeken om hem heen en met één beweging trok hij ze van zijn gezicht.

‘Melsasser!’ Melsarans vreugdekreet galmde door de zaal.

De oudere broer van de drieling leek op hen. Zijn groene ogen stonden hard en spottend. In zijn markante gezicht lagen diepe lijnen. Cyane herkende hem van Meroboths visioenen. Melsasser was niet dood, hij leefde en in zijn hand had hij de vijfkleurige diamant. Ze kon het nauwelijks geloven. In een flits herinnerde ze zich nu het boek met de gouden kaft. Het had op het bureau van Melsasser gelegen. De titel van het boek was De vijfkleurige diamant.

Ze had altijd vermoed dat Scar iets te verbergen had. Hoe had ze ooit kunnen weten dat hij Melsasser was? Hij had haar vanaf het begin van de reis geholpen. Ze wist nu waar die zwarte magie van hem vandaan kwam.

Adanar liep naar achteren in een poging om aan de zuigende kracht van de steen te ontkomen. ‘Toe,’ smeekte hij. ‘Je krijgt je macht. Alles wat je maar wilt. Dat beloof ik je.’

‘Waar heb ik dat eerder gehoord?’ spotte Melsasser. De hand die de diamant vasthield bewoog niet. ‘Het wordt tijd dat de zwarte magie teruggaat naar zijn rechtmatige eigenaar, Adanar, en we weten allebei wie dat is.’

De vijfkleurige diamant begon oogverblindend te stralen.

Cyane sloeg een hand voor haar ogen. Nog net zag ze hoe een felle straal zich op Adanar richtte. De Fee gilde hoog en schril. Een laatste donkere zwarte nevel onttrok zich aan zijn broodmagere lichaam. De zwarte gloed zweefde naar de witte steen en werd naar binnen gezogen, waar hij zich in een dans met de andere kleuren in de diamant leek te verstrengelen. Het onttrekken van zijn krachten was meer dan het uitgemergelde en verzwakte lichaam van de krankzinnige Fee kon verdragen. Hij zeeg op de grond neer met die afschuwelijke grimas op zijn gezicht gebeiteld. Zijn waanzinnige ogen zagen al niets meer toen hij de grond raakte.

Melsasser liet zijn hand zakken en bestudeerde de steen. Toen keek hij hen zwijgend aan. Een bijna lugubere stilte daalde op hen neer.

Cyane kwam heel langzaam tot zichzelf. Met een onwerkelijk gevoel keek ze naar de ruimte om zich heen, alsof ze pas wat kon zien nu de rookwolken optrokken. Vlak bij haar lag het lichaam van Ikor en even verderop dat van Adanar. De ooit zo machtige meesterspionnen van Tronador hadden geen van beiden de laatste strijd overleefd.

Voor haar lagen de twee zwaarden met de vier diamanten die waren veranderd in kale brokken steen, ontdaan van elke kracht. De hoorn van de eenhoorn was stuk gesprongen.

Tiron was opgestaan en staarde naar de man die zoveel jaren geleden de aanstichter van al deze ellende was geweest.

Melsaran, Meroboth en Mekaron kwamen langzaam naar voren. Gondolin kwam naar Cyane toe en sloot haar in haar armen. Cyane voelde zich weer heel even kind. Ze probeerde dapper te glimlachen, maar ze kon het niet. Daarvoor waren de pijn en het verdriet nog te groot.

In Gondolins armen keek ze naar de vier magiërs die wat besluiteloos bij elkaar stonden. Midden in hun kleine kringetje stond Tiron. Ze schrok van zijn blik. Woede, haat en verdriet streden daar om voorrang. Heel even bleef hij tussen de broers staan. Toen duwde hij Meroboth ruw aan de kant en rende de zaal uit.

‘Tiron!’ Het was eruit voor ze het besefte. Een stevige hand belette haar achter hem aan te gaan. Het was Iss. Hij schudde zwijgend zijn hoofd en ook zonder woorden begreep ze hem. Moedeloos liet ze haar schouders hangen.

Zestien

De vier broers staarden hem lang na. Toen deed Melsaran een stap naar voren en omhelsde Melsasser met tranen in zijn ogen. Dit gebaar zei meer dan duizend woorden. Melsaran had het zijn broer vergeven en zou, zoals hij altijd had gedaan, de rest van zijn leven voor hem klaarstaan.

Dankbaar keek Melsasser hem aan. Meroboth en Mekaron verroerden zich echter niet.

‘Dus Tiron is jouw zoon?’ vroeg Meroboth ten slotte.

Melsasser knikte langzaam.

‘Ik wist het.’ Mekaron keek hem vorsend aan. ‘Hij lijkt op jou.’

‘Hij veracht me,’ zei Melsasser met pijn in zijn stem.

‘Ik vraag me af waarom.’ Mekaron was op dit bijzondere moment nog altijd zijn droge, cynische zelf.

‘Mekaron.’ Bestraffend keek Melsaran naar de watermagiër.

‘Houd toch op,’ beet Mekaron hem toe. ‘Dit is de man die al deze ellende veroorzaakt heeft.’