Выбрать главу

‘Hij is onze broer,’ verbeterde Melsaran hem rustig.

‘Het is goed,’ zei Melsasser sussend. ‘Ik begrijp het wel. Ik zal het jullie nooit kwalijk nemen als jullie mij haten, maar vergeef alsjeblieft mijn zoon. Hij kon hier niets aan doen en hij heeft recht op familie. Dat heeft hij zijn hele leven moeten ontberen.’

‘Wist hij het?’ vroeg Meroboth.

Melsasser knikte. ‘Ja. Tiron is de zoon van Elenia en mij. Elenia wilde geen kinderen. Haar leven draaide om zichzelf. Voor een baby was geen ruimte. Dus droeg ze Fabian op hem te doden. Fabian kon dat niet over zijn hart verkrijgen en hij heeft de baby bij een gezin ondergebracht. Zij hebben hem uitgebuit totdat ze door een stomme toevalligheid achter de waarheid kwamen. Ze waren doodsbang voor mij dus hebben ze hem verstoten. Tiron heeft nooit een poging gedaan in contact met mij te komen. Hij is direct op zoek gegaan naar jullie.’

‘En hij heeft mij gevonden. Had ik dat geweten.’ Meroboth schudde zijn hoofd.

‘Hij had het je natuurlijk gewoon kunnen vertellen,’ vond Mekaron.

‘Natuurlijk,’ zei Melsasser cynisch. ‘Hallo, ik ben de zoon van die moordenaar. Leuk je te ontmoeten.’

‘Het moet moeilijk voor hem zijn geweest,’ zei Melsaran. Peinzend staarde hij naar Ikors lichaam. ‘Nu begrijp ik waarom Tiron hem zo haatte. De handlanger van zijn vader.’

Melsasser liep naar de Fee toe en knielde bij hem neer. ‘Ikor was de enige die de waarheid kende. Hij wist dat niet ik maar Adanar de feitelijke machthebber, Tronador dus, was. Ik wist ook wie Ikor was. De man van mijn minnares. Dat heb ik hem echter nooit verteld. Ik wist algauw wat hij van plan was en ik heb hem laten begaan. Op dat moment was hij de enige die nog een beetje tegen Adanar in kon gaan. Ik kon geen kant meer op. Ik heb vele vijanden. Adanar dreigde mij mijn magie te ontnemen als ik ooit de waarheid zou vertellen. Ik ben op de vlucht geslagen en mijn magie hielp me om in contact te komen met Cyane.

Adanar werd al snel krankzinnig en onberekenbaar. Toen we hoorden dat Melsaran in het Rijk was, wisten we dat de strijd was begonnen. Adanar kwam achter de waarheid rond Ikors identiteit en hij is toen gevlucht. Hoewel we elkaar niet echt mochten was het vreemd genoeg alsof ik een vriend verloor. Vanaf toen stond ik er alleen voor. Met mijn magie heb ik Melsaran nog weten te bevrijden en de zwarte slangen in het paleis van Elenia waren ook van mij. Toen heeft Adanar me al snel gevonden waarna hij de steen van me afnam. Gelukkig had ik nog een troef in handen. Ik was de enige die het boek over de vijfkleurige diamant had. Ik heb het boek jarenlang bestudeerd en wist daarom hoe ik de vijfkleurige diamant uit de handen van Orgor moest krijgen. Velen hebben het al geprobeerd in de Tempel van Orgor. Zij hebben het geen van allen overleefd. Zo kwam de diamant dus in mijn bezit.’

‘Je hebt me al die tijd geholpen,’ zei Cyane.

‘Jij was mijn enige hoop,’ zei Melsasser eenvoudig.

‘Onze enige hoop.’ Meroboth stak een hand uit naar zijn broer en hielp hem zo weer overeind. ‘We hebben veel aan deze vrouw te danken.’

‘Dat weet ik.’ Melsasser keek hem dankbaar aan. Het eenvoudige gebaar betekende duidelijk veel voor hem.

Cyane liep naar Mekaron toe en greep zijn hand. Ze wist dat de watermagiër alles eerst moest overdenken voordat hij een toenaderingspoging tot zijn broer zou doen, maar hij was geen haatdragend man. Mekaron drukte haar hand en knikte haar toe.

Iss knielde bij het lichaam van Ikor neer en sloot zijn ogen. Toen legde hij een doek over hem heen. Cyane zag dat een eenzame traan over zijn gezicht liep.

‘Laten we hier weggaan,’ stelde Meroboth voor. Nog één keer nam hij de leiding in deze lange expeditie die nu eindelijk ten einde liep.

Langzaam verwijderden ze zich uit de troonzaal van Tronador. De strijd was voorbij.

Drie weken waren verstreken. Cyane zat in de ochtendzon bij een grote boom en staarde somber voor zich uit. Naast haar stond een eenvoudige steen waarin Giffor met strakke rechte letters had gebeiteld: ‘Hier rusten Ikor en Geronimo. Zij gaven hun leven voor hun volk.’

Het was een prachtige plek waar de Fee begraven was. In het sprookjesachtige Elfenland, met zijn gezicht naar het Feeënrijk, onder deze groene boom. Geronimo zou het mooi hebben gevonden.

Twee weken waren ze nu te gast bij Wananka en Orion in de grote kristallen burcht. De koningin was hen oneindig dankbaar voor het voorkomen van de zo gevreesde oorlog. Net als de meeste andere volken had Wananka al met een leger aan de grens gestaan om de opmars van de zwarte magie te voorkomen.

Het ene feest na het andere werd ter ere van Cyane gegeven. Ze kon er niet van genieten. Elke ochtend kwam ze naar deze plek en huilde stil voor zich uit. Iedereen maakte plannen voor de toekomst en hun groepje viel langzaam uiteen.

Giffor zou straks met Vélar terugkeren naar Dwergenland waar hij nu al een legende was. Melsaran verheugde zich op een teruggetrokken leven in een degelijk huis met Sindra. Mekaron daarentegen had aangekondigd te willen gaan reizen na zijn vrijwillige ballingschap in Dryadenland. Iss zou hem vergezellen. De harde watermagiër had laten weten dat iedereen die het waagde een opmerking te maken over het mismaakte uiterlijk van de veerman kennis zou maken met zijn zwaard. Meroboth zou met Sirus en Gondolin naar Nudor gaan. Hij was van plan eens flink de bloemetjes buiten te gaan zetten. Miran, de prachtige eenhoorn, leefde inmiddels een vrij leven in Elfenland net als de meeste van haar volksgenoten. Wananka had aan Cyane gevraagd wat ze wilde hebben en ze had de vrijlating van de eenhoorns gevraagd. Deze bijzondere wezens waren eindelijk verlost van hun slavernij en de luchtmagie.

Datgene wat ze echt wilde was toch voorgoed onbereikbaar geworden. Ze zuchtte triest. Soms wilde ze dat ze zelf ook maar het leven had gelaten in de strijd tegen Tronador, want er leek voor haar geen toekomst meer te zijn weggelegd.

Terug naar haar ouderlijk huis wilde ze niet, want ze wist dat ze daar niet meer zou kunnen aarden. Gondolin had haar hartelijk een nieuw thuis aangeboden, maar eigenlijk voelde ze zich daar te veel. Ze was nu een volwassen vrouw en ze moest haar eigen leven opbouwen. Een leven zonder Tiron. Niemand had meer iets van hem gehoord sinds hij overhaast uit de Burcht van Tronador was vertrokken.

‘Zit je hier.’

Ze schrok van de stem.

Melsasser knielde naast haar neer. Hij was nog steeds in het zwart gekleed en de diepe lijnen in zijn gezicht waren de zichtbare tekenen van het leven dat hij achter zich had. Zijn witte haar was kort en hij had een gladde en krachtige kin. De groene ogen schitterden nog altijd vol strijdlust zoals ze zo vaak bij hem had opgemerkt toen hij voor haar nog als Scar door het leven ging.

Ze had hem de afgelopen weken nauwelijks gezien. Melsasser ontweek alle feesten en had zich opgesloten in een van de vele kamers in de burcht. Hij droeg nog steeds de vijfkleurige diamant bij zich. Niemand leek aanstalten te maken de steen en al zijn krachten voor zich op te eisen. Zelfs Mekaron leek zich verzoend te hebben met een leven zonder magie.

‘Treur je om Ikor?’ informeerde hij.

Cyane keek peinzend naar het graf en schudde toen haar hoofd. ‘Nee. Ik mis hem heel erg, maar ik weet ook dat hij niet verder kon en wilde leven. Nu heeft hij eindelijk rust.’

‘En jij? Heb jij rust nu je taak is volbracht?’ Melsasser keek haar vragend aan.

‘Ach ja, heus wel,’ mompelde ze.

‘Iedereen is plannen aan het maken. Ik heb jou nog niet gehoord,’ zei Melsasser.

‘Ik heb geen plannen,’ zei Cyane. Het viel haar op dat Melsasser van alle drie zijn broers wel wat had. De wilskracht van Mekaron, de levenslust van Meroboth en het bedachtzame van Melsaran. Als de drieling als één persoon geboren was, zou die lijken op Melsasser.

Ze wist niet goed wat ze van hem moest denken. Hij had enorm veel leed op zijn geweten. Desondanks had ze prettige herinneringen aan haar uren met hem. En als Melsarans hart groot genoeg was om hem te vergeven, dan moest zij dat toch ook kunnen.

‘Cyane, ik heb nog steeds de vijfkleurige diamant,’ zei Melsasser zonder op haar laatste woorden in te gaan.