Выбрать главу

De Dwergenkoning voelde zich wat ongemakkelijk onder de vragende blikken van de magiërs. ‘Ik kan het maar beter meteen vertellen,’ zei hij ten slotte. ‘Ik heb een misrekening gemaakt.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Meroboth.

‘Ik was zo druk bezig met onderzoeken wat zich in andere landen afspeelde dat ik nauwelijks oog had voor wat er onder mijn neus gebeurde,’ vertelde Vélar. ‘Kort geleden kwam ik achter de reden van Gontaks nogal onverwachte vertrek.’

‘We luisteren,’ zei Mekaron grimmig.

‘Gontak was een gerespecteerd burger van onze maatschappij,’ vervolgde de koning. ‘Met zijn vele vrouwen en kinderen was hij een gelukkig en tevreden man. Hij sprak altijd vol trots over hen. Zijn eerste zoon, Dona, was zijn oogappel. Toen de knaap oud genoeg was, stuurde Gontak hem naar een vriend in Nudoria om er het smeden te leren. Dona is er nooit aangekomen. Wat er precies is gebeurd, is lang een geheim gebleven. De oudere Dwerg die hem begeleidde, leek net als Dona van de aardbodem te zijn verdwenen. Een aantal jaren later is zijn lichaam gevonden in het Land der Gnomen. Het lot van Dona bleef onzeker. Gontak leek zijn verdriet goed te verwerken en hij begon aan zijn meesterwerk, het magische zwaard. Tot hij op een dag zomaar verdwenen was en Adanar niet veel later aankondigde dat Gontak nu een vooraanstaand lid van zijn Rijk was. Ik had toen al de waarheid moeten achterhalen, maar ik was gekrenkt in mijn trots. Gontak was mijn vriend, en hij had mijn vertrouwen geschonden. Ik probeerde hem te vergeten. Zijn andere kinderen bleven echter volhouden dat hun vader hen nooit zomaar in de steek zou laten. Pas jaren later heb ik een paar van mijn beste spionnen op de zaak gezet. Onlangs zijn zij achter de waarheid gekomen.’ Vélar stopte even.

‘En die is?’ Mekaron hield er niet van lang te wachten.

‘Dona is destijds door Adanar ontvoerd en gevangengezet in het Gebergte van Orgor. Adanar dreigde hem te doden als Gontak niet uit vrije wil, zeg maar, voor hem kwam werken. Gontak besefte uiteraard dat zijn andere kinderen veilig waren. Dus is hij naar het Rijk gegaan om zijn oudste zoon uit de handen van Adanar te redden.’

‘Laat me raden,’ zei Meroboth. ‘Gontak heeft zijn zoon nog steeds niet gezien.’

‘Waarschijnlijk weet hij niet eens of Dona nog leeft,’ zei Vélar.

‘Nee, laat dat maar aan die verdomde Fee over,’ meende Sirus.

‘Pas als het wapen dat Gontak voor Tronador maakt af is, zal hij zijn zoon mogen ontmoeten.’ Melsaran, die tot nu toe opvallend stil was geweest, knikte begrijpend.

Weifelend keek Vélar hem aan.

Melsaran glimlachte triest als antwoord op de onuitgesproken vraag van de koning. ‘Nee, Vélar. Ik weet dat Dona dood is. Ikor vertelde me ooit dat Adanar hem gevangen had gezet in de Tempel van Orgor. Geen enkel wezen overleeft dat lang. Dona is dood. Gontak weet dat uiteraard nog niet, want hij zou onmiddellijk gestopt zijn met werken.’

‘Ja, dat zou hij,’ zei Vélar stellig. ‘Gontak is een goede man. Dit heeft hem waarschijnlijk gebroken. Hij heeft nooit mee willen werken aan de strijd van het Rijk. Integendeeclass="underline" hij was trots op het wapen dat hij voor Cyane maakte. Ik schaam me diep dat ik dit niet heb gezien.’

Meroboth zette de toppen van zijn vingers tegen elkaar. ‘Het is een triest verhaal, maar het verklaart niet waarom Gontak opeens verdwenen is,’ zei hij.

Er viel een lange stilte.

Afwezig streelde Cyane over de diamanten. Een vaag geroezemoes drong langzaam tot haar door. De blauwe steen brandde onder haar vingers. Toen schoot in een flits een beeld door haar hoofd. Een kleine man in een kerker, verborgen onder zwart water. ‘Hij is niet verdwenen,’ riep ze uit.

De anderen keken haar verbaasd aan.

‘Hij is niet verdwenen,’ herhaalde ze een stuk zachter. ‘Hij is hier vlak bij.’

Meroboth keek haar aan alsof ze haar verstand verloren had. Met een stap was Mekaron bij haar.

‘Water…’ stamelde Cyane. ‘Hij is in het water. Hier in het Meer van Tagalet.’ Ze vond zelf dat het belachelijk klonk, maar het beeld was zo helder geweest. Iets had het haar verteld.

Mekaron keek naar de blauwe diamant en toen weer naar haar. Cyane verwachtte dat de cynische watermagiër elk ogenblik in lachen uit zou barsten. In plaats daarvan draaide hij zich naar Melsaran om. ‘Weet jij of Ikor hier ergens een wijnkelder heeft of zoiets?’ vroeg hij.

Blijkbaar gunde Melsaran zijn broer het voordeel van de twijfel. Hij dacht even na en knikte toen. ‘Ja, er zijn hier kelders. Ikor zal je er meer over kunnen vertellen. Ik weet wel dat er vanuit de kelders een gang loopt, die als vluchtroute dient naar de landerijen buiten het kasteel. Die heeft hij laten bouwen voor het geval hij eens onverwachts zijn koffers moest pakken.’

‘En gezien de bouw van het kasteel ligt een deel van die kelders dan onder het meer, nietwaar?’ vroeg Mekaron.

‘Ik ben er nooit geweest,’ zei Melsaran.

Langzaam drong het tot Cyane door dat de blauwe diamant, zo verbonden met het water, haar iets wilde vertellen. Mekaron wist dat. ‘Gontak is in die kelders,’ zei ze verrast.

Mekaron knikte grimmig.

Meroboth aarzelde. Een blik van zijn broer hielp hem beslissen. Hij keek Cyane aan en vroeg. ‘Zou je alsjeblieft Ikor voor ons willen zoeken? Ik wil meer weten over die kelders van hem.’

Cyane sprong meteen op. Ze voelde zich vreemd blij. Ze had het gevoel dat ze een overwinning had behaald in het omgaan met de magie. Ze had er open voor gestaan. Zo open dat ze had begrepen wat de watermagie haar had willen vertellen. Nu wilde ze weten of het klopte. Ze rende de deur uit naar de centrale hal. Ikor woonde in het andere gedeelte van deze vleugel, wist ze, al was ze er nog nooit geweest. Slechts één deur in de hal gaf toegang tot zijn vertrekken. De deur zat niet op slot.

Ze glipte naar binnen en keek verbaasd rond. Wat ze ook verwacht mocht hebben, dit niet. Elders in deze vleugel waren de muren bezaaid met de kunstcollectie van de Fee en elke kamer was weelderig ingericht. Hier was geen schilderij te bekennen. Wel zag ze veel planten en bloemen die in vazen op sierlijke tafeltjes stonden. De veelkleurige bloemenpracht was goed verzorgd. Het rook er heerlijk. De meubels die in de vertrekken stonden, waren eenvoudig en functioneel. Er waren veel ramen die het weinige licht uitnodigden naar binnen te komen.

Onrustig stond ze stil. Het maakte niet uit dat Meroboth haar voor een boodschap had gestuurd, ze mocht hier niet zijn. Hier mocht ze niet aankomen. Dit gedeelte van het paleis toonde openlijk het karakter van de man die Ikor uit alle macht verborgen probeerde te houden. Ongegeneerd gluurde ze naar binnen en daar had ze het recht niet toe.

Ze draaide zich om en liep terug naar de hal. Zorgvuldig sloot ze de deur. Besluiteloos keek ze om zich heen naar de weelderige luxe die haar hier weer omringde. Hoe kon ze Ikor dan bereiken? Alsof de goden met haar speelden, werd de grote buitendeur geopend en kwam de Fee met wapperende mantel binnen.

‘Cyane,’ groette hij kort.

‘Meroboth wil je graag spreken,’ zei ze.

‘Natuurlijk.’

Cyane had er nog steeds moeite mee bij hem in de buurt te zijn. Ze zag alleen nog maar Ikor. Hij bleef koel en afstandelijk. Nooit was hij op de dood van Fabian teruggekomen. Geronimo leek helemaal verdwenen te zijn, ondanks het feit dat de kamers die ze net had gezien, zijn karakter leken uit te stralen.

Ikor volgde haar naar de zitkamer van de drieling, waar Sirus net van Mekaron los probeerde te krijgen hoe het in vredesnaam mogelijk was dat iemand met water kon praten.

‘Ja, daar zullen jouw barbaarse hersentjes nooit bij kunnen,’ zei Mekaron. ‘Ach, Ikor, kom binnen en vertel ons over je kelders.’

‘Mijn kelders?’ Ikor wist zijn verbazing goed te verbergen. ‘Het waren kerkers, vroeger.’

‘Ja, de details kun je achterwege laten,’ zei Melsaran vrij scherp met een waarschuwende blik naar de Fee.