Выбрать главу

Hij was oud, had een kaal hoofd, een vuile baard en vale, vuile kleding die bedekt werd door zijn grote werkschort. Zijn ogen schitterden. In zijn hand hield hij een klein zwaard. ‘Een stap dichterbij en ik vermoord je,’ gaf hij Mekaron te verstaan.

Vélar drong naar voren. ‘Laat mij maar.’

Zijn verschijning had een verpletterend effect op de Dwerg. Het zwaard kletterde uit zijn handen op de grond en hij viel op zijn knieën. ‘Vélar,’ mompelde hij. ‘Ik verdien het niet in je nabijheid te zijn. Ga weg, trouwe vriend.’

‘Nee, ik ga niet weg,’ zei Vélar beslist. Hij liep naar de Dwerg toe en stak zijn hand uit. ‘Sta op, Gontak.’

Gontak krabbelde overeind, maar negeerde de hand van de koning.

Nieuwsgierig bekeek Cyane de beste meestersmid ter wereld. In zijn ogen lag een verwilderde, bijna waanzinnige blik. Schichtig keek hij naar de rest van het gezelschap. ‘Dat zijn mijn vrienden,’ zei Vélar snel. ‘Kijk, Meroboth is er ook bij. Je kent hem nog wel. Die andere twee magiërs zijn zijn broers.’

Gontak reageerde niet op de woorden van Vélar. ‘Jullie moeten hier weg,’ riep hij plotseling in paniek. ‘Als Adanar jullie hier ziet, zal hij mijn zoon doden.’

‘Adanar weet toch niet dat je hier bent,’ probeerde Vélar hem gerust te stellen.

‘Nee, nee. Dat weet hij niet.’ Een triomfantelijke lach verscheen op het ingevallen gezicht van de Dwerg. ‘En hij zal het ook niet weten. Kijk.’ Hij wees naar een houten deur achter hem. Door de naden van het hout sijpelde water naar binnen. ‘De druk bouwt zich op. Ik heb alles vol laten lopen. Straks zegt die deur gewoon krak!’ gilde hij trots. ‘Ik laat alles verzuipen. Niemand zal mijn wapen vinden.’

‘Hij is gek,’ siste Sirus. ‘Helemaal doorgedraaid.’

Vélar wierp een vragende blik op Meroboth.

Die deed een stap naar voren. ‘Mogen wij je meesterwerk zien, Gontak?’ vroeg hij.

‘Nee! Niemand mag het zien. Het is te gevaarlijk. Het gaat met mij mee mijn graf in.’

‘O geweldig, hij gaat zichzelf verdrinken,’ mompelde Sirus.

Meroboth deed nog een stap naar voren. Snel greep Gontak een fakkel en hield die bij de deur. ‘Kom niet dichterbij.’

‘Al goed,’ suste Meroboth.

‘Je kinderen missen je, Gontak. Ze willen je graag terugzien. Ze begrijpen waarom je dit moest doen,’ zei Vélar dringend. ‘Ik heb een vreselijke fout gemaakt. Kun je het me ooit vergeven?’

‘Vergeven?’ schreeuwde Gontak. ‘Ik vermoord hem! Ik vermoord hem.’ Hij had het niet over Vélar, want hij zag de koning nauwelijks staan. ‘Hij denkt dat ik niet weet dat mijn zoon dood is. Hij denkt dat hij me aan het lijntje kan houden. Hij heeft mijn zoon gedood. Ik zal me wreken. Ik maak hem datgene afhandig wat hij het liefste wil hebben: mijn zwaard! Mijn meesterwerk!’

‘We moeten dat zwaard in handen krijgen,Vélar,’ siste Meroboth. ‘Dat is van levensbelang. De strijd moet gestreden worden, anders blijft de situatie zoals hij nu is.’

‘Ik weet het.’ Vélar deed een stap naar voren. ‘Waar is het zwaard, Gontak? Ik, jouw vriend en koning, mag het toch wel een keer bekijken voor je het vernietigt?’

De meestersmid leek te aarzelen. Net als elke Dwerg liep hij graag te koop met zijn kunnen.

‘Daar.’ Vlug wees hij naar een hoekje van de kamer. Daar stond een oude kist. Gontak liep naar de kist en pakte er een stenen beeld uit. Het beeld stelde een zwarte panter voor. In de bek van de panter lag het zwaard, de stenen tanden eromheen geklemd.

‘Wat heeft dat te betekenen?’ vroeg Meroboth.

‘Zwarte magie,’ zei Melsaran.

Vélar liep voorzichtig naar het zwaard en draaide zich naar Gontak om. ‘Kan ik het uit het beeld halen?’ vroeg hij.

Gontak lachte, een kille, krankzinnige lach. ‘Natuurlijk niet. Dat kan alleen de drager van dit zwaard. De uitverkorene van het Rijk der Duisternis.’ Hij gniffelde. ‘Maar hij zal dit wapen nooit in handen krijgen. Daar zorg ik persoonlijk voor. Ik zal mijn zoon wreken.’

‘Je hebt nog andere zonen, Gontak,’ zei Vélar dringend. ‘En die hebben je nodig.’

‘Ik ben hun tot schande. Ik ben een overloper. Ze zijn beter af zonder mij,’ zei Gontak. ‘Achter die muur is water, weet je. Duister water. Daar zal ik rusten. Voor altijd.’

‘Je kent de voorspelling, Gontak,’ probeerde Meroboth. ‘We hebben dat zwaard nodig, anders zullen we Tronador nooit kunnen verslaan.’

‘Verslaan, ja,’ mompelde Gontak. ‘Je moet hem verslaan.’ Hij hield de fakkel gevaarlijk dicht bij de deur.

‘Als we niet uitkijken verdrinken we hier straks allemaal,’ zei Sirus.

Er drong iemand naar voren. Het was Ikor. ‘Laat mij maar.’

Gontak schrok zichtbaar toen hij de Fee zag verschijnen. ‘Ga weg,’ gilde hij hysterisch.

‘Ach, hou toch op, Gontak,’ zei Ikor. ‘Je hebt van mij niets te vrezen en dat weet je heel goed.’

De Dwerg stak zijn fakkel naar voren toen de Fee zich in zijn richting begaf. ‘Ik snap niet hoe jij met jezelf kunt leven, monster,’ schreeuwde hij hem toe.

‘Dat kan ik ook niet, Gontak,’ zei Ikor ijzig kalm. ‘Van mij mag je de vlam in de deur zetten. Het zwarte water is voor mij net zo aanlokkelijk als voor jou.’

Argwanend bekeek Gontak hem. Langzaam liet hij de fakkel zakken. De woede ebde weg van het ronde, rood aangelopen gezicht en maakte plaats voor vermoeide trekken en diepe lijnen. Hij liep naar het wapen in de bek van de stenen panter. ‘Dit is mijn meesterwerk. Hier heb ik mijn ziel en zaligheid in gelegd. Dit had de wereld moeten redden,’ zei hij een stuk kalmer.

Meroboth kwam dichterbij. ‘Dat zal het ook, Gontak, in zekere zin.’ Hij wenkte Cyane en vroeg om haar zwaard. Zwijgend overhandigde ze het wapen aan de oude man.

Gontak liet er zijn deskundige blik over glijden. ‘Het is goed geworden,’ zei hij.

Naast Cyane glunderde Giffor van trots.

‘Het is net zo goed geworden als jouw zwaard,’ zei Meroboth. ‘Deze twee zwaarden zullen uiteindelijk het lot van de wereld beslissen. Jij hebt net zo goed je bijdrage geleverd aan de voorspelling als Giffor hier. Niemand weet wat de uitkomst van de strijd zal zijn.’

‘Maar mijn wapen zal gedragen worden door hem. En dat kan ik niet verdragen,’ zei Gontak.

We weten niet wie jouw wapen zal dragen, Gontak. Jij ook niet,’ zei Meroboth. Hij gaf het andere zwaard terug aan Cyane.

De meestersmid streelde de kop van de panter en het gevest van het zwaard. In het gevest was een houder waar ooit de zwarte diamant moest komen. Toen tilde Gontak het wapen met panter en al op en overhandigde het aan Meroboth. ‘Alleen de drager van het zwaard kan het wapen tussen de tanden van het dier uit halen,’ zei hij.

Vélar kwam naar voren. ‘Ga met ons mee, Gontak. Keer terug naar je familie. Je bent welkom in ons land.’

Gontak schudde beslist zijn hoofd. ‘Nee, dat kan ik niet.’

‘Toe, Gontak. Dit is niet nodig.’ De stem van de koning klonk nu smekend.

‘Dring niet aan,Vélar,’ zei Gontak. ‘Jou treft geen blaam over mijn dood of die van mijn zoon. Je bent mijn vriend. Ik heb je verraden. Ik ben nu een inwoner van het Rijk der Duisternis en met die wetenschap wil ik niet leven. Ga. Het water wacht.’ De meestersmid liep langzaam achteruit naar de houten deur waarachter de druk toenam. Het hout begon te kraken. Steeds meer water sijpelde naar binnen.

‘We moeten hier weg,’ zei Mekaron.

Ikor nam het wapen van Meroboth over. Hij gebaarde iedereen het vertrek te verlaten. Vélar omhelsde zijn vriend, die zich dat schijnbaar onaangedaan liet welgevallen. De koning had tranen in zijn ogen. Maar wat Cyane het meest ontroerde was dat de vaak zo kribbige Giffor naar Gontak liep en een stevige hand op de schouder van zijn collega legde. ‘Ik zal je werk voortzetten. Dat beloof ik. De Dwergen zullen zich de naam Gontak nog lang heugen als de beste meestersmid die de wereld gekend heeft,’ zei hij. ‘En vergeet niet, de grondslag van het zwaard van die meid heb jij gemaakt, niet ik. Dat kan een groot verschil maken.’