Выбрать главу

‘Wie zou mijn tegenstander zijn?’ vroeg Cyane zich hardop af.

‘We komen er in ieder geval niet achter door naar het zwaard te gaan zitten staren,’ meende Sirus.

‘Nee, laten we maar gaan. Ik wil dit zo snel mogelijk vergeten,’ zei Meroboth huiverend.

Iss wilde het wapen weer oppakken, maar Giffor was hem voor.

‘Ik wil het dragen,’ zei de Dwerg beslist.

Langs de vloedlijn van het Meer van Tagalet liepen ze zwijgend terug naar Ikors paleis.

Cyane keek met een triest gevoel naar het zwarte water. Ver in de diepte ruste Gontak, eindelijk verlost van de last die hij zo lang mee had moeten dragen. Hij had alleen zijn zoon maar willen redden. Hij had geen enkele keus gehad. Elke vader had hetzelfde gedaan. Lijdend onder dat grote verdriet had hij het wapen van haar tegenstander geschapen. Eenvoudig en doeltreffend met die ene houder voor de zwarte diamant. Om er zeker van te zijn dat verder niemand het kon gebruiken had hij het geplaatst in de bek van de stenen panter.

Ze peinsde over wie haar tegenstander zou zijn. Het was vast iemand die verbonden was met het Rijk der Duisternis, maar het hoefde niet noodzakelijk een van de vooraanstaande inwoners te zijn.

Misschien was het Tronador zelf. Hoewel… Dan was het logischer geweest als een van zijn broers de andere uitverkorene was. Dan was er nog Adanar. Het was niet erg waarschijnlijk, maar je wist het nooit. Cyane bad met heel haar hart dat hij het niet was. Tegen hem maakte ze geen kans. Zijn magische krachten waren te sterk. Hoeveel ze ook nog zou leren, ze zou niet tegen hem op kunnen.

Ze rilde. Echt veel tijd had ze nog niet besteed aan de magie van het zwaard. Vanaf nu zou dat veranderen. Elke vrije minuut moest ze gaan oefenen. De eindstrijd kwam dichterbij. De legers verzamelden zich en de spanning steeg. Het zou van haar afhangen. Van haar alleen. Die gedachte alleen al zorgde voor een golf van paniek.

Zwijgend liep de groep de binnenplaats van Ikors paleis op. Sindra, Gondolin en Tiron kwamen hen tegemoet.

‘Waar hebben jullie gezeten?’ vroeg Sindra met een bezorgde blik op haar man.

‘Vlakbij,’ zei Mekaron geheel naar waarheid.

‘Kom mee.’ Gondolin leidde hen naar de zitkamer in het hoofdgebouw waar een behaaglijk vuur brandde. Uitgeput nestelden ze zich in stoelen rond de haard.

‘En wat is dat?’ vroeg Tiron scherp. Hij wees naar het wapen dat Giffor nog steeds tegen zich aan geklemd hield.

Cyane schrok van zijn stem.

‘Dat is het wapen van de uitverkorene van het Rijk,’ zei Meroboth rustig. ‘Kalmeer wat, jongen.’

‘Het is een ingenieus systeem,’ zei Sirus om hem af te leiden. ‘Alleen Cyanes tegenstander kan dit wapen tussen de tanden van de panter vandaan halen. Ik ben het niet, want ik heb het al geprobeerd. Wil jij ook een kansje wagen?’

Het was bedoeld als grap, maar tot haar verbazing zag Cyane Tiron wit wegtrekken.

‘Nee, dat wil ik niet,’ beet hij Sirus toe.

‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg Sirus geërgerd. Dankbaar nam hij de warme drank aan waarmee Sindra en Gondolin ondertussen rondgingen.

‘Terwijl jullie gezellig met elkaar op avontuur gingen, kwam een van de bedienden van die verdomde Fee hier naar mij toe met het bericht dat Adanar onderweg is.’ Tiron knikte hooghartig naar Ikor, die tegen de vensterbank geleund stond. Zijn stem droop van ingehouden woede.

Cyane stond op en liep naar hem toe. ‘Toe nou, Tiron, houd toch op,’ smeekte ze.

‘Vertrouwen jullie me niet meer?’ Tiron keek haar aan met een blik die recht door haar ziel sneed. Plotseling zag hij er eenzaam en verlaten uit. ‘Niemand heeft mij meegevraagd.’

‘Ik…’ begon Cyane.

‘Dat is mijn schuld,’ kwam Mekaron tussenbeiden. ‘Ik wilde je niet mee hebben.’

‘Meroboth is mijn vriend. Ik heb hem al die jaren geholpen en nu heb ik opeens afgedaan?’ Tirons stem klonk verbitterd.

Mekaron trok zich er weinig van aan. ‘Ikor is mijn vriend,’ zei hij kalm. ‘Ik sta niet toe dat jij hem als oud vuil behandelt. Pas ajs je denkt weer enig respect voor hem te kunnen opbrengen, zal ik jou dulden. Ben ik duidelijk?’

‘Wie denk je wel dat je bent?’ siste Tiron woedend. ‘Je kunt me het gezelschap van die moordenaar niet opdringen.’

‘Tiron!’ Cyane trok hem aan zijn arm. Hij rukte zich los.

‘Laat maar, Cyane,’ zei Mekaron nog steeds kalm. ‘Je hebt gelijk, Tiron. Ik kan je Ikor niet opdringen. Net zomin kun jij jezelf aan mij opdringen. Je hebt een aantal trekjes dat me op een pijnlijke manier aan iemand herinnert en dat staat me niet aan.’

Bij deze woorden trok Tiron lijkbleek weg. Hij draaide zich om en rende de kamer uit.

Cyane keek verschrikt naar het grimmige gezicht van Mekaron. Wat had de watermagiër met deze woorden bedoeld?

‘Ik weet niet wat die knaap de laatste tijd bezielt,’ zei Meroboth.

Cyane slenterde terug naar de haard. Meroboth legde even zijn hand op haar schouder. Ze merkte het nauwelijks. Ze hield van Tiron, maar ze werd bang als ze aan de toekomst dacht. Meer en meer had ze het gevoel dat het niet meer goed zou komen tussen hen. Welk geheim droeg Tiron toch met zich mee? Mekaron had er op zijn minst een vermoeden van. Het was duidelijk dat hij Tiron niet mocht, en dat had niet alleen te maken met zijn gedrag tegenover Ikor.

‘We moeten hier weg, Meroboth,’ zei Sirus. ‘Als Adanar erachter komt dat wij het wapen hebben, vermoordt hij ons allemaal.’

‘Dat is hij sowieso al van plan,’ zei Mekaron zwartgallig.

‘We moeten de drager van dat zwaard vinden en wel zo snel mogelijk,’ zei Meroboth. ‘Ik geloof niet dat Adanar weet wie het is, anders zou hij nu geen jacht op ons maken.’

‘Dan zijn er nog maar twee personen die het wel zouden kunnen weten,’ meende Melsaran.

‘Tronador lijkt van de aardbodem verdwenen, dus blijft alleen Elenia nog over,’ vulde Meroboth aan. ‘Tijd voor een bezoekje aan onze geliefde koningin. Het spijt me, Ikor.’

De Fee haalde zijn schouders op.

‘Eh, begrijp ik dat goed?’ vroeg Sirus. ‘Je wilt naar Néfer a Tagalet?’

‘Daar woont Elenia.’ Meroboth hield zich opzettelijk van de domme.

‘Ja, en honderdduizenden andere inwoners van het Rijk,’ zei Sirus.

‘Precies. Veiligheid in veelheid. Ikor weet vast nog wel een adresje voor ons.’ Meroboth glimlachte zelfverzekerd.

‘Allemachtig. Hij meent het nog ook.’ Sirus gooide zijn handen in een wanhoopsgebaar in de lucht en schudde zijn hoofd.

Vélar kondigde aan dat hij terugging naar zijn leger aan de overkant van de Zwarte Rivier, omdat hij niets meer voor hen kon doen. Ze namen hartelijk afscheid van de koning.

Melsaran meende dat het veiliger was zo snel mogelijk te vertrekken en iedereen ging zijns weegs om zijn spullen te pakken. Cyane ging Sindra en Gondolin achterna. Vermoeid zocht ze alles bij elkaar en wachtte tot de twee vrouwen ook klaar waren. Tiron bleef maar door haar hoofd spoken en de woorden van Mekaron lieten haar niet meer los. De scherpzinnigheid van de watermagiër maakte haar ongerust. Hij vermoedde iets. Ze maakte zich ook zorgen om de nabije toekomst. Ikors onverschillige reactie toen hij hoorde dat ze naar Elenia zouden gaan, was iets te gemakkelijk gekomen. Hoeveel personen wisten van het grote portret van de Feeënkoningin dat in een van de kamers van het hoofdgebouw hing? Het schilderij dat met veel liefde door Fabian was gemaakt. Maar het had zijn plaats gevonden in het paleis van Ikor, die er juist alles aan deed om het leven van Geronimo te vergeten. Elenia was een onderdeel van het leven van de Feeënkoning en niet van dat van Tronadors meesterspion. Of toch wel?

‘Ben je klaar, meisje?’ Gondolin kwam naar haar toe met Sindra. Ze liepen naar de binnenplaats waar Giffor de paarden en Miran al had opgezadeld. Iemand had ook Tiron gewaarschuwd.

Ikor was de laatste die naar buiten kwam. Hij zag er moe en bleek uit. Zwijgend beklom hij zijn zwarte paard. Nog één keer keek hij naar het hoofdgebouw. Alsof hij afscheid nam van alle herinneringen die daar lagen. Cyane rilde en hoopte dat ze zich dat inbeeldde. Toen wendden ze de paarden en in galop schoten ze door de poort, het schemerige landschap in.