Выбрать главу

Vijf

Met een ijzingwekkende kreet viel de man van de muur af. Slechts enkele seconden later klonk er een doffe plof. Even was het doodstil. Toen zei een stem: ‘Zo, daar zullen we geen last meer van hebben.’

Cyane keek over de rand naar het levenloze lichaam beneden haar. Het glimmende uniform van de wachter schitterde in het maanlicht. Ze rilde. Hier zou ze nooit aan wennen.

‘Maar waar is nu die Fee?’ Sirus kwam naast haar staan en tuurde naar de donkere bossen voor hen.

‘Hij had er al moeten zijn,’ zei Iss, die ook op de muur verscheen.

Cyane knikte en speurde de omgeving af naar een teken van leven van Ikor. Drie dagen waren ze nu in Néfer aTagalet. Ze logeerden in een huis van Ikor. Het had enige moeite gekost de gezochte magiërs veilig naar binnen te smokkelen, maar het grootste probleem vormde uiteraard Ikor, die waarschijnlijk door iedereen herkend zou worden. Hij had besloten zich van de groep af te zonderen en ’s nachts de muur over te klimmen. Het was zijn enige optie. Het hield in dat hij nu al twee nachten alleen in de wouden ten noorden van de stad had doorgebracht. Cyane maakte zich zorgen om het lot van de Fee. Daarom was ze deze avond met Sirus en Iss meegegaan naar de plaats waar ze met Ikor hadden afgesproken. Hij was echter nergens te bekennen.

Ze was er niet gerust op. Néfer a Tagalet leek in niets op die andere stad in het Rijk, het vervallen Néfer a Tang. De rijkdom en de kracht straalden af van elk gebouw in de stad. Het was voor de architectuurliefhebber een lust voor het oog. Zelfs Sirus had schoorvoetend moeten toegeven dat dit niet onderdeed voor de rijke cultuur van Nudor.

Hier leefden geen angstige en bevreesde mensen, maar gemotiveerde, strijdbare Feeën die hun koningin op handen droegen. Hier werd duidelijk waarom het Rijk der Duisternis zo’n machtige positie had weten te veroveren. De stad werd goed beveiligd door het indrukwekkende leger van Elenia, waarvan nu één lid dood onder aan de muur lag.

‘Ik zie niets,’ zei Sirus.

‘Er klopt iets niet,’ zei Iss. Bezorgdheid stond in zijn ogen.

‘Ik heb een touw bij me. Een van ons kan beneden gaan kijken,’ stelde Sirus voor.

‘Ik ga wel,’ zei Cyane onmiddellijk. ‘Er is hier niets om het touw aan vast te binden en ik ben licht.’ Ze wist eigenlijk zelf niet wat haar bezielde. Verstandelijk kon het haar nog steeds niets schelen wat er met Ikor gebeurde. Bovendien was het haar pijnlijk duidelijk geworden dat hij uitstekend voor zichzelf kon zorgen. Gevoelsmatig lag het echter anders. Ikor had er vermoeid uitgezien bij het vertrek uit zijn paleis. Nog vaak dacht ze terug aan zijn blik in die afschuwelijke kerkers van hem. Het was de blik van een man die worstelde met zijn geweten, de blik van Feeënkoning Geronimo.

Sirus keek bedenkelijk bij het door haar geopperde plan, maar toen Iss geen bewaar maakte, stemde hij toe. Ze lieten het touw vallen, en Cyane klom naar beneden terwijl de twee mannen het stevig vasthielden. Even later stond ze aan de voet van de muur. Ze zwaaide omhoog ten teken dat alles goed was en sloop weg van de stad.

Hier aan de noordelijke grens lagen bossen die zich uitstrekten tot de Zwarte Rivier. Daarachter lag het gebergte van Orgor. Het was koud in deze regionen omdat de zon hier nooit opkwam. Daglicht bestond uit een schemerig schijnsel waardoor de lucht kil aanvoelde.

Het enige verschil met de nacht was dat je overdag iets meer zag, bedacht Cyane chagrijnig terwijl ze het bos in liep. Het was stil hier. Ze had geen idee waar ze moest zoeken. Op de tast liep ze verder. De onzekerheid en de onrust sloegen toe. Ikor kon overal zijn. Misschien was de sterke Fee eindelijk gebroken en was hij het Meer van Tagalet in gelopen. Misschien was hij gevlucht voor zijn eigen wandaden; kon hij zijn voormalige onderdanen in de stad niet meer onder ogen komen.

Ze rilde. Vreemd genoeg moest ze er niet aan denken Ikor nooit meer te zien. Ze hadden hem nodig. Ze moest hem vinden.

Een vreemd geluid in de verte trok haar aandacht. Het leek op wapengekletter. Zo snel als de duisternis het toeliet, liep ze in de richting van het geluid. Tussen de bomen zag ze drie schimmen bewegen. Ze waren in gevecht. Ze sloop dichterbij.

Twee van de vechters waren wachters in het zilveren uniform van Néfer a Tagalet. De derde was Ikor. Hij had moeite zich staande houden tegen de twee duidelijk bedreven mannen. Cyane aarzelde geen moment, trok haar zwaard en rende naar voren. Doelbewust begon ze op de twee wachters in te hakken. Ikor leek hierdoor hernieuwde krachten te krijgen en behendig sloeg hij een aanval van een van de wachters af. Alsof ze al jaren op elkaar waren ingespeeld gingen ze de twee mannen te lijf.

Cyane begon zich steeds zelfverzekerder te voelen met haar wapen. Sirus had haar diverse slagen geleerd en ze aarzelde niet deze nu toe te passen. Uiteraard was Ikor ook een meester in het gevecht en even later waren de wachters uitgeschakeld.

‘Dat was geen moment te vroeg.’ Ikor keek haar met een onbestemde blik aan en stopte zijn zwaard terug in de schede.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Cyane. Als een volleerd strijdster veegde ze haar wapen schoon aan het gras.

‘Blijkbaar had Adanar zijn voorzorgsmaatregelen genomen en extra wachten uitgezet,’ zei Ikor. ‘Dat had ik kunnen weten.’

Ze voelde instinctief de onderliggende betekenis van zijn laatste woorden. ‘Wist je het ook?’ vroeg ze zacht.

‘Misschien.’ Ikor wierp nog een laatste blik op de wachters en vertrok in de richting van de stad.

Cyane volgde hem. Enkele minuten liepen ze zwijgend naast elkaar.

‘Vreemd dat juist jij me kwam zoeken,’ zei Ikor opeens. ‘Ik dacht dat jij het niet erg had gevonden als ik door dit tweetal gedood was.’

‘Dat dacht ik eerst ook,’ gaf Cyane toe. Ze schaamde zich niet voor haar woorden. Ze vond dat ze nog steeds het recht had hem te haten.

‘Dat kan ik je nauwelijks kwalijk nemen.’ Even aarzelde hij. Toen zei hij als uit het niets: ‘Ik kon nog leven met het feit dat Fabian mij aan Adanar verraden heeft.’

Ze keek verbaasd op.

‘Maar ik kon het niet verdragen dat hij Elenia…’ Ikors stem stierf weg.

Cyane keek naar het gezicht van de Fee en hapte naar adem. Dit was een ander gezicht. De hardheid was verdwenen en had plaatsgemaakt voor diepe lijnen van verdriet en pijn. ‘Geronimo,’ fluisterde ze. In een opwelling greep ze zijn hand.

Verrast keek hij haar aan.

De tranen sprongen haar in de ogen. De Feeënkoning was niet verzwolgen door Ikors genadeloze karakter. Hij was op dit moment, hier in het bos, bij haar. Een grote opluchting maakte zich van haar meester. Geronimo was er nog.

Maar de zorgelijke koning deelde haar vreugde niet. ‘Ik moet je iets bekennen, Cyane,’ zei hij ernstig en alsof hij nooit weg was geweest. Hij trok haar mee naar een omgevallen boom en ging op de stam zitten.

Cyane volgde zijn voorbeeld. ‘Wat?’ vroeg ze.

‘Ikor heeft Fabian niet gedood, ik heb het gedaan,’ zei Geronimo.

Haar mond viel open en ze staarde hem aan. Ze begreep niet wat hij bedoelde.

‘Je moet één ding goed begrijpen, Cyane,’ probeerde Geronimo uit te leggen. ‘Ikor is efficiënt en berekenend. Hij doodt uitsluitend om te overleven. Hij heeft geen gevoelens voor zijn slachtoffers. Als hij moet kiezen tussen zichzelf of zijn tegenstander dan kiest hij voor zichzelf. Ikor heeft nog nooit iemand uit haat of passie gedood. Ik wel, Cyane. Ik heb dat wel gedaan.’

Cyane wist niet wat ze daarop moest zeggen. Ze had het verschil tussen Ikor en Geronimo nooit goed kunnen begrijpen. Ze vond zijn verhaal verwarrend. Geronimo had Ikor geschapen. Ikor was het masker waarachter Geronimo zich verborg. Ikor, de gewetenloze, had de taak volbracht die Geronimo nooit had kunnen volbrengen. Was Geronimo dan niet verantwoordelijk voor de daden van Ikor? Uiteindelijk waren Ikor en Geronimo één.

Geronimo glimlachte zuur. ‘Ik begrijp je verwarring, Cyane,’ zei hij. Hij slaakte een diepe zucht. ‘Je hebt er geen idee van hoe makkelijk het is je te verschuilen achter een man zonder geweten,’ vervolgde hij triest. ‘Ik had deze taak nooit kunnen volbrengen. Ikor is er de juiste persoon voor. Maar ik was getrouwd met Elenia en niet Ikor. Ik werd bedrogen door de vrouw van wie ik meer hield dan van het leven zelf. Ik moest toezien hoe ze eerst Fabian strikte en later Tronador. Ik, Cyane, en niet Ikor. Ik haatte Fabian. Niet omdat hij Ikor verraadde aan Adanar, maar omdat hij mij bedroog met mijn vrouw.’