Выбрать главу

Cyane liet de woorden bezinken en dacht terug aan die afschuwelijke dag in de bergen bij het paleis van Adanar. Heel langzaam drong de waarheid tot haar door. ‘Maar…’ begon ze moeizaam, ‘het was Ikor die hem doodde.’ Angstig keek ze Geronimo aan. Ze wist al wat er ging komen voor hij ook maar iets gezegd had.

‘Nee, ik gebruikte Ikor om Fabian te vermoorden,’ zei Geronimo zacht. ‘Ik dacht dat het minder erg zou zijn als Ikor het deed. Hij doodt immers om te overleven en anders niet. Het is niets persoonlijks. Maar het is een leugen, Cyane. Het was inderdaad niet nodig geweest. Fabian had geen informatie meer die Ikor nog kon schaden.’

Cyane trok lijkbleek weg en vol afschuw staarde ze naar de Feeënkoning van wie ze had gedacht dat hij voorgoed was verdwenen. Ze dacht aan het moment waarop ze op Melsarans verzoek vrede had gesloten met Ikor.

‘Ik had geen keus,’ had hij gezegd.

Ze had toen gedacht dat hij bedoelde dat Fabian hem anders had verraden. Ze wist nu dat het niet zo was. Ikor had geen keus gehad, want Geronimo had hem gedwongen.

Woorden lagen op haar lippen, woorden die ze niet durfde te uiten maar die ze toch moest zeggen. Ze stond op en keek Geronimo lang aan. Moeizaam vormden haar mond de kille zin. ‘Dat maakt jou een gruwelijker moordenaar dan Ikor ooit geweest is,’ zei ze.

Geronimo stond ook op. Zijn gezicht vertrok maar heel even. ‘Dat weet ik, Cyane. Dat weet ik maar al te goed.’

Ze liep met grote passen van Geronimo weg. Ze wilde niet langer in zijn buurt zijn. Hij had Fabian willens en wetens vermoord en de schuld bij Ikor gelegd. Onder het lopen greep ze wanhopig naar haar hoofd. Maar Ikor was Geronimo, Geronimo was Ikor. Of was er werkelijk een verschil tussen hen? Waren er inmiddels twee persoonlijkheden ontstaan in één lichaam?

Iemand greep haar stevig bij de arm om haar tegen te houden. ‘Er lopen hier nog meer wachters rond,’ beet Ikor haar toe. Ze draaide zich naar hem om. Geronimo was weg. Ze zag het meteen. Ze rilde en knikte willoos.

‘Wees voorzichtig dan,’ zei hij kort maar niet onvriendelijk.

Ze rukte zich los en liep verder.

De muur van de stad dook als een gigantische zwarte gedaante voor Cyane op. Ze speurde de contouren af op zoek naar Iss en Sirus.

Ikor kwam naast haar staan. ‘Het lijkt erop dat ze voortijdig zijn vertrokken,’ zei hij.

Cyane kon niet anders dan constateren dat hij gelijk had. Iss en Sirus waren weg. Hoe kwamen ze nu de stad in?

‘Wacht maar tot het licht is en ga dan via de poort,’ zei Ikor. ‘Ik vind wel een andere manier.’

Ze wilde daartegen protesteren toen een heldere vrouwenstem achter hen zei. ‘Ach, nog steeds je eigen opofferende zelf, nietwaar Geronimo? Of moet ik Ikor zeggen?’

Als door een adder gebeten draaide de Fee zich om. Cyane volgde zijn voorbeeld en keek in het gezicht van de vrouw wiens portret in Ikors paleis had gehangen. In het echt was Elenia, koningin der Feeën, nog veel mooier. Ze zat statig en kaarsrecht in zijdelingse zit op de rug van een paard. Haar lange blonde haren hadden bijna dezelfde kleur als de gouden ringen om haar vingers. Haar gezicht was ivoorwit waardoor de zwarte ogen extra opvielen. Ze had smalle lippen en een fijne neus. Ze droeg een purperen kleed afgezet met goudbrokaat.

Zes

Cyane moest diep in haar hart toegeven dat zelfs een schoonheid als Gondolin in de schaduw van deze koningin stond. De vrouw was omringd door een tiental soldaten, die wachtten op een commando van haar. Het waren allemaal Feeën.

Ikor stond als versteend. Zijn gezicht leek bijna van marmer in het vale maanlicht dat toegang had tot deze kleine open plek tussen het bos en de muur van de stad. Hij deed geen moeite de vraag van Elenia te beantwoorden.

Vanuit de hoogte keek ze minachtend op hem neer. ‘Je bent niets veranderd.’

Cyane kon bij deze woorden nauwelijks een cynisch lachje onderdrukken. Geronimo, de vredelievende natuurliefhebber, was getransformeerd in de kille moordenaar Ikor. Dat was iets wat Elenia voor het gemak over het hoofd zag.

Elenia wierp een scherpe blik op haar. ‘Jij moet Cyane zijn,’ concludeerde ze koel.

Vreemd genoeg was Cyane niet bang, eerder heel erg kwaad. Instinctief wist ze dat er niet veel goeds stak in het karakter van de koningin. Dit was een vrouw die gewend was ten koste van alles haar zin te krijgen. Ze was door en door verwend en dacht dat de wereld uitsluitend om haar draaide. Helaas had haar omgeving nooit veel moeite gedaan haar van dat idee af te brengen.

‘Die Nudoor en dat gruwelijke monster hoorden zeker ook bij jou?’ informeerde Elenia koeltjes.

Alleen Cyane zag de flits van woede in de ogen van Ikor. Hij zweeg echter nog steeds.

‘Geronimo was spraakzamer,’ zei Elenia.

‘Maar ik ben Geronimo niet,’ beet Ikor haar plotseling toe.

De woorden verrasten Cyane. Ze had Ikor nog nooit zo duidelijk zijn eigen identiteit horen uiten. De dreiging in zijn stem was onmiskenbaar. Misschien had Elenia van Geronimo niets te vrezen. Van Ikor had ze dat des te meer. De koningin leek het te beseffen. Ze wenkte haar soldaten, die zich onmiddellijk op hen stortten. Ze grepen de wapens die Cyane en Ikor bij zich droegen. Wanhopig probeerde Cyane haar zwaard te behouden, maar een Fee rukte het uit haar handen. Elenia’s ogen schitterden. ‘Nee maar, de groene en de blauwe diamant. Wat een geluk,’ lispelde ze.

Cyane worstelde in de greep van een tweetal soldaten. ‘Kreng,’ schreeuwde ze woest. ‘Dat is van mij.’

‘Houd je mond, Cyane,’ snauwde Ikor.

Ze klapte meteen haar kaken op elkaar. Hij had gelijk. Het had geen zin zich aan te stellen als een klein kind.

De soldaten sleurden hen mee naar een van de stadspoorten. Ze gingen niet bepaald zachtzinnig te werk. Vooral Ikor had het zwaar te verduren. Hij werd regelmatig geslagen als hij niet hard genoeg liep. Om de lippen van de koningin speelde een sadistisch lachje terwijl ze toekeek hoe Ikor weer struikelde toen een van de Feeën hem ruw voor zich uit duwde.

Cyane kookte van woede, maar kon niets anders doen dan machteloos toezien. Ikor zelf gaf blijk van een ijzeren zelfbeheersing. Ze kon hem er alleen maar om bewonderen. Dit moest afschuwelijk voor hem zijn, maar hij liet niets merken. Zelfs de soldaten die haar meesleurden hadden meer oog voor Ikor dan voor haar. Het was duidelijk dat ze hem als een belangrijke prooi beschouwden.

Triomfantelijk begaf de stoet zich door de poort in de straten van Néfer a Tagalet. Het duister maakte plaats voor het schemerige licht dat hier doorging voor daglicht. Verschillende inwoners van de stad waren naar buiten gekomen om de nieuwste slachtoffers van hun koningin te bekijken.

Cyane voelde zich vernederd en kwaad onder de honende blikken van het volk. Overal zag ze spottende, hatelijke gezichten. Ze realiseerde zich in wiens handen ze gevallen waren en langzaam maakte haar woede plaats voor angst. Het was een kwestie van tijd voordat Elenia hen zou uitleveren aan Adanar. Hij zou niet aarzelen hen te doden. Dit lachende en spottende volk zou dan met veel plezier toekijken.

Ze rilde en spiedde wanhopig om zich heen naar iets of iemand die hun hulp kon bieden. Haar blik gleed langs honderden gezichten, verwrongen en allemaal hetzelfde in haar overspannen verbeelding.

Toen zag ze hem.

Het leek wel of haar ogen werden toegezogen naar een man die vlakbij stond. Hij was gekleed in het zwart. Zijn groene ogen boorden zich slechts een fractie van een seconde in die van haar voor hij zich omdraaide en snel en soepel in de toegestroomde menigte verdween. Cyane hapte naar adem en probeerde de man weer in het vizier te krijgen. Ze kon hem niet meer ontdekken. Heel even vlamde de hoop in haar op. Ze kende die man. Ze wist het zeker. Het was Scar, de mysterieuze inwoner van het Rijk, die het paleis van Adanar in lichterlaaie had gezet en haar naar Melsaran had gebracht. Had hij haar herkend?