Выбрать главу

Er bestaat koude die zo hevig is dat hij pijn doet en geen temperatuur meer is. Een koude die in het vlees snijdt voor hij je verdooft en doodt.

Jason kwam bij door het geluid van zijn eigen schorre geschreeuw. De koude was zo hevig dat hij het heelal vulde. Het was koud water, besefte hij toen hij het uit zijn mond en neus hoestte. Er lag iets om hem heen en met moeite herkende hij het als een arm van Mikah; al zwemmend hield hij Jasons hoofd boven water. De wegzinkende zwarte vlek in het water kon alleen maar het schip zijn dat kreunend en bellen blazend ten onder ging. Het koude water deed nu geen pijn meer en Jason was zich juist aan het ontspannen toen hij iets hards onder zijn voeten voelde.

“Sta op en loop, vervloekt,” hijgde Mikah schor. “Ik kan je niet… overeind houden… kan mezelf niet overeind houden…”

Naast elkaar ploeterden ze het water uit, kruipende beesten op vier poten die niet rechtop konden staan. Alles was omgeven met een onwerkelijke waas en Jason kon niet goed denken. Hij kon het niet opgeven, daar was hij zeker van, maar wat kon hij anders?

Er schitterde iets in de duisternis; een flakkerend licht dat naderbij kwam. Jason kon niet spreken, maar hij hoorde Mikah om hulp roepen. Het licht kwam naderbij; het was een soort fakkel die omhoog werd gehouden. Mikah kroop overeind toen de vlam dichterbij kwam.

Het was net een nachtmerrie. Het was geen man die de fakkel vasthield, maar een ding. Een ding met scherpe hoeken, met slagtanden en het was afschuwelijk. Een van zijn uiteinden had de vorm van een knuppel en daar sloeg hij Mikah mee die zonder een woord te zeggen ineenzakte. Toen draaide het wezen zich naar Jason. Hij had geen kracht om te vechten, maar hij probeerde zich overeind te worstelen. Zijn vingers schraapten over het bevroren zand, maar hij kon niet omhoog komen; en uitgeput door deze laatste krachtsinspanning viel hij met zijn gezichtnaar voren op de grond.

Bewusteloosheid knaagde aan zijn geest, maar hij wilde niet toegeven. Het flakkerende toortslicht kwam dichterbij en hij hoorde geschuifel van zware voeten in het zand. Hij kon dit monster niet achter zich verdragen en met zijn laatste kracht rolde hij zich om en lag op zijn rug omhoog te staren naar het ding dat boven hem stond terwijl een zwarte waas van uitputting over zijn ogen trok.

IV

Het wezen maakte hem niet onmiddellijk dood, maar stond op hem neer te staren. En terwijl de seconden langzaam voorbijtikten en Jason nog steeds leefde, dwong hij zich dit monster dat uit het duister was verschenen beter te bekijken.

K’e vi stas el…?” zei het wezen, en voor het eerst besefte Jason dat het een mens was. De betekenis van de vraag plukte aan de rand van zijn uitgeputte geest; hij voelde dat hij het bijna verstond hoewel hij de taal nooit eerder had gehoord. Hij probeerde te antwoorden maar er kwam alleen maar een schor gorgelend geluid uit zijn keel. “Ven k’n torkoi — r’pidu!

Verder landinwaarts doemden meer lichtjes op uit de duisternis en tegelijk hoorde hij het geluid van rennende voeten. Toen ze dichterbij kwamen kon Jason de man die over hem heen stond beter zien en kon hij begrijpen waarom hij hem had aangezien voor een niet-menselijk wezen. Zijn ledematen waren in lappen smerig leer gewikkeld en zijn borst en zijn lichaam waren bedekt met dikke overlappende platen leer die voorzien waren van bloedrode tekens. Op zijn hoofd had hij een gedraaide schelp van een of ander dier, die naar voren in een punt uitliep; er waren twee kleine gaten in geboord voor de ogen. In de onderrand van de schelp waren grote vingerlange tanden gezet om hettoch al enge uiterlijk nog te verergeren. Het enige menselijke aan het wezen was de smerige verwarde baard die onder de schelp onder de tanden vandaan hing. Er waren teveel andere kleinigheden die Jason niet zo snel kon opnemen; er hing een grote bult achter zijn schouder en hij had donkere dingetjes om zijn middel; een zware knots kwam naar voren en porde Jason in zijn ribben en hij was de bewusteloosheid te nabij om tegenstand te bieden.

Een gegromd bevel deed de fakkeldragers vijf meter van de plek waar Jason lag stilstaan. Hij vroeg zich vaag af waarom de gewapende man hen niet dichterbij liet komen, aangezien het licht van de fakkels nauwelijks tot aan zijn lichaam reikte; alles op deze planeet scheen onverklaarbaar.

Jason moest even het bewustzijn hebben verloren, want toen hij weer keek was de fakkel naast hem in het zand gestoken en had de gewapende man een van Jasons schoenen uitgetrokken en was hij aan de andere bezig. Jason kon alleen maar een beetje kronkelen maar hij kon de diefstal niet verhinderen; om de een of andere reden kon hij zijn lichaam niet dwingen te doen wat hij wilde. Zijn tijdsbesef leek ook wel te zijn veranderd want hoewel iedere seconde zich voortsleepte, gebeurden de dingen met een verbazingwekkende snelheid. De schoenen waren nu uit en de man frommelde aan Jasons kleren, waarbij hij iedere keer even ophield en naar de rij fakkeldragers keek.

Het vreemde wezen was niet bekend met de magnetische sluiting en de scherpe tanden die aan het leer boven zijn knokkels waren genaaid prikten telkens in Jasons vlees terwijl hij probeerde de sluiting los te trekken of het sterke metaaldoek kapot te scheuren. Hij gromde ongeduldig toen hij per ongeluk de knop van de medidoos raakte die in zijn hand viel. Dat glimmende apparaatje scheen hem wel te bevallen, maar toen een van de scherpe naalden door de dikke handbescherming heengleed en hem prikte brulde hij van woede, smeet het apparaat op de grond en trapte het in het zand kapot. Het verlies van zijn onvervangbare medidoos bracht Jason in beweging; hij kwam overeind en probeerde hem te pakken, toen hij plotseling het bewustzijn verloor.

Vlak voor zonsopgang kwam hij door de pijn in zijn hoofd onwillig weer bij bewustzijn. Er lagen een paar stinkende huiden over hem heen die zijn lichaamswarmte een beetje vasthielden. Hij trok de verstikkende plooi die zijn gezicht bedekte weg en staarde omhoog naar de sterren; koude lichtpuntjes die glinsterden in de vriesnacht. Diep zoog hij de prikkelende lucht in die in zijn keel brandde, maar zijn hoofd klaarde ervan op. Voor het eerst besefte hij dat zijn verwarring was veroorzaakt door die klap op zijn hoofd die hij had opgelopen toen het schip neerstortte; zijn tastende vingers vonden een rauwe bult op zijn schedel. Hij moest een hersenschudding hebben; dat verklaarde dan ook waarom hij zich tevoren niet had kunnen bewegen en niet helder kon denken. De koude lucht verdoofde zijn gezicht en met plezier trok hij de harige huid weer over zijn hoofd.

Hij vroeg zich af wat er met Mikah Samon was gebeurd nadat de plaatselijke moordenaar in het enge pak hem een klap had gegeven met zijn knuppel. Dit was een morsig en onverwacht einde voor de man, nadat hij erin was geslaagd het ongeluk te overleven. Jason was niet bepaald dol op de ondervoede dweper, maar hij had zijn leven aan hem te danken. Mikah had hem na het ongeluk gered, alleen maar om zelf door die moordenaar te worden gedood.

Jason nam zich voor de man te doden zo gauw hij daar lichamelijk toe in staat was; tegelijk was hij een beetje verbaasd over het feit dat hij de noodzaak voor deze bloeddorstige vergelding van leven om leven in gedachten aanvaardde. Kennelijk had zijn lange verblijf op Pyrrus zijn gewone afkeer van moorden, behalve dan uit zelfverdediging, sterk verminderd, en uit wat hij tot nu toe van deze wereld had gezien zou zijn pyrraanse training zeker uiterst nuttig zijn. Door een scheur in de huid zag hij een stukje grijze lucht en hij duwde het dek weg om naar de dageraad te kijken.

Mikah Samon lag naast hem; zijn hoofd stak onder een huid vandaan. Zijn haar was verward en zat vol met korsten geronnen bloed, maar hij ademde nog.

“Moeilijker kapot te krijgen dan ik dacht,” mompelde Jason terwijl hij zich pijnlijk op zijn elleboog hees en deze wereld waar zijn sabotage van het ruimteschip hem had gebracht, eens goed bekeek.