Выбрать главу

Nu zweeg Lausberg, terwijl zijn ogen nerveus van de ene rechercheur naar de andere schoten.

‘Wat heeft dat met de moord te maken waar u het over had?’

‘Geef nou maar gewoon antwoord,’ zei Van Opperdoes rustig.

‘Op de Brouwersgracht, zoals u al zei,’ capituleerde Lausberg.

‘Maar waar? De Brouwersgracht is lang. Ik gok… vlak bij de Marnixstraat,’ wilde Jacob weten.

Lausberg knikte.

‘Ja. Maar wat heeft dat nou met die moord te maken?’

Een agent klopte op de deur van de verhoorkamer, en Jacob liep even de gang op om hem te woord te staan. Hij kwam terug met een envelop in zijn handen, terwijl hij een korte knik richting Van Opperdoes maakte.

‘De Korte Marnixkade… dat is het verlengde van de Brouwersgracht. Ik denk dat u… bij uw bezoekjes aan uw vriendin… daar waarschijnlijk ook weleens heeft geparkeerd?’

Nu zakte de mond van Lausberg iets open.

‘Die parkeerbon was echt niet van mij. Die dag was ik daar helemaal niet.’

Van Opperdoes keek hem streng aan.

‘O, maar daar ben ik ook helemaal van overtuigd, dat u dat niet was. Altijd meteen een parkeerkaartje kopen is natuurlijk een van de belangrijkste voorwaarden om niet betrapt te worden. Geen bonnen thuis waar uw vrouw lastige vragen over kan stellen…

Daarom stond u ook meteen bij ons in het bureau. Niet voor ons… nee, voor uzelf. Om u in te dekken. Voor uw vrouw.’

‘Nou dan…?’ vroeg Lausberg onzeker. ‘Dan heb ik er toch niks mee te maken? Ik ben geen moordenaar.’

‘Nee, u bent inderdaad de moordenaar niet. We denken dat u degene bent die vermoord had moeten worden.’

Een kwartier later was Lausberg weer iets bijgekomen, en kwam er eindelijk weer wat zinnigs uit hem.

Van Opperdoes en Jacob hadden de verhoorkamer even verlaten en liepen weer terug naar binnen.

Lausberg, die gekleed was in een keurig kostuum met overhemd en stropdas, had zijn das losgetrokken en de bovenste knoopjes van zijn hemd losgemaakt. Met een rood hoofd van de emoties keek hij de rechercheurs hulpeloos aan.

‘Zo… kunnen we verdergaan? Beetje bijgekomen?’ vroeg Jacob.

Lausberg schudde zijn hoofd. ‘Nee… ik bedoel ja. We kunnen verder. Neem me niet kwalijk dat ik zo reageerde. Ik schrok gewoon heel erg. Voor hetzelfde geld had ik dus daar gelegen… in die gracht.’

‘Dat denken wij, ja,’ stelde de oude rechercheur droogjes vast.

Jacob had de envelop die hij van de agent had gekregen bij zich en haalde daar wat foto’s uit.

‘Eigenlijk weten wij het wel zeker. Al het geld dat is verdwenen van de rekening, is vlak voor de moord op Bertje Koolschijn opgenomen. Door deze dame…’

Hij legde foto’s, die ze met spoed hadden opgevraagd, voor Lausberg op tafel. Het waren foto’s gemaakt bij de geldautomaten waar het geld was opgenomen, en waar Lausberg aangifte van had gedaan. En iedere keer was het Karin Lausberg geweest die het geld aan het pinnen was.

‘Uw vrouw is gelukkig een amateur op crimineel gebied. Ze weet niets van de opnamen die gemaakt worden bij pinautomaten. Bovendien…’ Nu legde Jacob een vel papier met telefoonuitdraaien op tafel. ‘…heeft ze steeds met haar eigen mobiele telefoon naar iemand gebeld, die wij kennen als een mogelijke huurmoordenaar.’

‘En toen…?’

Van Opperdoes legde alles weer op een stapeltje.

‘Dit is onze theorie: uw vrouw is erachter gekomen dat u vreemdging. Waarschijnlijk… dat zal er ook wel mee te maken hebben… heeft u ook nog eens een aardige bankrekening. In ieder geval, ze sloeg een paar vliegen in één klap.

Dus op een dag, een tijdje geleden, kwam ze waarschijnlijk in aanraking met een man die naar haar problemen en kwaadheid luisterde. Misschien in een café of zo. Zo gaan die dingen. En die man vertelde haar dat hij u wel uit de weg kon ruimen, voor flink wat geld. En daar ging ze mee akkoord. En als puntje bij paaltje komt… wat vertelt ze hem dan?’

Lausberg zakte onderuit en verborg zijn hoofd in zijn handen.

‘Ze vertelt hem dat ik vaak in de buurt van de Brouwersgracht kom omdat mijn vriendin daar woont. En dat als ik naar de binnenstad ga… ik dat doe met onze Ford Mondeo.’

Van Opperdoes knikte langzaam. ‘De moordenaar hangt daar in de buurt rond… en ziet ’s nachts Bertje van de Dijk instappen… in een Ford Mondeo. Met het kenteken dat uw vrouw aan hem heeft doorgegeven. Dus wat denkt hij?’

‘Hij dacht dat ik dat was…’

‘Natuurlijk… en het is stil op straat… waarschijnlijk ook nog eens midden in de nacht. Hoe moet hij weten dat er twee identieke auto’s rondrijden? Dus hij wurgt Bertje van de Dijk… denkend dat u dat bent. Want zijn opdrachtgeefster had gezegd: “Hij is naar zijn vriendin op de Brouwersgracht, en parkeert daar altijd in de buurt”.’

Lausberg zweeg.

‘Daarna heeft de moordenaar de auto in het water geduwd, of misschien heeft Bertje in zijn paniek nog geprobeerd om weg te rijden… en is hij zo naar voren gereden, het water in,’ sloot Jacob het verhaal af. ‘Waarschijnlijk heeft de moordenaar er een nat pak aan overgehouden.’

‘Dus mijn vrouw wilde mij laten vermoorden?’

Van Opperdoes knikte langzaam.

‘Dat is wat wij denken. Pas op voor de bedrogen vrouw.’

‘Zo is het inderdaad precies gegaan.’

Karin Lausberg perste haar lippen op elkaar.

‘Elke keer als we uit zijn, zie ik hem kijken naar andere vrouwen. En maar flirten… complimentjes maken… gewoon die stomme geile blik van hem de hele tijd. Naar anderen, nooit naar mij! Ik had er zo genoeg van. Duizend keer heb ik het hem gezegd. En wat doet hij? Hij neemt een of ander sletje… en dat wordt z’n vriendin. Twee, drie keer in de week, die smeerlap. En als Gilbert dan weer thuiskwam, wilde hij per se eerst douchen voor ik hem zag. Moest-ie natuurlijk die lucht van hun seks van zich afwassen… Ik had er zo genoeg van… ik voelde me zo… niks.’

‘En toen kwam u iemand tegen, en die zei dat hij wel kon helpen.’

Ze haalde haar schouders op.

‘Precies. Gewoon, op een avond in de kroeg. Ik was er zo klaar mee…’

‘Dus gaf u die man opdracht uw man te vermoorden. En u vertelde het kenteken aan hem… en het merk,’ Jacob schreef mee in zijn boekje, terwijl ze antwoord gaf.

‘Wat had ik verdomme dan moeten doen? Een foto van Gilbert meegeven aan die idioot? Hoe stom is dat. Dat zie je in films. Je verwacht toch niet dat er iemand in precies dezelfde auto daar ook in de buurt parkeert…’

Ze schudde haar hoofd in kwade verwondering.

‘En toch gebeurt dat,’ sprak Van Opperdoes zacht. ‘Dat heet nou toeval. En toeval bestaat.’

‘Ja, dat blijkt… verdomme.’

‘Wij hebben uw telefoon in beslag genomen. U had zijn telefoonnummer in uw telefoon staan. We hebben hem opgepakt aan de hand van die gegevens. Het is een bekende van ons, maar u zult hem straks moeten identificeren.’

Ze maakte een verveeld gebaar.

‘Ik werk wel mee. U zult geen probleem hebben om hem veroordeeld te krijgen. Ik heb al onze gesprekken over het vermoorden van mijn man opgenomen. Ik zal u de bestanden geven.’

Van Opperdoes keek verrast op.

‘Goed hè, van dat opnemen? Misschien verdien ik nog wat strafvermindering als ik helemaal meewerk. Toch?’

Ze zweeg even.

‘Ik dacht slim te zijn. Als hij me ooit zou willen chanteren, had ik iets om hem terug te pakken. God, wat was ik slim…’

Ze zuchtte diep.

Hoofdstuk 22

De Jordaan twinkelde in de donkere avond. Op het dakterras van bureau Raampoort gloeiden de twee rode puntjes van de sigaren van Peter van Opperdoes en Jacob.

Karin Lausberg en de huurmoordenaar, een man met een ellenlang strafblad, waren overgebracht naar het cellencomplex aan het hoofdbureau. Haar echtgenoot had gebroken het bureau verlaten, maar Jacob had hem meteen in de richting van de Brouwersgracht zien rijden.