Выбрать главу

Vrouw Anan was ondanks de duisternis buiten jammer genoeg weg voor een boodschap, hoorde hij van haar dochter Marah, die nu de leiding had. Ze was een aardige, mollige jonge vrouw met mooie grote ogen in dezelfde kleur als die van haar moeder. Ze had haar rok tot hoog op haar linkerdij opgenomen, iets dat vrouwe Anan nooit zou hebben toegestaan toen hij hier nog verbleef. Marah was helemaal niet zo blij om hem te zien en bekeek hem fronsend toen hij naar haar toekwam. Tijdens zijn verblijf in de herberg waren er twee man door zijn hand gestorven. Het waren weliswaar dieven geweest die geprobeerd hadden om zijn schedel te splijten, maar zulke dingen gebeurden niet in De Zwerfster. Ze had hem duidelijk gemaakt dat ze blij was zijn rug te zien toen hij opstapte. Marah had ook geen echte belangstelling voor wat hij wilde en hij kon dat nu ook niet uitleggen. Alleen vrouw Anan wist hopelijk wat er in de keuken verborgen was en hij zou dat beslist niet in de gelagkamer gaan staan uitkramen. Dus verzon hij een verhaal over hoe hij de heerlijke schotels van de kokkin had gemist, en terwijl hij stiekem naar de opvallend opgebonden rok keek, vlocht hij er de onuitgesproken mededeling in dat hij nog meer de kansen had gemist om haar vaker te zien. Hij kon niet begrijpen waarom het onthullen van wat meer onderrok zo schandalig was, terwijl iedere vrouw zo in Ebo Dar rondliep en haar halve boezem liet zien, maar als Marah zich een beetje losbandig voelde, zouden een paar vleierijtjes het hem misschien gemakkelijker maken. Hij schonk haar zijn allerbeste glimlach.

Marah luisterde maar half en hield een voorbijlopend dienstmeisje tegen, een kattige meid die hij goed kende. ‘De beker van luchtkapitein Yulan is bijna leeg, Caira,’ zei Marah nijdig. ‘Je wordt geacht hem vol te houden! Als je je werk niet aankunt, meisje, zijn er genoeg in Ebo Dar die dat wel kunnen!’ Caira, die een paar jaar ouder was dan Marah, maakte een spottende kniks en keek Mart vuil aan. Voordat ze weer overeind kon komen, hield Marah al een jongen vast die voorzichtig een blad vol vuile borden in evenwicht hield. ‘Hou op met rondhangen, Ros,’ snauwde ze. ‘Er moet gewerkt worden. Doe het, of ik sleep je naar de stal, en dat zul je niet leuk vinden, dat zeg ik je!’

Marahs jongste broer keek haar nijdig aan. ik kan bijna niet wachten op het voorjaar, zodat ik weer op de boot kan werken,’ mopperde hij misnoegd. ‘Je bent nadat Frielle is getrouwd steeds in een slechte bui, en alleen maar omdat ze jonger is dan jij, terwijl jij nog niet bent gevraagd.’

Ze probeerde hem te slaan, maar hij ontweek haar gemakkelijk. De opgestapelde kommen en borden kletterden en vielen bijna van het blad. ‘Waarom hang je gewoon je onderrokken niet in de vishaven op?’ schreeuwde hij, en sprong weg voor ze hem kon raken. Mart zuchtte toen ze hem eindelijk alle aandacht schonk. Het ophangen van onderrokken was nieuw voor hem, maar hij kon de betekenis ervan wel raden toen hij haar gezicht las. Er had stoom uit haar oren moeten komen. ‘Als je wilt eten, moet je later komen. Of wachten als je dat wilt. Ik weet niet hoe lang het kan duren.’

Haar grijns was kwaadaardig. Niemand wilde graag in de gelagkamer wachten. Elke stoel was door een Seanchaan bezet, en nog meer mannen en vrouwen stonden. Het waren er zoveel dat de meiden gedwongen waren heel behoedzaam tussen iedereen door te lopen, terwijl ze bladen met eten en drinken omhooghielden. Caira vulde de beker van de donkere kleine man en bood hem de zwoele glimlach die ze Mart ooit eens had geschonken. Hij wist niet waarom ze nu iets tegen hem had, maar hij had op dit moment al genoeg met vrouwen te stellen. Wat was trouwens een luchtkapitein? Daar moest hij achter zien te komen. Later.

‘Ik wacht in de keuken,’ zei hij tegen Marah. ‘Ik wil Enid zeggen hoezeer ik van haar kookkunst heb genoten.’

Ze wilde protesteren, maar een Seanchaanse verhief haar stem en wenste wijn. Het was een grimmig kijkende vrouw in een groenblauwe wapenrusting die een helm onder haar arm droeg waarop twee pluimen zaten, en ze wilde haar laatste dronk nú. Alle meisjes leken bezig, dus keek Marah hem voor de laatste keer lelijk aan. Toen stoof ze weg en probeerde ze een vriendelijke glimlach op haar gezicht te toveren. Wat haar niet zo best afging. Mart hield zijn wandelstok van zich af en maakte een zwierige buiging naar haar verdwijnende rug.

De lekkere geuren in de gelagkamer die zich vermengd hadden met zoete pijprook, hadden de hele keuken doortrokken. Gebakken vis, gebakken brood en vlees dat aan het spit draaide. Het was er warm door de ijzeren bakstoven, de ovens en het vuur in de grote stenen haard. Zes zwetende vrouwen en drie keukenjongens renden rond onder de bevelen van de meester-kokkin. Enid droeg een sneeuwwitte schort als was die de tabberd van een hoog ambt, en regeerde met een houten pollepel over haar gebied. Ze was de dikste vrouw die Mart ooit had gezien. Volgens hem had hij nooit zijn armen om haar heen kunnen slaan. Ze herkende hem meteen en een sluwe grijns spleet haar wijde olijfkleurige gezicht in tweeën. ‘Dus je bent erachter gekomen dat ik gelijk had,’ zei ze, en wees met de lepel naar hem. ‘Je kneep in de verkeerde meloen en die meloen bleek een vermomde leeuwvis, en jij bleef gewoon een domme knecht.’ Ze gooide het hoofd in haar nek en gierde van het lachen. Mart dwong zich te grijnzen. Bloed en as! Iedereen wist het echt! Ik moet deze vervloekte stad uit, dacht hij, of ik hoor ze de rest van mijn leven lachen.

Plotseling leek zijn angst over het goud dwaasheid. De grijze vloertegel voor de bakstoven lag stevig op zijn plaats en verschilde niet van de andere in de keuken. Je moest het kunstje kennen om hem op te kunnen tillen. Lopin en Nerim zouden het hem gezegd hebben als er ook maar een enkele gouden munt tussen hun bezoeken verdwenen was. Vrouw Anan zou waarschijnlijk de schuldige hebben opgespoord en gevild als er iemand zou proberen iets in haar herberg te jatten. Hij kon beter vertrekken. Misschien was Aludra’s wilskracht op dit uur wat zwakker. Misschien zou ze hem eten geven. Hij was het paleis uit geglipt zonder te eten.

Om dus geen nieuwsgierigheid over zijn bezoek te wekken, vertelde hij Enid hoezeer hij genoten had van haar visschotel en hoeveel beter die was dan die in het Tarasinpaleis. Hij hoefde geen haartje te overdrijven. Enid was geweldig. De vrouw straalde gewoon en haalde toen tor zijn verbazing een vis uit een van de ovens en liet hem op een bord glijden. Voor hem. Iemand in de gelagkamer kon wel even wachten, zei ze, en plaatste het bord aan het hoofd van de lange keukentafel. Ze wuifde met haar lepel en een stevige keukenhulp bracht hem een kruk.

Hij keek naar de knapperige gouden platvis en voelde het water in zijn mond lopen. Aludra zou op dit moment niet zwakker zijn dan een andere keer. En als ze boos was vanwege de vroege storing, gaf ze hem misschien niet eens te eten. Zijn maag rommelde. Hij hing zijn mantel aan een haak naast de deur naar de binnenplaats, zette zijn stok eronder, legde zijn hoed onder de kruk en sloeg het kant van zijn mouwen om, zodat het niet in het bord hing. Tegen de tijd dat vrouw Anan door de achterdeur binnenkwam, haar mantel afdeed en de regendruppels op de vloer schudde, was er weinig over behalve de smaak op zijn tong en witte botjes op het bord. Hij had geleerd om te genieten van een aantal vreemde dingen in Ebo Dar, maar hij liet de oogjes van de vis maar liever naar hem staren. Terwijl hij zijn mond afveegde met een linnen servet, glipte er achter vrouw Anan nog een vrouw de keuken in. Ze sloot haastig de deur achter zich en hield haar vochtige mantel aan en de kap diep over haar gezicht getrokken. Hij kwam overeind, ving een glimp van het gezicht in de kap op en schopte bijna zijn kruk omver. Hij maakte een buiging voor de vrouw maar zijn hoofd spon. ‘Het is goed dat u hier bent, heer,’ zei vrouw Anan snel, en gaf haar mantel aan een keukenjongen. ‘Anders zou ik iemand om u gestuurd hebben. Enid, ontruim de keuken alsjeblieft, en hou de deur in de gaten. Ik moet alleen spreken met dit heerschap.’ De kokkin dreef de onderkokkins en keukenjongens snel het erf op. Ondanks hun klagende gemompel over de regen en kreten over verbrand eten was het duidelijk dat ze dit evenzeer gewend waren als Enid. Zijzelf keek niet eens naar vrouw Anan en haar gezellin voor ze zich door de deur naar de gelagkamer haastte, waarbij ze haar pollepel als een zwaard omhooghield.