De moeilijkheid was dat hij niet wist waar haar kamer was. Hij liep naar het eerste kamertje en hield de deur lang genoeg open om naar binnen te gluren. Op een smal bed zat een vrouw van de Atha’an Miere in het grijs met haar handen in haar schoot. De meeste ruimte in de kamer werd ingenomen door het bed, een wastafel met een lampetstel en een kleine spiegel. Aan haken in de muur hingen een paar grijze kleren. De zilveren leiband liep in een boog van de zilveren halsband om haar nek naar de zilveren armband aan een haak in de muur. De vrouw kon elk deel van de kamer bereiken. De gaatjes op de plaats waar haar oorringen en neusring hadden gezeten, hadden nog niet de tijd gehad om te helen. Ze zagen eruit als wonden. Toen de deur openging, kwam haar hoofd omhoog. De bange blik in haar ogen ging over in een vragende, misschien vermengd met iets van hoop.
Hij sloot de deur weer zonder een woord te zeggen. Ik kan ben niet allemaal redden, dacht hij ruw. Ik kan het niet. Licht, wat haatte hij dit.
De volgende deuren lieten dezelfde kamers zien, en nog eens drie vrouwen van het Zeevolk, van wie er een hardop in bed huilde, en toen een slapende vrouw met lichtblond haar, allemaal met hun a’dam losjes aan de haak. Hij sloot die deur zachtjes alsof hij probeerde een koek van vrouw Alveren onder haar neus weg te kapen. Misschien was de blonde vrouw geen Seanchaanse, maar hij wilde het risico niet lopen. Een dozijn deuren verder haalde hij opgelucht adem, gleed naar binnen en trok de deur achter zich dicht. Teslyn Baradon lag op het bed met haar hoofd op haar handen. Haar donkere ogen keken priemend naar hem. Ze zei niets en leek gaten in zijn schedel te willen boren.
‘Je hebt een briefje in de zak van mijn jas gestopt,’ zei hij zacht. De muren waren dun; hij kon nog steeds de huilende vrouw horen. ‘Waarom?’
‘Elaida wil die meisjes even graag als ze ooit de staf en de stola wilde,’ zei Teslyn eenvoudig, zonder zich te bewegen. Haar stem klonk nog steeds ruw, maar minder ruw dan hij zich herinnerde. ‘Vooral Elayne. Ik wilde, als dat kon, Elaida... ongemak bezorgen. Laat haar zelf die twee maar met een fluitje naar zich toeroepen.’ Ze lachte zachtjes, maar er klonk bitterheid doorheen, ik heb zelfs Joline met dolkwortel bedwelmd, zodat ze het niet kon bederven. En zie wat het me gebracht heeft. Joline is ontsnapt en ik...’ Haar ogen bewogen opnieuw, naar de zilveren armband aan de haak. Mart zuchtte en leunde naast haar aan haken hangende kleren tegen de muur. Ze wist wat er in het briefje had gestaan, een waarschuwing voor Elayne en Nynaeve. Licht, hij had gehoopt dat zij het niet geweest was, dat iemand anders dat stomme papier in zijn zak had gestopt. Het had trouwens niets geholpen. Ze wisten allebei dat Elaida achter hen aan zat. Het briefje had niets veranderd! Teslyn had trouwens niet eens echt geprobeerd om hen te helpen. Ze had alleen maar Elaida de voet dwars willen zetten. Hij kon weglopen met een zuiver geweten. Bloed en as! Hij had nooit met haar moeten praten. En nu, nu hij persoonlijk met haar gesproken had...
‘Ik zal proberen je te helpen ontsnappen, als me dat lukt,’ zei hij met tegenzin.
Ze bleef stil op het bed liggen. Haar gezicht en haar stem veranderden niet. Ze had net zo goed iets eenvoudigs en onbelangrijks kunnen uitleggen. ‘Zelfs als je de halsband kan verwijderen, brengt me dat niet erg ver, misschien niet eens buiten het paleis. En ook al zou ik het paleis ongezien kunnen verlaten, geen enkele geleidster kan door de stadspoort de stad verlaten tenzij ze een a’dam draagt. Ik heb daar zelf op wacht gestaan en ik weet het.’
‘Ik bedenk wel iets,’ mompelde hij, en haalde zijn vingers door het haar. Iets bedenken? Wat? ‘Licht, je klinkt niet eens alsof je wilt ontsnappen.’
‘Je meent het echt,’ fluisterde ze zo zacht dat hij haar bijna niet kon horen, ik dacht dat je hier alleen maar kwam om me te beschimpen.’ Langzaam kwam ze overeind en zwaaide haar voeten op de vloer. Haar ogen boorden zich in de zijne en haar stem kreeg iets laags en dringends. ‘Of ik ontsnappen wil? Als ik iets doe wat hun behaagt, geeft de sul’dam me een snoepje. Ik merk dat ik naar die beloning zit uit te kijken.’ Er kroop een verstild afgrijzen in haar stem. ‘Niet omdat ik de zoetigheid lekker vind, maar omdat ik de sul’dam heb behaagd.’ Er druppelde een traan uit haar oog. Ze haalde diep adem. ‘Als je me helpt ontsnappen, zal ik alles doen wat geen verraad aan de Witte...’ Ze klapte haar kaken opeen, ging rechtop zitten en staarde recht door hem heen. Ineens knikte ze tegen zichzelf. ‘Help me ontsnappen en ik zal alles doen wrat je me vraagt,’ zei ze. ik zal doen wat ik kan,’ zei hij. ik moet een manier bedenken.’ Ze knikte alsof hij haar had beloofd tegen het vallen van de avond te ontsnappen. ‘Er is nog een andere zuster die hier in het paleis gevangen wordt gehouden. Edesina Azzedin. Ze moet met ons meekomen.’
‘Eén andere?’ zei Mart. Ik dacht dat ik er drie of vier had gezien, jou meegeteld. Ik weet niet eens of ik jou hier weg kan halen, laat staan...’
‘De anderen zijn... veranderd.’ Teslyns mond verstrakte. ‘Guisin en Mylen... ik kende haar als Sheriaine Caminelle, maar ze luistert nu alleen nog naar Mylen. Die twee zouden ons verraden. Edesina is nog steeds zichzelf. Ik wil haar niet achterlaten, ook al is ze rebels.’
‘Luister nou,’ zei Mart met een kalmerende glimlach, ik heb gezegd dat ik zal proberen je hieruit te krijgen, maar ik kan geen enkele manier bedenken om jullie twee...’
‘Je kunt nu beter weggaan,’ onderbrak ze hem weer. ‘Het is niet toegestaan dat mannen hier komen. Bovendien zul je alleen maar achterdocht opwekken als je gezien wordt.’ Ze keek hem fronsend aan en snoof. ‘Het zou helpen als je niet zo opzichtig gekleed was. Tien dronken ketellappers kunnen niet zoveel aandacht trekken als jij. Ga nu. Ga!’
Hij ging, in zichzelf mopperend. Door en door een Aes Sedai. Bied haar aan om te helpen en voor je het weet laat ze je midden in de nacht een enorme rots beklimmen om vijftig mensen uit een kerker te helpen. Dat was een andere man geweest, iemand die al heel lang dood was, maar hij herinnerde het zich, en het klopte precies. Bloed en as! Hij wist niet eens hoe hij één Aes Sedai kon redden, en zij probeerde hem er twéé te laten redden!
Hij liep de trap af, sloeg de hoek om en botste bijna tegen Tuon op. ‘De hokken van de damane zijn voor mannen verboden,’ zei ze terwijl ze hem met kille ogen door haar sluier heen aanstaarde. ‘Je kunt al gestraft worden door er binnen te gaan.’
‘Ik zocht een windvindster, hoogvrouwe,’ zei hij haastig. Hij boog en dacht razendsnel na. ‘Ze heeft me ooit een gunst verleend en ik dacht dat ze misschien iets van de keuken wilde. Iets van gebak of zo. Maar ik heb haar niet gezien. Ik neem aan dat ze niet gepakt werd toen...’ Zijn stem zakte weg en hij staarde haar aan. Het strenge gezicht dat het meisje altijd vertoonde, vervaagde tot een glimlach. Ze was echt heel mooi.
‘Dat is erg aardig van je,’ zei ze. ‘Het is goed om te weten dat je aardig bent voor damane. Maar je moet voorzichtig zijn. Er zijn mannen die zowaar damane mee naar bed nemen.’ Haar volle lippen krulden zich van afkeer. ‘Je zou toch niet iemand het idee willen geven dat je ontaard bent.’ Die strenge uitdrukking herstelde zich weer, alsof ze het vonnis uitsprak dat alle gevangenen onmiddellijk terechtgesteld dienden te worden.
‘Dank u voor de waarschuwing, hoogvrouwe,’ zei hij ietwat onzeker. Wat voor soort man zou het bed willen delen met een beteugelde aan de lijn?
Wat haar betrof, bestond hij niet meer. Ze gleed door de gang alsof ze niemand zag. Maar deze keer maakte hij zich geen zorgen over hoogvrouwe Tuon. Hij droeg een zware last op zijn schouders. Een Aes Sedai die zich schuilhield in de kelder van De Zwerfster en twee met de halsband van een damane om hun nek, en ze verwachtten allemaal dat de geweldige Mart Cauton hen zou komen redden. Hij wist zeker dat Teslyn Edesina zo snel mogelijk zou inlichten. Drie vrouwen die weleens ongeduldig zouden kunnen worden als het hem niet snel lukte hen in veiligheid te brengen. Vrouwen hielden van praten, en als ze genoeg praatten, verklapten ze zaken die beter onbesproken konden blijven. Ongeduldige vrouwen praatten zelfs nog meer dan de rest. Hij kon de stenen in zijn hoofd niet voelen, maar hij kon bijna een klok horen tikken. En het uur kon weleens slaan door de bijl van een beul. Veldslagen kon hij met gemak in zijn hoofd terughalen, maar die oude herinneringen schenen hier niet veel hulp te bieden. Hij had iemand nodig die gewend was aan plannen maken en die op een kromme manier kon denken. Het werd tijd om met Thom te praten. En met Juilin.