Выбрать главу

‘Hoe voelt mijn kleine Tessi zich vandaag?’ vroeg ze. ‘Tessi voelt zich goed vandaag,’ antwoordde de damane gladjes. Ze moest altijd moeite doen om netjes te antwoorden en had gisteren nog straf gekregen vanwege een botte weigering. Met een vinger tegen haar kin nam Bethamin bedachtzaam de knielende damane op. Ze wantrouwde iedere damane die zichzelf Aes Sedai had genoemd. Geschiedenis boezemde haar grote belangstelling in, en ze had zelfs vertalingen gelezen uit de enorme hoeveelheid talen van vóór de Bestendiging. Die oude heersers genoten van hun moordzuchtige en hebzuchtige macht. Ze hadden met veel genoegen vastgelegd hoe ze aan de macht waren gekomen, buurlanden hadden vermorzeld en andere heersers hadden verslagen. De meesten waren omgekomen bij aanslagen, vaak door de handen van hun eigen erfgenamen of volgelingen. Ze wist heel goed wat Aes Sedai waren. ‘Tessi is een goede damane,’ mompelde ze warm en haalde een stukje kandij uit een verfrommeld papiertje in haar buidel. Tessi leunde naar voren om de kandij te ontvangen en Bethamins hand in dank te kussen. Haar glimlach verdween half, maar kwam weer terug toen ze het zoete rode spul in haar mond had gepropt. Zo, dat was het dus? Aanvaarding voorwenden om de sul’dam om de tuin te leiden was niet ongewoon, maar wetende wat Tessi geweest was, beraamde ze waarschijnlijk ook nog een ontsnapping. In het gangetje schreef Bethamin de sterke aanbeveling dat Tessi’s lessen verzwaard moesten worden, evenals haar straffen, en dat ze veel minder beloning mocht krijgen, zodat ze er zelfs nooit zeker kon zijn of haar allerbeste gedrag een klopje op haar hoofd zou opleveren. Het was een harde manier van africhten, die ze gewoonlijk vermeed, maar om de een of andere reden veranderde deze werkwijze zelfs de meest weerspannige marath’damane in opmerkelijk korte tijd in een gewillige damane. Je kreeg er ook de meest deemoedige damane door. Ze hield er niet van om de geest van een damane te breken, maar Tessi moest gebroken worden voor de a’dam zodat ze het verleden kon vergeten. Uiteindelijk zou ze er beslist gelukkiger door worden.

Bethamin was eerder klaar dan Renna en wachtte onder aan de trap tot de andere sul’dam naar beneden was gekomen. ‘Neem dit mee voor Essonde als je dat van jou aflevert,’ zei ze, en propte het schrijfplankje in Renna’s armen voor ze de laatste trede nam. Het was niet verrassend dat Renna die taak gedwee op zich nam, zich weghaastte en het tweede schrijfplankje bekeek alsof ze zich afvroeg of er ook een aantekening over haar was gemaakt. Ze was een heel andere vrouw dan voor Falme.

Bethamin haalde haar mantel op en verliet het paleis met de bedoeling naar de herberg terug te gaan, waar ze gedwongen was om het bed met twee andere sul’dam te delen. Ze zou er niet blijven, maar alleen wat geld uit haar afgesloten kist pakken. De ronde was vandaag haar enige taak geweest en de rest van de dag was voor haarzelf. In plaats van nog wat taken te zoeken, wat ze normaal gesproken altijd deed, zou ze wat tijd nemen om aandenkens te kopen. Misschien zo’n mes dat de plaatselijke vrouwen rond de hals droegen, als ze er tenminste een kon vinden zonder edelstenen, die men hier zo graag in het heft wenste. En natuurlijk gelakte dingen. Die spullen waren hier even goed als in het keizerrijk zelf, en de ontwerpen waren zo... uitheems. Het zou plezierig zijn om wat te winkelen. Ze had wat ontspanning nodig.

De stenen van het Mol Hara Plein glinsterden nog steeds van de regen van vanmorgen en de lucht rook prettig naar zout en herinnerde haar aan haar geboortedorp bij de Zee van Leye. De kou dwong haar om haar mantel stevig om zich heen te slaan. In Abunai was het nooit koud geweest, en ze had er nooit aan kunnen wennen, hoe ver ze ook gereisd had. Maar de gedachten aan thuis boden haar nu geen troost. Terwijl ze haar weg zocht door de drukke straten, bleef ze piekeren over Renna en Seta. Ze was zo verstrooid dat ze tegen mensen aanbotste en eenmaal zelfs pal voor een rij wagens belandde van een koopman die de stad verliet. Een schreeuw van de voerman deed haar opschrikken en ze sprong nog net op tijd terug. De wagen ratelde verder over de keien, en de vrouw met de zweep keek niet eens naar haar. Die vreemdelingen hadden geen idee van de eerbied die ze een sul’dam verschuldigd waren.

Renna en Seta. Iedereen die in Falme was geweest, had daar herinneringen aan die ze wilden vergeten, herinneringen waarover ze niet wilden praten, behalve als ze te veel gedronken hadden. Dat gold ook voor haarzelf, alleen bestonden haar herinneringen niet uit half herkende spoken uit het verleden, uit afgrijzen vanwege een nederlaag of waanzinnige verschijningen in de hemel. Hoe vaak had ze niet gewenst dat ze die dag niet naar boven was gegaan? Om te zien hoe het met Tuli ging, de damane die zulke schitterende dingen van metaal vervaardigde. Ze had het echter wel gedaan. Ze had in Tuli’s hok gekeken. En ze had gezien hoe Renna en Seta als waanzinnigen hadden geprobeerd om de a’dam van elkaars hals te halen, krijsend van pijn en zwaaiend en wankelend van misselijkheid. Braaksel bevlekte hun kleren. In hun waanzin hadden ze Bethamin niet gezien, die vol afgrijzen was weggedoken. Niet slechts uit afgrijzen om twee sul’dam te herkennen als marath’damane, maar vanwege haar eigen persoonlijke doodsangst. Vaak had ze gemeend dat ze de wevingen van de damane bijna kon zien, en ze kon altijd de aanwezigheid van een damane bespeuren en voelen hoe sterk ze was. Dat konden vele sul’dam; iedereen wist dat dat kwam door de jarenlange ervaring met de a’dam. Maar het gezicht van die wanhopige twee vrouwen bracht ongewilde vragen aan het oppervlak. Vragen die een ander en beangstigend licht wierpen op alles wat altijd werd aanvaard. Zag ze bijna de wevingen of zag ze die nou echt? Soms meende ze dat ze het geleiden ook kon voelen. Elke sul’dam moest tot haar vijfentwintigste naamdag de jaarlijkse proef afleggen, en telkens had ze gefaald en was ze erdoorheen gekomen. Alleen... nadat Renna en Seta ontdekt werden, behoorde er een nieuwe proef te komen. Ook de marath’damane die blijkbaar de eerste proef hadden weten te ontduiken, zouden eigenlijk gevonden moeten worden. Het keizerrijk zelf zou onder die klap kunnen wankelen. En met het beeld van Renna en Seta in haar geest gebrand, had ze heel zeker geweten dat Bethamin Zeami na zo’n beproeving niet langer meer een geëerbiedigde Seanchaanse zou zijn. In plaats daarvan zou de damane Bethamin het keizerrijk dienen.

Nog steeds kolkte en woedde de schaamte in haar. Ze had haar eigen angst vóór de behoeften van het keizerrijk gesteld, vóór alles waarvan ze dacht dat het juist en waar was. De oorlog en nachtmerries waren naar Falme gekomen, maar ze had getreuzeld om zich aan een damane te binden en naar de veldslag te trekken. In plaats daarvan had ze zich in alle verwarring van een paard voorzien en was zo snel en zo ver mogelijk weggevlucht.

Ze besefte dat ze voor een ruit stilstond en naar de uitstalling van een kleermaakster staarde, zonder te zien wat er binnen getoond werd. Niet dat ze iets van binnen wilde. De blauwe kleding met het rode vlak en de bliksems was de enige die ze al die jaren gedacht had te zullen dragen. En ze wilde zeker niet iets dragen wat haar onfatsoenlijk onthulde. Haar rok zwaaide om haar enkels toen ze doorliep, maar ze kon Renna en Seta niet uit haar gedachten bannen. Noch Suroth.

Klaarblijkelijk had Alwhin de twee sul’dam met de halsbanden gevonden en hen bij Suroth aangebracht. En Suroth had het keizerrijk beschermd door Renna en Seta te beschermen, hoe gevaarlijk dat ook was. Wat zou er gebeuren als sul’dam opeens geleidden? Voor het keizerrijk was het misschien beter geweest als ze hen had gedood, hoewel het doden van een sul’dam als moord werd gezien, zelfs voor iemand van het Hoge Bloed. Twee verdachte moorden op sul’dam zouden zeker de komst van de Waarheidszoekers hebben veroorzaakt. Dus liepen Renna en Seta vrij rond, als je het tenminste zo kon noemen wanneer je nimmer meer met een damane gebonden mocht zijn. Alwhin had haar plicht gedaan en was geëerd door Suroths Stem te worden. Ook Suroth had ondanks haar grote afkeer haar plicht vervuld. Er zou geen nieuwe proef bedacht worden. Haar eigen vlucht was dus overbodig geweest en dan, tja, dan zou ze niet in Tanchico terecht zijn gekomen. Die nachtmerrie wenste ze nog meer te vergeten dan Falme.