Hij was fors en sterk, precies het soort man waar haar voorkeur naar uitging, en hij stond nu in zijn hemdsmouwen naast het bed, een frons op het gezicht en de vuisten in de zij. Geen gepaste houding voor een so’jhin in de buurt van zijn meesteres. Zuchtend liet ze de handen op haar buik zakken. Baile leek gewoon niet te kunnen leren hoe een so’jhin zich diende te gedragen. Hij vond het een grappig spelletje, alsof dit alles geen werkelijkheid was. Soms zei hij zelfs dat hij haar Stem wilde zijn, al had ze hem al heel vaak uitgelegd dat zij niet van het Hoge Bloed was. Ze had hem een keer geslagen en daarna had hij geweigerd in haar bed te komen tot ze haar verontschuldigingen had aangeboden. Verontschuldigingen! Haastig bedacht ze wat ze van zijn gemopper had opgevangen. Inderdaad, na al die maanden nog steeds dezelfde dingen en niets nieuws. Ze zwaaide haar benen buiten het bed, ging rechtop zitten en tikte de punten een voor een op haar vingers af. Ze had ze al zo vaak genoemd, dat ze ze zelfs in haar slaap kon opdreunen. ‘Als je had getracht te vluchten, zou de damane op het andere schip je masten als dunne takjes hebben gebroken. Het was geen toeval of geluk, Baile, en dat weet je best. Hun eerste aanroep was een eis te weten of je de Zeehavik was. Door jou te laten oploeven en hun te zeggen dat we onderweg naar Cantorin waren met een geschenk voor de keizerin, moge zij eeuwig leven, heb ik hun verdenkingen gesust. Als we iets anders hadden beweerd, wat dan ook, hadden ze ons allemaal in het ruim aan de ketting gelegd, en eenmaal in Cantorin zouden we zijn verkocht. Ik twijfel er eigenlijk niet aan dat we zonder dat geluk aan de beulshanden zouden zijn overgeleverd.’ Ze stak haar duim op. ‘En ten slotte, als je zo kalm was gebleven als ik je had ingefluisterd, zou je niet op de vlonder zijn beland. Jij heb me vreselijk veel gekost.’ Andere vrouwen in Cantorin deelden blijkbaar haar voorkeur voor het type man dat Baile was, waardoor het bieden omzettend was opgedreven.
Hij was echter een koppige kerel, keek boos en krabde in zijn korte baard, wat haar ergerde. ‘Ik hou vol dat we het allemaal aan stuurboord in zee hadden kunnen gooien,’ mopperde hij. ‘Die Zoeker had geen bewijs dat ik het aan boord had.’
‘Zoekers hebben geen bewijs nodig,’ zei ze en deed zijn tongval na. ‘Zoekers vinden een bewijs en die vondst is dan heel pijnlijk.’ Ze zuchtte en wilde dat er een eind kwam aan dit alles, in elk geval, Baile, heb je al toegegeven dat er geen kwaad schuilt in het feit dat Suroth die halsband en armband heeft. Ze kunnen hem niet worden omgedaan, tenzij iemand vlak bij hem kan komen, en van wat ik hoor, is dat nog niemand gelukt en zal dat niet gebeuren ook.’ Voor het gemak zei ze maar niet dat dat ook helemaal niet belangrijk was, of dat iemand zou lukken. Baile kende de varianten van de Voorspellingen aan deze kant van de oceaan niet goed, maar hij hield hardnekkig vol dat nergens stond vermeld dat de Herrezen Draak voor de Kristallen Troon moest knielen. Het zou wellicht noodzakelijk blijken dat hij die mannelijke a’dam omgelegd kreeg, maar Baile zou dat nooit inzien. ‘Wat gedaan is, is gedaan, Baile. Als het Licht op ons valt, zullen wij een lang leven leiden in dienst van het rijk. Goed. Jij zegt dat je deze stad kent. Is er nog iets boeiends te zien of te beleven?’
‘Er is hier altijd wel een of ander festijn aan de gang,’ zei hij met tegenzin. Hij had er een hekel aan het erbij te laten zitten, hoe onbelangrijk het ook was. ‘Sommige feesten zullen je wel aanstaan, maar sommige ook zeker niet. Je bent soms... kieskeurig.’ Wat bedoelde hij daarmee? Opeens verscheen er een grijns op zijn gezicht. ‘Laten we een Wijzevrouw opzoeken. Ze horen huwelijkseden aan, weet je dat?’ Hij streek met zijn vingers over de gladgeschoren kant van zijn hoofd en keek omhoog alsof hij probeerde het te zien. ‘Natuurlijk, als ik me jouw lezing over de “rechten en plichten” van mijn rang goed herinner, kan een so’jhin alleen met een andere so’jhin trouwen, dus zul je me eerst vrij moeten maken. Het Fortuin moge me steken, maar je hebt nog geen bundertje van die beloofde landgoederen. Ik kan mijn ouwe stiel weer oppakken en je dan heel snel een landgoed schenken.’
Haar mond viel open. Dit was nieuw voor haar, heel, heel nieuw. En ze had zichzelf altijd zo verstandig gevonden. Ze was tot kapitein bevorderd door haar kunde en moed en daardoor een veteraan in zeeslagen, stormen en schipbreuken geworden. En nu voelde ze zich als een dekzwabber tijdens zijn eerste reis, die paniekerig en duizelig van de hoogste mast naar beneden keek, terwijl de hele wereld draaide en een val in het diepe water onvermijdelijk leek. ‘Zo eenvoudig is het niet,’ zei ze en sprong overeind, zodat hij een stap naar achteren moest doen. Het Licht was de waarheid, maar ze haatte het als ze naar adem snakte! ‘Vrijlating berekent dat ik jou, als vrij man, kost en inwoning moet verschaffen, om ervoor te zorgen dat je op eigen benen kunt staan.’ Licht. De woorden kwamen er zo snel uit dat ze bijna buiten adem raakte. Ze verbeeldde zich op het dek van een schip te staan. Dat hielp een beetje. ‘In jouw geval betekent dat, neem ik aan, dat ik een schip moet kopen.’ Nu klonk ze eindelijk onverstoorbaar. ‘En zoals je me herhaaldelijk onder m’n neus wrijft, heb ik nog geen landgoederen. Bovendien kan ik niet toestaan dat je weer gaat smokkelen en dat weet je heel goed.’ Tot zover had ze nog geen echte leugen verteld. Haar jaren op zee waren redelijk winstgevend geweest en de hoeveelheid goud die ze bezat, was voor iemand van het Bloed waarschijnlijk slechts een habbekrats, maar ze kon er best een schip van kopen, zolang hij maar geen grootschip wenste. Ze had niet ontkend dat ze zich een boot kon veroorloven.