Выбрать главу

Sarene knipperde met haar ogen en Shalon besefte dat de Aes Sedai in zichzelf had gepraat. Heel even nam ze Shalon op, terwijl ze achter Cadsuane aan de helling afreden, waarna ze haar blikken weer op de stad op het eiland richtte. ‘Je merkt veel dingen op, Shalon. Het is wellicht beter als je je waarnemingen over de mannen voor jezelf houdt.’

‘Zoals het feit dat ze zwaardhanden zijn?’ vroeg Shalon kalm. ‘Hebben jullie ze daarom gebonden? Omdat je ze hebt gestild?’ Ze hoopte dat ze met die woorden Sarene iets zou ontlokken, maar de Aes Sedai keek haar kort aan voor ze opnieuw naar de stad keek. Ze zei pas iets toen ze aan de voet van de heuvel waren en de weg opreden. De weg was breed en de aarde hard als gevolg van het vele verkeer, maar op dit moment waren ze alleen.

‘Het is eigenlijk geen geheim,’ zei Sarene ten slotte, maar het klonk niet erg bereidwillig voor iets dat geen geheim was. ‘We praten niet zo vaak over Far Madding; er zijn natuurlijk wel zusters die hier zijn geboren, maar zelfs zij gaan hier zelden op bezoek. Toch behoor je het te horen voor je de stad binnenrijdt. De stad bezit een ter’angreaal. Of misschien wel drie. Niemand weet het. Ze, of die ene, kunnen niet worden bestudeerd en niet worden verplaatst. Ze moeten tijdens het Breken zijn gemaakt, toen de vrees voor krankzinnige geleiders zich op een hoogtepunt bevond. Maar voor die veiligheid moest een hoge prijs betaald worden.’ De kralenvlechten op haar borst kletterden toen ze ongelovig het hoofd schudde. ‘Deze ter’angrealen bootsen een stedding na. Tenminste, de belangrijkste kenmerken ervan, vrees ik, al vermoed ik dat een Ogier er anders over denkt,’ besloot ze met een spijtige zucht.

Shalon keek haar met open mond aan en wisselde verwarde blikken met Harine en Moad. Waarom zou een Aes Sedai bang zijn voor een sprookje? Harine wilde al wat zeggen, maar gebaarde toen naar Shalon dat ze de voor de hand liggende vraag moest stellen. Werd zij misschien ook geacht vriendin van Sarene te worden om alles keurig te effenen? Shalons hoofd deed werkelijk pijn. Maar ze was ook nieuwsgierig.

‘Welke kenmerken zijn dat?’ vroeg ze behoedzaam. Geloofde de vrouw echt in wezens die tien pas groot waren en voor bomen zongen? Er was ook nog iets met bijlen. Nu komen de Aelfinn en stelen je brood, dan komen de Ogier en hakken je dood. Licht, dat rijmpje had ze niet meer gehoord sinds de dag dat ze het Harine had voorgelezen, die toen nog in een tuigje liep. Als haar moeder de wateren bevoer, was zij belast met het opvoeden van haar eerste kind en van Harine.

Sarenes ogen werden groot van verbazing. ‘Je weet het echt niet?’ Haar ogen richtten zich weer op de eilandstad. Aan haar gezicht te zien, stond ze op het punt over te geven, in een stedding kun je niet geleiden. Je kunt er de Ware Bron niet eens voelen. Als je buiten een stedding een weving maakt, werkt die daarbinnen niet, al doet dat er niet zoveel toe. In feite hebben we hier twee steddings, de ene binnen de andere. De grotere is van invloed op mannen, maar we komen de kleinere binnen voor we bij de brug zijn.’

‘Je bent dus niet in staat daar te geleiden?’ vroeg Harine. Toen de Aes Sedai knikte en strak naar de stad bleef turen, kroop er een ijzig glimlachje rond Harines lippen. ‘Mogelijk kunnen jij en ik de aanwijzingen bespreken wanneer we kwartier hebben gemaakt.’

‘U hebt boeken van wijsgeren gelezen?’ Sarene keek geschrokken. ‘De theorie van aanwijzingen. Daar wordt vandaag de dag niet echt positief over gedacht, maar ik heb altijd gemeend dat je er veel van kon leren. Een goed gesprek zal plezierig zijn en mijn gedachten op andere dingen richten. Als Cadsuane ons daarvoor tijd gunt.’

Harines mond viel open. Terwijl ze de Aes Sedai aangaapte, vergat ze haar zadel goed vast te houden en alleen doordat Moad haar arm greep, viel ze niet van haar paard af.

Shalon herinnerde zich niet dat Harine het ooit over wijsgeren had gehad, maar op dit moment maakte het haar niet uit waar haar zus over sprak. Ze keek strak naar Far Madding en slikte. Ze had natuurlijk geleerd iemand af te schermen, zodat die de Ene Kracht niet kon gebruiken, en was ook zelf afgeschermd geweest als deel van haar opleiding, maar wanneer je afgeschermd was, kon je de Bron nog steeds voelen. Hoe zou het zijn om die niet te voelen? Net zoiets als de zon die vanuit je ooghoeken loerend net buiten je gezichtsveld viel? Hoe zou het voelen als je de zon kwijtraakte? Toen ze het meer naderden, voelde ze de aanwezigheid van de Bron als nooit tevoren, nog sterker dan die eerste keer toen ze de Ene Kracht vol vreugde aanraakte. Ze kon alleen maar verhinderen er meer van te drinken, maar de Aes Sedai zou de gloed om haar heen zien en waarschijnlijk de reden kennen. Ze ging zichzelf of Harine op die manier niet te schande maken. Kleine scheepjes van niet meer dan zes of zeven stap lang vormden vele vlekjes op het water. Op sommige werden de netten binnengehaald, terwijl andere langzaam voort bewogen met behulp van lange roeiriemen. Aan de door de wind voortgejaagde golven over het oppervlak te zien, die soms tegen elkaar rolden of in fonteinen van schuim uitbarsten, konden zeilen hier zowel lastig als nuttig zijn. Niettemin leken de boten zeer vertrouwd, hoewel ze absoluut niet leken op de slanke vieren, achten of twaalven die hun schepen torsten. De aanblik van al deze scheepjes vormde een kleine troost temidden van al dit vreemds. De weg draaide naar een landtong die zo’n halve span het water instak en opeens verdween de Bron. Sarene zuchtte, maar liet verder niet merken dat ze het had gevoeld. Shalon maakte haar lippen nat. Het was niet zo erg als ze aanvankelijk had gevreesd. Het gaf haar een... leeg gevoel, maar ze kon ertegen, zolang het maar niet te lang zou duren. De windstoten die rondwervelden en trachtten hun mantels te stelen, voelden opeens veel kouder aan.

Aan het eind van de landtong lag een dorpje met grijsstenen huizen met donkere leidaken; het lag tussen de weg en het water in. Dorpsvrouwen liepen met grote manden haastig rond, maar stopten even om naar de groep ruiters te kijken. Velen voelden tijdens dat kijken aan hun neus. Shalon was aan die blikken in Cairhien gewend geraakt. Bijna gewend. In elk geval trok de verdedigingsmuur aan de andere kant van het dorp al haar aandacht. De stenen muur was ongeveer tien pas hoog, met op de hoektorens soldaten die hen door hun helmvizieren in de gaten hielden. Sommigen hadden de kruisboog aangelegd. Vanuit een grote met ijzer beslagen deur dicht bij de brug stroomden nog meer gehelmde soldaten de weg op. Mannen in wapenrustingen met vierkante maliën en een gouden zwaard op de linkerschouder. Sommigen droegen een zwaard opzij en anderen lange speren of kruisbogen. Shalon vroeg zich af of ze meenden dat de Aes Sedai zich vechtend een weg naar binnen zouden banen. Een aanvoerder met een gele helmpluim gebaarde Cadsuane te stoppen. Hij liep vervolgens naar haar toe en deed zijn helm af, waardoor zijn grijze lokken zichtbaar werden, die tot aan zijn middel vielen. Hij had een hard, misnoegd gezicht.

Cadsuane boog zich uit het zadel naar hem toe en wisselde zachtjes enkele woorden met de man. Ze trok een dikke beurs uit haar zadeltas en overhandigde hem die. Hij nam hem aan en stapte achteruit. Hij gebaarde een soldaat, een lange uitgeteerde kerel zonder helm, naar voren te treden. Hij droeg een schrijfplankje en zijn achter op het hoofd bijeengebonden haar was even lang als dat van zijn aanvoerder. Hij boog eerbiedig het hoofd voor hij Alanna om haar naam vroeg en die zorgvuldig opschreef, zijn tong tussen zijn tanden en de pen heel vaak in de inkt dopend. Met de helm aan zijn zij stond de aanvoerder verveeld de anderen achter Cadsuane op te nemen zonder iets te laten blijken. De beurs in zijn hand leek vergeten. Hij leek zich er niet bewust van te zijn met een Aes Sedai te hebben gesproken. Maar het kon ook zijn dat het hem niets kon schelen. Hier was een Aes Sedai niet anders dan een andere vrouw. Shalon rilde. Ze verschilde in het geheel niet van een ander, nu ze gedurende haar oponthoud hier van haar gave was beroofd.