Ze liep over het kleed naar haar zuster, bukte en sloeg een arm om haar schouder. Alleen Aviendha mocht het horen. Ze vertrouwde de vrouwen van haar lijfwacht met zaken die ze weinig andere mensen toevertrouwde, maar er waren enkele zaken die daar niet bij hoorden. ‘Ik zag een dienstmeid voorbijkomen, Aviendha. Dienstmeiden roddelen het ergste van allemaal. Hoe meer er denken dat het kind van Doilin Mellar is, hoe veiliger het zal zijn. Zo nodig mag de man zelfs in mijn billen knijpen.’
‘Ik begrijp het,’ antwoordde Aviendha langzaam en keek fronsend naar haar bord alsof ze iets anders zag dan ei en pruimen, die ze met een lepel rond begon te schuiven.
Meester Norrij vertelde haar wat er in het paleis en de stad gaande was, somde de feitjes en meningen op die correspondenten in vreemde hoofdsteden hem hadden meegedeeld en gaf haar de inlichtingen die hij had gekregen van kooplieden en anderen die zaken deden tot ver over de grenzen, maar zijn eerste nieuwtje was voor haar het belangrijkste en eigenlijk het interessantste.
‘De twee belangrijkste geldschieters in de stad zijn... welwillend, mijn vrouwe,’ zei hij met zijn gortdroge stem. Terwijl hij de leren tas tegen zijn magere borst hield, nam hij Aviendha zijdelings op. Hij was nog steeds niet gewend aan haar en de vrouwelijke gardisten. Aviendha toonde hem haar tanden en hij knipperde met zijn ogen en kuchte toen achter een magere hand. Meester Hoffing en vrouwe And-schaal waren aanvankelijk wat... aarzelend, maar ze kennen de markt voor aluin even goed als ik. Het zou niet correct zijn te zeggen dat hun schatkisten u toebehoren, maar ik heb geregeld dat twintigduizend gouden kronen naar de schatkamer van het paleis worden gebracht, en indien nodig zal er meer volgen.’
‘Breng vrouwe Birgitte op de hoogte,’ liet Elayne hem weten, haar opluchting verbergend. Birgitte had nog niet genoeg nieuwe gardisten om een stad zo groot als Caemlin te kunnen verdedigen, laat staan nog iets meer land, maar Elayne kon de inkomsten van haar landgoederen pas in het voorjaar verwachten en huurlingen waren duur. Nu zou ze hen niet door gebrek aan goud kwijtraken voor Birgitte nieuwe mannen had geworven om hen te vervangen. ‘En verder, meester Norrij?’
‘Ik vrees dat de riolen hoog op de lijst moeten komen, mijn vrouwe. De ratten hebben er nesten in gebouwd alsof het lente is en...’ Hij somde een lijst op met de volgens hem meest dringende zaken. Norrij leek het als een persoonlijke mislukking te zien dat hij nog steeds niet te weten was gekomen wie Elenia en Naean had bevrijd, al was het pas een week na hun bevrijding. De graanprijs was ontstellend aan het stijgen, evenals de prijs van al het andere voedsel. Het was al duidelijk dat het herstel van de paleisdaken langer zou duren en meer geld zou kosten dan de bouwers aanvankelijk hadden ingeschat, maar voedingsmiddelen werden altijd kostbaarder met het verstrijken van de winter en bouwvakkers kostten altijd meer dan ze eerst hadden gezegd. Norrij gaf toe dat zijn laatste brieven uit Nieuw Breem enkele dagen oud waren, maar de Grenslanders leken te blijven waar ze waren, wat hij niet begreep. Elk leger dat kleiner was dan dit volgens de geruchten grote leger zou het platteland nu helemaal hebben leeggegeten. Elayne begreep het ook niet goed, maar ze was blij dat het zo was. Voorlopig althans. Geruchten uit Cairhien over Aes Sedai die Rhand trouw hadden gezworen, gaven wat grond aan Egwenes bezorgdheid, al leek het amper waarschijnlijk dat een zuster zoiets zou doen. Dat was volgens Norrij het minst belangrijke nieuws, maar niet voor haar. Rhand kon het zich niet veroorloven de zusters rond Egwene van zich te vervreemden. Hij kon zich dat met geen enkele Aes Sedai veroorloven. Maar hij kreeg het op de een of andere manier toch voor elkaar. Na Halwin Norrij verscheen Reene Harfor. Ze gaf de lijfwachten een knikje bij haar binnenkomst en Aviendha openlijk een glimlach. Wellicht was de gezette vrouw ooit wat onzeker geweest over het feit dat Elayne Aviendha haar zuster noemde, maar ze leek het nu allemaal goed te keuren.
Maar glimlach of geen glimlach, haar verslag was veel grimmiger dan dat van de hoofdschrijver.
‘Jon Skellit wordt betaald door Huis Arawn, mijn vrouwe,’ zei Reene, en haar ronde gezicht stond even streng als dat van een beul. ‘Tweemaal is opgevallen dat ze een beurs heeft aangenomen van mensen die erom bekend staan Huis Arawn te steunen. Het lijdt verder geen twijfel dat Ester Norham door iemand wordt betaald. Ze steelt niet, maar ze heeft ruim vijftig gouden kronen onder een losse plank verborgen en ze heeft er gisteravond tien kronen aan toegevoegd.’
‘Doe met hen hetzelfde als met de anderen,’ zei Elayne bedroefd. De huisvrouwe had tot dusver negen verspieders ontdekt van wie ze zeker was. Vier van hen waren in dienst van iemand die Reene nog niet had kunnen ontmaskeren. Het feit dat Reene verspieders vond, was al erg genoeg, maar in dit geval was het extra erg. De kapper en kapster waren al bij haar moeder in dienst geweest. Het was jammer dat ze hun trouw ook niet aan Morgases dochter wilden schenken. Aviendha’s gezicht betrok toen vrouwe Harfor mompelde dat ze dat zou doen, maar het had werkelijk geen zin de verspieders te ontslaan of ze om te brengen zoals Aviendha had voorgesteld. Ze zouden gewoon worden vervangen door onbekende verspieders. Een verspieder is bet gereedschap van je vijand tot je hem kent, had haar moeder gezegd, maar daarna is het jouw gereedschap. Wanneer je een verspieder vindt, had Thom haar verteld, wikkel ze dan in zwachtels en voed ze met een lepel. De mannen en vrouwen die verraad pleegden ‘mochten’ ontdekken wat ze van Elayne mochten weten. Niet alles zou waar zijn, zoals het aantal nieuwe gardisten van Birgitte.
‘En die andere zaak, vrouwe Harfor?’
‘Nog niets, mijn vrouwe, maar ik heb goede hoop.’ Reene klonk nog grimmiger. ‘Goede hoop.’
Na het vertrek van de huisvrouwe volgden twee gezantschappen van handelaren. Eerst een groep Kandori met oorringen vol juwelen en verzilverde kettingen op de borst, vervolgens een handvol Illianers die alleen wat borduurwerk toonden op verder sombere jassen en gewaden. Ze gebruikte een van de kleinere ontvangstkamers. De wandkleden aan weerszijden van de marmeren haard toonden jachttaferelen, niet de Witte Leeuw, en de glimmende houten panelen waren heel eenvoudig. Het waren handelaren, geen gezanten, hoewel sommigen zich wat te kort gedaan voelden doordat ze slechts wijn aanbood en niet met hen meedronk. Zowel de Kandori als de Illianers wierpen scheve blikken op de twee lijfwachten die haar volgden en zich naast de deur opstelden. Als ze inmiddels nog niet bekend waren met de verhalen over een aanslag op haar, moesten ze wel doof zijn. Zes andere lijfwachten stonden vlak buiten de deur. De Kandori namen Aviendha heimelijk op, terwijl de Illianers haar volkomen negeerden nadat ze eerst verrast hun ogen hadden opengesperd. Ongetwijfeld vonden ze de aanwezigheid van een Aielse veelbetekenend, ook al zat ze zwijgend in een hoekje op de grond. Maar Kandori of Illianers, ze wilden allemaal hetzelfde: de verzekering dat Elayne de Herrezen Draak niet zo boos zou maken dat hij zijn legers of zijn Aiel zou sturen om Andor te brandschatten, waardoor het moeilijk zou worden om handel te drijven. Natuurlijk zeiden ze dat niet zo openlijk, maar het was wel hun bedekte boodschap. Ze zeiden niets over de Aiel en het Legioen van de Draak die op enkele spannen van Caemlin grote kampementen hadden opgeslagen. Hun beleefde vragen over haar plannen nu ze de Drakenbanieren en de banieren van het Licht uit Caemlin had verwijderd, volstonden. Ze vertelde hun wat ze iedereen zei, dat Andor wel een bondgenootschap zou sluiten met de Herrezen Draak, maar dat ze niet zijn onderdanen waren. Op hun beurt boden ze vage wensen aan dat het haar goed mocht gaan, waarbij ze verhuld hun steun betuigden aan Elaynes aanspraken op de Leeuwentroon. Ze zeiden het niet ronduit, want ze wilden als het fout ging nog steeds welkom zijn in Andor, onder welke koningin ook.
Toen de Illianers na de nodige buigingen en kniksen het vertrek hadden verlaten, sloot ze even haar ogen en wreef over haar slapen. Er stond nog een bijeenkomst met een afvaardiging van glasblazers voor het middageten gepland en nog vijf andere met handelaren en ambachtslieden voor later. Het was een heel drukke dag, vol honingzoete platvloersheden en dubbele betekenissen. Nu Nynaeve en Merilille er niet waren, was het haar beurt om de windvindsters vanavond les te geven en dat was op z’n best een minder prettige gebeurtenis dan het zwaarste gesprek met handelaren. Dat liet haar misschien nog een heel klein beetje tijd om de ter’angrealen uit Ebo Dar te bestuderen voor haar ogen van vermoeid zouden dichtvallen. Het was heel vernederend dat Aviendha haar min of meer naar bed moest dragen, maar ze kon niet ophouden. Er moest nog veel worden gedaan en een dag bood te weinig tijd.