Выбрать главу

Ze had nog bijna een uur voor de glasblazers kwamen, maar Aviendha wees haar voorstel om stiekem wat voorwerpen te bekijken genadeloos af.

‘Heeft Birgitte wellicht met je gepraat?’ wilde Elayne weten terwijl haar zuster haar bijna mee naar boven trok over een smalle stenen trap. Vier lijfwachten liepen voor hen uit, de anderen erachter, waarbij ze nadrukkelijk alles negeerden wat er tussen haar en Aviendha voorviel. Hoewel ze meende dat Rasoria Domanche, een magere Jager op de Hoorn met blauwe ogen en stroblond haar, beide heel zeldzaam voor een Tyreense, een klein glimlachje liet zien. ‘Ik heb haar niet nodig om me te vertellen dat je te veel uren werkt en te weinig slaapt,’ antwoordde Aviendha verachtelijk. ‘Je hebt frisse lucht nodig.’

De lucht in de omgang met de hoge zuilen was zeker fris, en bitter koud, hoewel de zon hoog aan de grijze hemel stond. Tussen de gladde zuilen was een kille bries voelbaar, dus moesten de gardisten, die haar op deze plek tegen de duiven moesten beschermen, hun pluimhoeden stevig vasthouden. Als wraak weigerde Elayne de kou te negeren.

‘Dyelin dan,’ mopperde ze rillend. Dyelin beweerde dat een vrouw in verwachting elke dag lange wandelingen moest maken. Ze was er heel snel bij geweest om Elayne eraan te herinneren dat ze, erfdochter of niet, op dit moment slechts Hoogzetel was van Huis Trakand, en als de Hoogzetel van Trakand een gesprek wenste met de Hoogzetel van Huis Taravin, zij dat kon doen door in de paleisgangen heen en weer te draven of helemaal niet.

‘Monaelle heeft zeven kinderen ter wereld gebracht,’ antwoordde Aviendha. ‘Zij zegt dat ik ervoor moet zorgen dat je frisse lucht krijgt.’ Hoewel ze niet meer dan een omslagdoek had omgeslagen, leek ze niets van de wind te voelen. Maar ja, de Aiel waren even goed in het negeren van het weer als de Aes Sedai. Elayne sloeg de armen om zich heen en keek boos.

‘Hou op met je gepruil, zuster,’ zei Aviendha. Ze wees op een van de binnenplaatsen die ondanks het witte dak net zichtbaar was. ‘Reanne Corlie kijkt of Merilille Ceandevin terugkomt.’ De bekende staande lichtspleet verscheen op het erf en veranderde in een gat in de lucht dat tien voet hoog en even breed was. Boos keek Elayne van boven neer op Reanne. Ze was niet aan het pruilen. Misschien had ze Reanne niet moeten leren hoe je kon Reizen, aangezien de Kinsvrouw nog geen Aes Sedai was, maar geen enkele zuster was zo sterk dat ze deze weving kon maken. En als de windvindsters het mochten leren, dan mochten volgens haar die paar Kinsvrouwen het ook. Bovendien kon ze niet alles zelf doen. Licht, was de winter altijd zo ijzig geweest voor ze had geleerd hoe koude en hitte haar niet konden raken?

Tot haar verbazing reed Merilille door de poort terwijl ze sneeuw van haar donkere mantel schudde. Ze werd gevolgd door de gehelmde gardisten. Het was pas zeven dagen geleden dat ze waren vertrokken. Zaide en de windvindsters waren, om het mild uit te drukken, heel onaangenaam verrast geweest toen ze verdwenen was, maar de Grijze zuster had de kans met beide handen aangegrepen om voor onbepaalde tijd aan het Zeevolk te ontkomen. Ze hadden elke dag contact met haar gezocht door een poort naar dezelfde plek te openen, maar Elayne had haar op z’n vroegst pas volgende week weer hier verwacht. Toen de laatste van de tien gardisten het erf opreed, stapte de slanke, kleine Grijze zuster van haar paard, overhandigde de teugels aan een stalknecht en haastte zich het paleis in, waarbij de stalknecht nog net opzij kon springen, ik geniet met vólle teugen van de frisse lucht,’ zei Elayne, die nog net kon voorkomen dat ze stond te klappertanden. ‘Maar nu Merilille terug is, moet ik naar beneden.’ Aviendha trok een wenkbrauw op alsof ze dit sluippaadje had vermoed, maar ging als eerste naar de trap. Merililles terugkeer was belangrijk en aan haar haast te zien bracht ze ofwel goed of heel slecht nieuws.

Tegen de tijd dat ze Elaynes zitkamer instapten, gevolgd door twee gardisten, was Merilille er al. Haar vochtige mantel lag over een rugleuning, haar lichtgrijze rijhandschoenen waren achter de ceintuur gestoken en haar zwarte haren hadden een borstel nodig. Door de donkere kringen onder haar ogen leek Merilille even uitgeput als Elayne.

Ze was niet alleen, al was ze nog zo snel van de stallen naar boven gekomen. Birgitte stond met een hand op de schoorsteenmantel fronsend te peinzen. De andere hand hield haar goudblonde vlecht vast, bijna net als Nynaeve. Vandaag droeg ze een ruim zittende groene broek bij haar rode jasje, een combinatie die pijn deed aan de ogen. Kapitein Mellar maakte een ingewikkelde buiging voor Elayne, waarbij zijn hoed met witte pluim breed uitzwaaide. Hij behoorde niet hier te zijn, maar ze liet hem blijven en schonk hem zelfs een heel warme glimlach. Héél warm.

De gezette jonge dienstmeid die net een grote zilveren schaal op een muurkast had geplaatst knipperde met haar ogen en keek met grote ogen naar Mellar voor ze zich herinnerde dat ze met een kniks moest weggaan. Elayne bleef glimlachen tot de deur dichtviel. Alles wat haar kind beschermde wras ze bereid te doen. Voor iedereen stond er hete kruidenwijn op het zilveren blad en voor haar slappe thee. Nou ja, het was in elk geval heet.

‘Ik had veel geluk,’ begon Merilille met een zucht toen ze was gaan zitten en ze Mellar onzeker over haar wijnbeker aankeek. Ze had gehoord dat hij Elaynes leven had gered, maar was al weg toen de geruchten over hen beiden begonnen. Het bleek dat Reanne haar poort amper vijf span van de Grenslanders vandaan had gemaakt. ‘Ze zijn na mijn aankomst niet verder getrokken.’ Ze trok haar neus op. ‘Als het niet zo koud was geweest, was de stank van vuilnis en mest overweldigend geweest. Je hebt gelijk, Elayne. Alle vier de vorsten zijn er, in vier legerkampen op enige afstand van elkaar. In elk kamp bevindt zich een volledig leger. De Shienaranen kwam ik op de eerste dag tegen en het grootste deel van de week erna heb ik besteed aan gesprekken met Easar van Shienar en de andere drie. Elke dag kwamen we daarvoor in een ander kamp bijeen.’ ik hoop dat je ook enige tijd hebt besteed aan goed rondkijken,’ merkte Birgitte beleefd op van haar plek bij de haard. Ze was tegen elke Aes Sedai beleefd, behalve tegen de zuster aan wie ze gebonden was. ‘Hoeveel zijn het er?’

‘Ik neem niet aan dat u precies hebt kunnen tellen,’ bracht Mellar naar voren, en het klonk alsof hij verwachtte dat ze dat juist wel had gedaan. Ditmaal lag er geen glimlach op zijn smalle gezicht. Turend in zijn wijnbeker trok hij de schouders op. ‘Maar wat u hebt gezien, kan waardevol zijn. Als het er te veel zijn, sterven ze misschien van honger voor ze Caemlin kunnen bedreigen. Zelfs het grootste leger ter wereld is zonder have of goed slechts een verzameling bewegende lijken.’ Hij lachte. Birgitte keek strak en donker naar zijn rug, maar Elayne gebaarde haar dat ze zich rustig moest houden. ‘Ze zijn niet op de allerbeste plek voor voedsel, kapitein,’ zei Merilille koeltjes, en ging ondanks haar zichtbare vermoeidheid nog rechter zitten. ‘Maar ze zijn zeker niet op sterven na dood. Ik zou maar niet rekenen op een overwinning door uithongering.’ Nu ze een tijd niet meer met het Zeevolk had doorgebracht, keken haar grote ogen niet meer zo schrikachtig rond en ondanks haar Aes Sedai-beheersing was duidelijk te zien dat ze besloten had een hekel aan Doilin Mellar te hebben, al had hij nog zoveel levens gered. ‘Wat de aantallen betreft, ruim tweehonderdduizend, zou ik zeggen, en ik betwijfel ten zeerste of hun eigen aanvoerders het preciezer kunnen vaststellen. Zelfs met honger zijn dat allemachtig veel zwaarden.’ Opnieuw trok Mellar zijn schouders op, niet verontrust door de blikken van de Aes Sedai.