Выбрать главу

Op Easars gezicht vertrok geen spiertje, maar Paitars mond verstrakte en Ethenielle wierp een vlijmscherpe blik op Tenobia, die meer bij een moeder paste. Een zeer boze, ontevreden moeder. ‘Zwart?’ mompelde Aviendha verward. ‘Mijn ogen zijn niet zwart. Ik heb nog nooit zwarte ogen gezien, behalve bij een marskramer, tot ik de Drakenmuur over kwam.’

‘Je weet dat ik alleen de waarheid kan spreken, Tenobia, en ik verzeker je...’ begon Merilille.

Elayne bracht haar met een tikje op de arm tot zwijgen. ‘Het volstaat dat je weet dat ik een Aes Sedai ben, Tenobia. Dit is mijn zuster, Aviendha, van de Bitterwatersibbe van de Taardad Aiel. Aviendha glimlachte, maar men kon her ook het tonen van haar tanden noemen. ‘Dit is mijn zwaardhand, vrouwe Birgitte Trahelion.’ Birgitte maakte een kleine buiging en haar goudblonde vlecht zwierde mee.

De eerste uitspraak bracht evenveel verbaasde blikken teweeg als de tweede. Die Aielse was haar zuster? En haar zwaardhand was een vrouw? Tenobia en de anderen heersten echter over landen die grensden aan de Verwording, waar nachtmerries in fel daglicht tot leven kwamen en waar iedereen die zich te verrast toonde, zo goed als dood was. Elayne gaf ze echter niet de kans het verloren terrein te herwinnen. Val aan voor ze weten wat je doet, had Garet Brin gezegd, en blijf aanvallen tot je ze verjaagt of breekt. ‘Zullen we de aardigheden als afgehandeld beschouwen?’ zei ze en nam een beker aan die de geur van kruidenwijn verspreidde. Het blad werd haar voorgehouden door de oude soldaat. Ze voelde behoedzaamheid door de binding stromen en zag Aviendha verholen naar haar wijn kijken, maar ze was niet van plan hem te drinken. Ze was wel blij dat beiden hun mond hielden. ‘Alleen een dwaas neemt aan dat u deze lange tocht hebt gemaakt om Andor binnen te vallen,’ merkte ze op en liep naar een stoel om te gaan zitten. Vorsten of niet, maar nu hadden ze geen andere keus dan haar te volgen of naar haar rug te staren. Naar Birgittes rug eigenlijk, want die stond achter haar. Zoals gewoonlijk liet Aviendha zich op de vloer zakken, waarna ze haar rok in een mooie waaier om zich heen schikte. De vorsten volgden Elayne. ‘Jullie komen vanwege de Herrezen Draak,’ vervolgde Elayne. ‘Jullie hebben gevraagd om een ontvangst door mij omdat ik in Falme ben geweest. De vraag is, waarom is dat zo belangrijk voor jullie? Denken jullie dat ik meer kan zeggen over de gebeurtenissen dan jullie reeds weten? De Hoorn van Valere werd gestolen, dode helden uit de verhalen trokken op tegen het Seanchaanse leger en de Herrezen Draak bestreed de Schaduw aan de hemel, zodat iedereen het kon zien. Als jullie al die dingen weten, weten jullie evenveel als ik.’

‘Een ontvangst?’ vroeg Tenobia ongelovig en bleef half zitten, half staan boven haar stoel. De kampstoel kraakte toen ze zich op de zitting liet vallen. ‘Niemand heeft om een ontvangst verzocht! Zelfs indien je reeds de troon van Andor...’

‘Laten we ons bij het onderwerp houden, Tenobia,’ onderbrak Paitar haar zachtmoedig. Hij bleef liever staan en nam zo nu en dan een slokje uit zijn beker. Elayne was blij de rimpels in zijn gezicht te kunnen zien, anders kon zijn zoetgevooisde stem een vrouw gemakkelijk op andere gedachten brengen.

Ethenielle schonk Tenobia wederom een snelle blik toen ze zelf plaatsnam en mompelde iets binnensmonds. Elayne meende het woord ‘trouwen’ te horen, met een spijtige ondertoon, maar dat zou ze wel verkeerd hebben verstaan. In elk geval gaf ze Elayne alle aandacht zodra ze goed zat. ‘Op een ander tijdstip, Elayne Sedai, zou ik uw felheid zeer gewaardeerd hebben, maar ik beleef weinig genoegen aan een hinderlaag die een bondgenoot heeft helpen opzetten.’ Tenobia keek dreigend, al richtte Ethenielle geen enkele keer haar scherpe ogen op haar. ‘Wat er in Falme voorviel,’ zei de koningin van Kandor tegen Elayne, ‘is eigenlijk niet zo belangrijk meer, maar de gevolgen zijn dat wel. Nee Paitar, we moeten haar zeggen wat gezegd dient te worden. Ze weet al te veel voor een andere koers. We weten dat je in Falme de Herrezen Draak vergezelde, Elayne. Je was wellicht bevriend met hem. Je hebt gelijk, we zijn niet gekomen om gebieden te veroveren. We zijn gekomen om de Herrezen Draak te vinden. En we hebben deze lange tocht ondernomen om slechts te ontdekken dat niemand weet waar we hem kunnen vinden. Weet jij waar hij is?’

Elayne verborg haar opluchting over deze rechtstreekse vraag. Die zou nooit zijn gesteld indien ze meenden dat ze veel meer was dan een metgezel of vriendin. Zij kon even direct zijn. Aanvallen en blijven aanvallen. ‘Waarom willen jullie hem vinden? Gezanten of boden kunnen hem elk woord brengen dat jullie willen zeggen.’ Ze had even goed kunnen vragen waarom ze deze enorme legers hadden meegenomen.

Easar had geen wijn genomen en stond met zijn vuisten in zijn zij op. ‘De oorlog tegen de Schaduw wordt langs en in de Verwording gestreden,’ zei hij grimmig. ‘De Laatste Slag zal in de Verwording plaatsvinden of in Shayol Ghul zelf. Maar hij negeert de Grenslanden en houdt zich bezig met landen die na de Trollok-oorlogen geen Myrddraal meer hebben gezien.’

‘De car’a’carn besluit waar de dans met de speren geschiedt, natlander,’ snoof Aviendha. ‘Als jullie hem volgen, dan strijden jullie waar hij dat zegt.’ Niemand keek haar aan. Ze bleven Elayne aankijken. Niemand gebruikte de opening die Aviendha bood. Elayne dwong zich rustig adem te halen en hun blikken zonder met de ogen te knipperen te beantwoorden. Een leger uit de Grenslanden was een veel te grote val voor Elaida als ze zo graag Elayne Trakand in handen wilde krijgen, maar dat lag anders bij Rhand Altor, de Herrezen Draak. Merilille schoof onrustig heen en weer, maar hield zich aan haar opdracht. De Grijze zuster had ontzettend veel onderhandelingen gevoerd, maar als Elayne het woord zou nemen, moest zij zwijgen. Door de binding met Birgitte stroomde vertrouwen. Rhand was een rots, onleesbaar en ver. ‘Jullie hebben de uitspraken van de Witte Toren over hem gehoord?’ vroeg ze kalm. Dat moest onderhand wel.

‘De Toren roept donder en bliksem af over iedereen die buiten de Toren om de Herrezen Draak benadert,’ merkte Paitar kalm op. Hij ging eindelijk zitten en nam haar ernstig op. ‘U bent een Aes Sedai. Dat moet u toch weten.’

‘De Toren heeft overal een vinger in de pap,’ mopperde Tenobia. ‘Nee, Ethenielle, ik zeg dit wel! De hele wereld weet dat de Toren verdeeld is. Volg je Elaida of de opstandelingen, Elayne?’

‘De wereld weet zelden wat de wereld meent te weten,’ merkte Merilille op met een stem die de kou in de tent nog verder deed toenemen. De kleine vrouw die holde als Elayne met haar vingers knipte en piepte als de windvindsters haar aankeken, zat kaarsrecht en nam Tenobia als een Aes Sedai op. Haar effen gezicht was even ijzig als haar toon. ‘De zaken van de Toren worden door de Toren zelf afgehandeld, Tenobia. Als je wilt leren hoe dat gaat, vraag dan of je naam in het Noviceboek bijgeschreven kan worden, dan kun je er twintig jaar over doen om wat op te steken.’

Hare Verlichte Hoogheid, Tenobia si Bashere Kazadi, Schild van het Noorden en Zwaard van de Verwordingsgrens, Hoogzetel van Huis Kazadi, vrouwe van Shahayni, Asnelle, Kunwar en Ganai, keek Merilille woedend aan maar zei niets. Elaynes achting voor haar nam wat toe.

Ze was niet boos op Merilille vanwege haar ongehoorzaamheid. Haar optreden had haar ervan gered dat ze steeds om de zaken heen moest draaien om de waarheid geen geweld aan te doen. Egwene had gezegd dat ze moest proberen te leven alsof ze de Drie Geloften reeds had afgelegd, maar hier, in dit kampement, voelde Elayne hoe zwaar dat woog. Hier was ze niet de erfdochter van Andor die moest strijden om de aanspraken op haar moeders troon of nog meer. Ze was een Aes Sedai van de Groene Ajah en had meer reden heel voorzichtig met haar woorden te zijn dan enkel te verhullen wat ze verborgen wenste te houden.

‘Ik kan jullie niet precies zeggen waar hij is.’ Dat was waar, omdat ze hun alleen een vage richting kon aanwijzen, ergens in de richting van Tyr, maar omdat ze hen niet vertrouwde, wilde ze hun zelfs dat niet vertellen. Ze diende gewoon goed op haar woorden te passen, ik denk dat hij van plan is een poosje te blijven op de plaats waar hij nu is.’ Hij had zich al dagenlang niet verplaatst en het was voor het eerst na zijn vertrek dat hij langer dan een halve dag op een bepaalde plaats bleef, ik zal jullie vertellen wat ik kan, maar alleen als jullie ermee instemmen om binnen een week verder naar het zuiden te trekken. Als jullie trouwens nog veel langer hier blijven, zullen jullie spoedig zowel een tekort aan gerst als aan vlees hebben. Ik beloof jullie dat jullie zo optrekken in de richting van de Herrezen Draak.’ In elk geval in het begin.