Выбрать главу

Mart zuchtte en verplaatste zijn gewicht naar zijn goede been. Hij vermoedde dat als Beslan het teken gaf, hij en zijn vrienden de enige opstandelingen zouden zijn. De meeste mannen praten liever over vechten dan het te doen, zeker tegen soldaten. ‘Beslan, in speelman-verhalen kunnen stalknechten met hooivorken en bakkers met oven-stokken voor hun vrijheid hele legers verslaan.’ Thom snoof zo hard dat zijn snor ervan trilde, maar Mart sloeg er geen acht op. ‘In het werkelijke leven worden stalknechten en bakkers om zeep gebracht. Ik heb oog voor goede soldaten en de Seanchanen zijn heel goed.’

‘Als we de damane samen met de Aes Sedai bevrijden, zullen ze naast ons staan in de strijd,’ hield Beslan vol.

‘Er zitten zeker ruim tweehonderd damane op zolder, Beslan, en de meesten zijn Seanchaans. Of je het leuk vindt of niet, maar als je ze bevrijdt, zullen al die Seanchaansen, tot aan de laatste vrouw toe, zo hard mogelijk naar hun sul’dam rennen. Licht, zelfs de vrouwen die niet Seanchaans zijn, kunnen we niet vertrouwen!’ Mart stak een hand op om Beslans verweer te smoren. ‘Er is geen mogelijkheid om uit te vinden wie te vertrouwen is. Daar hebben we geen tijd voor. En als we dat wel konden, zouden we de anderen moeten doden. Ik heb geen zin om een vrouw te doden wier enige misdaad is dat ze beteugeld is. Jij?’ Beslan keek de andere kant op, met opeengeklemde kaken. Hij zou het niet opgeven.

‘Of we de damane nu wel of niet bevrijden,’ ging Mart door, ‘als de mensen in opstand komen, maken de Seanchanen een slachthuis van Ebo Dar. Ze slaan opstanden hard neer, Beslan. Keihard! We kunnen elke damane op zolder doden, maar dan halen ze gewoon nog meer damane uit de kampen. En dan komt je moeder terug en vindt alles in puin en op de stadswal jouw hoofd op een staak. Waar dat van haar al gauw naast komt te staan. Je denkt toch niet dat men aanneemt dat zij niet wist wat haar eigen zoon van plan was?’ Licht, zou ze ervan afweten? De vrouw was dapper genoeg om het te proberen. Hij dacht niet dat ze zo stom zou zijn, maar... ‘Ze zegt dat wij muizen zijn,’ zei Beslan bitter. ‘Als wolfshonden voorbijgaan, houden muizen zich stil of ze worden opgegeten,’ herhaalde hij. ‘Ik vind het niet leuk om een muis te zijn, Mart.’ Mart ademde wat kalmer. ‘Beter een levende muis dan een dode, Beslan.’ Dat mocht dan niet zo fijngevoelig klinken, maar ondanks Beslans scheve blik, was het wel waar.

Hij moedigde Beslan aan de besprekingen bij te wonen, al was het maar om hem in de gaten te kunnen houden, maar Beslan kwam zelden opdagen. Thom kreeg de taak om Beslans gretigheid overal en altijd in te tomen. Het beste waartoe hij Beslan kon overhalen, was de belofte dat hij een opstand mocht uitroepen als het gezelschap een maand weg was, zodat ze konden ontsnappen. Dat was tenminste één ding dat geregeld was, zij het niet echt bevredigend. Voor de rest leken ze twee stappen te zetten en dan tegen een stenen muur te botsen. Of een struikeldraad te raken.

Juilins liefje had hem stevig in de vingers. Hij leek het niet erg te vinden om voor haar zijn Tyreense kleren te verwisselen voor de groenwitte bediendenlivrei, of het slapen te vergeten, zodat hij twee nachten na elkaar de vloer stond te vegen, niet ver van de trap naar de zolder. Niemand keek goed naar een vegende knecht, zelfs niet de hoofdbedienden. Het Tarasinpaleis had zoveel soorten bedienden dat zij elkaar lang niet allemaal kenden, en als ze een man in livrei met een bezem zagen, namen ze aan dat hij geacht werd daarmee te vegen. Hij besteedde ook nog eens twee hele dagen aan vegen en berichtte uiteindelijk dat de sul’dam vroeg in de ochtend en ook vlak na het vallen van de avond de hokjes bezochten. Daartussen konden ze op elk uur van de dag naar binnen of naar buiten lopen, maar ’s nachts werden de damane met rust gelaten.

‘Ik hoorde een sul’dam zeggen dat ze blij was dat ze niet in een kamp zat waar...’ Juilin, die languit op zijn dunne matras lag, hield even op en gaapte achter zijn hand. Thom zat op de rand van het bed, waardoor het krukje voor Mart overbleef. Het was beter dan staan, maar niet veel beter. De meeste mensen zouden op dit uur vast in slaap zijn. ‘... waar ze op sommige nachten wacht moeten lopen,’ ging de dievenvanger door toen hij weer kon spreken. ‘Ze zei dat ze het wel prettig vond om de damane ook de hele nacht te laten slapen, zodat ze bij zonsopgang allemaal uitgerust waren.’

‘Dus we moeten ’s nachts handelen,’ mompelde Thom, en speelde met zijn lange snor. Het was niet nodig om erbij te zeggen dat alles wat ’s nachts bewoog ook de aandacht trok. Seanchanen liepen ’s nachts de wacht in de straten, wat de stadswacht nooit had gedaan. De stadswacht was ook gevoelig geweest voor omkoperijtjes, tot de Seanchanen hen ontbonden hadden. Nu had je meer kans op de Doodswachtgarde in de nachtelijke straten, en wie probeerde hen om te kopen, leefde niet eens lang genoeg voor een rechtszaak. ‘Heb je al een a’dam gevonden, Juilin?’ vroeg Mart. ‘Of kleding? Kleding kan net zo moeilijk zijn als een a’dam.’ Juilin gaapte weer. ik krijg ze als ik ze krijg. Ze laten geen van die dingen rondslingeren, weet je.’

Thom kwam erachter dat het niet mogelijk was om met een damane door de poort te lopen. Of eigenlijk had Riselle het ontdekt, gaf hij openlijk toe. Blijkbaar had een in De Zwerfster verblijvende officier van hoge rang een zangstem die ze heel aangenaam vond.

‘Iemand van het Bloed kan damane meenemen zonder dat er vragen worden gesteld,’ zei Thom bij hun volgende bespreking. Ook deze keer zaten Juilin en hij op een bed. Mart begon de kruk te haten. ‘Of tenminste weinig vragen. Maar een sul’dam heeft een bevel nodig dat is getekend en gezegeld door een lid van het Bloed, een kapitein of hoger, of een der’sul’dam. De wacht bij de poort en in de haven heeft lijsten van elk zegel van zo’n gemachtigde, dus ik kan niet zomaar een zegel maken en dat gebruiken. Ik heb een afschrift van het juiste soort bevel met het juiste soort zegel nodig. Dan blijft de vraag over wie onze drie sul’dam willen zijn.

‘Misschien wil Riselle,’ stelde Mart voor. Zij wist niet wat ze uitvoerden en het zou gevaarlijk zijn om het haar te vertellen. Thom had haar van alles gevraagd. Hij deed of hij wilde leren hoe je onder Seanchaanse bezetting moest leven, en ze was volledig bereid om het haar Seanchaanse vriend te vragen. Ze zou zeer zeker niet bereid zijn om haar fraaie hoofdje op een staak te laten steken. Ze kon zelfs iets doen wat erger was dan nee zeggen. ‘En jouw geliefde, Juilin?’ Hij had zelf een eventuele derde gegadigde bedacht. Hij had Juilin gevraagd om sul’damkleren voor Setalle Anan, hoewel er nog geen kans geweest was om het haar te vragen. Nadat Joline de keuken was ingewandeld, was hij nog maar één keer teruggeweest in De Zwerfster, om er zeker van te zijn dat ze begreep dat hij er alles aan deed om haar daar weg te krijgen. Dat deed ze niet, maar vrouw’ Anan was er zowaar in geslaagd de boosheid van de Aes Sedai te sussen voor ze een keel kon opzetten. Ze zou de volmaakte sul’dam voor Joline zijn.

Juilin haalde ongemakkelijk zijn schouders op. ‘Het was al moeilijk genoeg om Thera over te halen samen met mij weg te lopen. Ze is nogal schuw. Ik kan haar helpen daar mettertijd overheen te komen – ik weet dat ik dat kan – maar ik geloof niet dat ze in de verste verte een sul’dam kan spelen.’

Thom trok aan zijn snor. ‘Dat Riselle onder bepaalde omstandigheden zal weggaan, is niet waarschijnlijk. Schijnbaar vindt ze de zang van baniergeneraal Yamada goed genoeg om te besluiten dat ze met hem wil trouwen.’ Hij zuchtte spijtig. ‘Uit die bron zullen geen inlichtingen meer komen, vrees ik.’ En ook het aanbod om zijn moede hoofd op haar boezem te leggen, zou niet langer komen, zei zijn gezichtsuitdrukking. ‘Nou, bedenken jullie maar wie we kunnen vragen. En zie of je een afschrift van zo’n bevel in handen kunt krijgen.’ Thom was erin geslaagd de juiste inkt en het juiste papier te vinden. Hij hield zich klaar om ieders hand en zegel na te maken. Hij minachtte zegels; iedereen met een koolraap en een mes kon er een namaken, zei hij. Schrijven in een handschrift waarvan de bezitter zelf dacht het geschreven te hebben, dat was pas kunst. Maar niemand kon een afschrift met het benodigde zegel vinden. De Seanchanen lieten geen bevelen rondslingeren. Juilin scheen ook al geen vorderingen met de a’dam te maken. Twee stappen naar voren, en een stenen muur. En opeens waren er al zes dagen voorbij. Nog vier dagen over. Voor Mart voelde het aan alsof er sinds Tylins vertrek zes jaar voorbij waren, en dat er nog maar vier uur resteerden. Op de zevende dag hield Thom Mart in de gang aan zodra hij van zijn paardrijden terugkwam. De vroegere speelman glimlachte alsof hij een nietszeggend praatje hield, maar hij hield zijn stem zacht. De haastige dienaren konden niet meer dan een gemompel horen. ‘Volgens Noal heeft de gholam vannacht weer iemand gedood. De Zoekers is opgedragen om de moordenaar te vinden, al moeten ze er hun eten of bed voor laten staan, hoewel ik er niet achter kan komen wie het bevel gegeven heeft. Zelfs het feit dat hun bevolen is om iets te doen, schijnt geheim te zijn. Maar ze zijn in feite bezig om de pijnbank klaar te maken en de ijzers te verhitten.’ Ondanks Thoms zachte stem keek Mart om zich heen of er iemand meeluisterde. De enige zichtbare persoon was een stevige grijze man die Narvin heette. Hij was in livrei maar haastte zich nergens naar toe, en droeg niets. Dienaren die zo hoog waren als Narvin, haastten zich niet en droegen niets. Hij knipperde met zijn ogen toen hij Mart zag en keek achterdochtig. Mart wilde boos uitvallen, maar in plaats daarvan grinnikte hij zo ontwapenend mogelijk, en Narvin vertrok nijdig. Mart was er zeker van dat de kerel verantwoordelijk was geweest voor de eerste poging om Pips uit de stallen te halen. ‘Heeft Noal je over de Zoekers verteld?’ fluisterde hij ongelovig, zodra Narvin weg was.