Выбрать главу

‘Een vrouw van eer, die Egeanin,’ peinsde Thom. Zo nu en dan hield hij op om een fraaie ring te blazen. ‘Vreemd, zeker, maar ja, uiteindelijk is ze een Seanchaanse. Ik geloof dat zelfs Nynaeve haar wel aardig begon te vinden, en ik weet dat Elayne haar mocht. En Egeanin vond hen ook aardig. Ook al waren ze Aes Sedai, wat ze geloofde. Ze was heel bruikbaar in Tanchico. Heel bruikbaar. Meer dan bekwaam. Ik zou waarachtig wel willen weten hoe ze zich tot het Bloed heeft laten verheffen, maar ik geloof dat we Egeanin kunnen vertrouwen. En Domon. Een interessante man, die Domon.’

‘Een smokkelaar,’ mopperde Juilin kleinerend. ‘En nu is hij haar bezit. Maar so’jhin is meer dan bezit, weet je. Er zijn so’jhin die het Bloed zeggen wat ze moeten doen.’ Thom trok een borstelige wenkbrauw op, waarna de dievenvanger zijn schouders ophaalde, ik neem aan dat Domon te vertrouwen is,’ zei hij met tegenzin. ‘Voor een smokkelaar.’

Mart snoof. Misschien waren ze jaloers. Nou, hij was ta’veren en daar moesten ze maar mee leren leven. ‘Dan vertrekken we morgenavond. De enige verandering in het plan is dat we drie echte sul’dam hebben, en iemand van het Bloed om ons de poort uit te krijgen.’

‘En die sul’dam brengen drie Aes Sedai de stad uit, laten hen vrij en denken er geen tel aan om alarm te slaan,’ mompelde Juilin. ‘Eens heb ik, toen Rhand Altor in Tyr was, een geworpen munt vijf keer achter elkaar op zijn kant zien neerkomen. We liepen uiteindelijk weg en lieten de munt staande op de tafel achter. Ik neem aan dat er van alles kan gebeuren.’

‘Je vertrouwt hen of je vertrouwt hen niet, Juilin,’ gromde Mart. De dievenvanger keek weer vuil naar het bundeltje kleren in de hoek en Mart schudde zijn hoofd. ‘Hoe hebben ze jou in Tanchico geholpen, Thom? Bloed en as, kijk niet zo leeghoofdig! Jullie weten het en zij weten het, dan kan ik het toch net zo goed ook weten.’

‘Nynaeve zei dat we het niémand mochten vertellen,’ zei Juilin, alsof dat echt iets betekende. ‘Elayne zei het ook. We hebben het beloofd. Je kan wel zeggen dat we een eed zwoeren.’ Thom schudde zijn hoofd. ‘Omstandigheden kunnen de dingen veranderen, Juilin. Bovendien was het geen eed.’ Hij blies drie volmaakte ringen, de een in de ander. ‘Ze hielpen ons een soort mannelijke a’dam te pakken en die kwijt te raken, Mart. De Zwarte Ajah wilde die kennelijk tegen Rhand gebruiken. Je snapt waarom Nynaeve en Elayne dat stil wensten te houden. Als het verhaal de ronde ging doen dat zoiets bestaat, mag her Licht weten welke verhalen er dan zullen ontstaan.’

‘Wie kan het schelen welke verhalen mensen vertellen?’ Een mannelijke a’dam? Licht, als de Zwarte Ajah die om Rhands hals wist te krijgen, of de Seanchanen... Opnieuw wervelden die kleuren in zijn hoofd en hij dwong zichzelf niet meer aan Rhand te denken. ‘Praatjes doen niemand... kwaad.’ Geen kleuren deze keer. Hij kon ze vermijden door niet na te denken over... De kleuren wentelden opnieuw en hij beet hard op de steel van zijn pijp.

‘Niet waar, Mart. Verhalen hebben macht. De verhalen van speelmannen, de vertellingen van minstrelen, en ook de geruchten op straat. Ze voeden hartstochten en veranderen de manier waarop de mensen de wereld zien. Vandaag hoorde ik dat Rhand trouw heeft gezworen aan Elaida en dat hij in de Witte Toren is. De man die het vertelde, geloofde het, Mart. Wat zou er gebeuren als, zeg maar, genoeg Tyreners het geloven? Tyreners hebben het niet op Aes Sedai. Heb ik gelijk, Juilin?’

‘Sommigen.’ erkende Juilin, en voegde er toen aan toe alsof Thom dwang had gebruikt: ‘De meesten. Er zijn niet veel Tyreners die een Aes Sedai hebben ontmoet, dus weten ze er weinig van. Volgens de wet was geleiden verboden, waardoor er weinig Aes Sedai naar Tyr kwamen. En als ze het wel deden, riepen ze echt niet van de daken wie ze waren.’

‘Dat is het punt niet, mijn goede, Aes Sedai minnende Tyreense vriend. Maar het geeft in zekere zin wel meer gewicht aan mijn redenering. Tyr voegt zich naar Rhand, tenminste de edelen, omdat ze bang zijn dat hij anders terugkomt. Maar als ze geloven dat de Toren hem heeft, kan hij misschien niet meer terugkomen. Als ze geloven dat hij een speelpop van de Toren is, hebben ze nog meer reden om zich tegen hem te keren. Laat genoeg Tyreners dit alles geloven en hij had Tyr net zo goed kunnen verlaten direct nadat hij Callandor had getrokken. Dat is maar één gerucht, en het gaat in dit geval alleen maar om Tyr, maar het kan evenveel kwaad aanrichten in Cairhien, Illian of waar dan ook. Ik weet niet wat voor verhalen er rond een mannelijke a’dam kunnen ontstaan in een wereld met de Herrezen Draak en met Asha’man, maar ik ben te oud om dat mee te willen maken.’

Mart begreep het ergens wel. Een man wilde altijd de vijandelijke generaal laten geloven dat hij iets anders ging doen dan wat hij ging doen. En de vijand probeerde hetzelfde, als de vijand in dat soort dingen kundig was. Soms konden beide partijen zo warrig handelen dat er heel vreemde dingen gebeurden. Soms heel droevige en treurige rampen. Steden die in brand werden gestoken, waar niemand enig belang bij had, behalve dat de brandstichters een leugen geloofden, waardoor duizenden stierven. Om dezelfde redenen werden oogsten vernietigd, waarna tienduizenden stierven tijdens de hongersnood die volgde.

‘Dus houd ik mijn mond over die a’dam voor mannen,’ zei Mart. ‘Ik mag aannemen dat iemand eraan gedacht heeft om het... hem te zeggen?’ Kleuren flitsten. Misschien kon hij ze gewoon negeren, of eraan gewend raken. Ze verdwenen net zo snel als ze opkwamen en ze deden geen pijn. Hij hield alleen niet van dingen die hij niet begrijpen kon. Vooral als ze iets met de Ene Kracht te maken konden hebben. Het zilveren zegel met de vossenkop onder zijn hemd mocht hem dan tegen de Kracht beschermen, maar die bescherming had evenveel gaten als zijn eigen herinneringen.

‘We hadden niet bepaald een rechtstreekse verbinding,’ zei Thom droog, en liet zijn wenkbrauwen op en neer wippen. ‘Ik neem aan dat Elayne en Nynaeve een manier gevonden hebben om hem op de hoogte te stellen, als ze denken dat het van belang is.’

‘Waarom zouden ze?’ zei Juilin, terwijl hij zich boog om grommend een laars uit te trekken. ‘Het ding ligt op de bodem van de zee.’ Hij smeet de laars boos naar de bundel in de hoek. ‘Krijgen we vannacht nog wat slaap van je, Mart? Ik denk niet dat we er morgenavond aan toe komen en ik wil graag minstens een van de twee nachten slapen.’

Die nacht verkoos Mart Tylins bed. Niet vanwege die goeie ouwe tijd. Die gedachte deed hem lachen, hoewel het te veel het geluid van hees gefluister had om leuk te zijn. Een goede veren matras en kussens met eiderdons waren nu eenmaal te verkiezen boven een hooizolder, vooral als een man niet wist wanneer hij weer fatsoenlijk van zijn nachtrust kon genieten.

Hij kon echter niet in slaap komen en lag in het donker met een arm onder zijn hoofd en het leren koord van de vossenkop om zijn pols, klaar om te gebruiken voor het geval de gholam door de spleet onder de deur zou glijden, maar het was niet de gholam die hem wakker hield. Steeds weer liep hij alle onderdelen van het plan na. Het was een goed plan, en eenvoudig, zo eenvoudig als het onder deze omstandigheden kon zijn. Maar geen enkele veldslag verliep volgens plan, zelfs niet de beste. Grote kapiteins hadden hun faam niet verdiend door hun geweldige plannen, maar omdat ze nog steeds de zege konden grijpen nadat hun mooie plannen in het water waren gevallen. Toen het eerste licht door de vensters kwam, lag Mart nog steeds te denken. Hij rolde het zegel over de rug van zijn hand heen en weer en probeerde te bedenken wat er fout kon gaan.

30

Dikke, koude regendruppels

De dageraad was koud, met grijze wolken die de opkomende zon verborgen en met winden van de Zee der Stormen die de ruiten in de vensters deden trillen. In verhalen was dit niet het soort dag voor grootse reddingen en ontsnappingen. Het was een dag voor moordpartijen. Geen plezierige gedachte als je hoopte de dauw van de volgende dag mee te maken. Het plan was eenvoudig. Nu hij iemand van het Seanchaanse Bloed kon gebruiken, kon er gewoon niets misgaan. Mart probeerde zichzelf daar heel hard van te overtuigen.