Выбрать главу

‘Ik ga mijn zusters bevrijden, als het Licht het mocht behagen dat dat ook zou gebeuren.’ De tongval van het Zeevolk herstelde zijn ademhaling. ‘Als het Licht het wil, steken we op de een of andere manier de haven over naar de kampen waar onze mensen gevangen worden gehouden en bevrijden er zoveel mogelijk.’ De onzichtbare vrouwenstem bleef zacht, maar werd bij elk woord heftiger. ‘Als het Licht het wil, nemen we onze schepen terug en vechten ons een weg naar zee. Nu! Als dit bedrog is, straf me maar, of dood me. Ik stond op het punt om toe te geven, om me over te geven, en de schaamte daarover zal voor altijd in me branden, maar je hebt me herinnerd aan wie ik ben, en nu zal ik nimmer toegeven. Hoor je me? Nooit!’

‘En als ik je zou vragen om drie uur lang te wachten?’ vroeg hij, nog steeds over haar hoofd gebukt. ‘Ik herinner me dat de Atha’an Miere het voorbijgaan van een uur tot op enkele hartslagen nauwkeurig kunnen bepalen.’ Die herinnering kwam niet van hemzelf, maar ze was er weclass="underline" een reis aan boord van een Atha’an Miere-schip van Allorallen tot aan Barashta, en een vrouw van het Zeevolk met heldere ogen, die weende toen ze weigerde hem aan land te volgen.

‘Wie ben je?’ fluisterde ze.

‘Ik word Mart Cauton genoemd, als dat enig verschil uitmaakt.’ ik ben Nestelle din Sakura Zuidster, Mart Cauton.’ Hij hoorde haar spuwen en wist wat ze deed. Hij spuwde op zijn eigen handpalm en hun twee handen vonden elkaar in het donker. De hare was al even vereelt als de zijne en haar greep was sterk. ‘Ik zal wachten,’ zei ze. ‘En ik zal je herinneren. Je bent een groot en goed man.’

‘Ik ben slechts een gokker,’ zei hij. Haar hand leidde de zijne naar de halsband, die hij met een klik opende. Ze haalde heel diep adem. Hij hoefde alleen maar haar vingers op de juiste plekken te leggen en haar het kunstje één keer te tonen voor ze het doorhad, maar hij liet haar de halsband drie keer sluiten en openen voor hij tevreden was. Als hij dit toch ging doen, moest hij er ook voor zorgen dat het goed gebeurde. ‘Drie uur of zo dicht erbij als je kan,’ herinnerde hij haar.

‘Zo dicht erbij als ik kan,’ fluisterde ze.

Ze kon alles bederven, maar als hij niet durfde te gokken, wie durfde het dan? Hij was per slot van rekening de man van het geluk. Misschien was dat de laatste tijd wat minder merkbaar geweest, maar had hij niet Egeanin gevonden, net toen hij haar nodig had. Mart Cauton bezat nog steeds geluk.

Hij glipte even zacht de kamer uit als hij was binnengekomen en deed de deur dicht. En hapte naar adem. Hij staarde naar de brede rug van een grijze vrouw in een gewaad met rode vlakken. Voor haar stonden Egeanin, die zich in haar volle lengte had opgericht, en Teslyn, die met een zilveren a’dam met Renna was verbonden. Er was geen spoor van Domon, Seta of die Edesina te vinden. Hij wist nog steeds niet hoe die laatste eruitzag. Egeanin leek op een woeste leeuwin die naar haar prooi keek, maar Teslyns ogen keken verbijsterd en ze beefde van schrik. En Renna’s mond was vertrokken, alsof ze elk ogenblik kon overgeven.

Hij durfde geen adem te halen, deed voorzichtig een stap naar de vrouw toe en strekte zijn handen. Als hij haar kon overmeesteren voor ze het op een schreeuwen zette en haar dan kon verbergen... Waar? Seta en Renna zouden haar willen doden. Op welke manier Egeanin hen ook in haar macht mocht hebben, deze vrouw kon hen aanwijzen.

Egeanins strenge blauwe ogen troffen de zijne heel even over de schouder van de sul’dam voor ze die weer op het gezicht van de vrouw richtte. ‘Nee!’ zei ze scherp. ‘Er is geen tijd te verspillen aan andere plannen. Hoogvrouwe Suroth zei dat ik elke damane kon gebruiken die ik wilde, der’sul’dam.’

‘Natuurlijk, vrouwe,’ antwoordde de der’sul’dam, die wat verward klonk. ‘Ik duidde slechts aan dat Tessi nog niet geheel geoefend is.

Ik kwam juist naar boven om haar te zien. Ze doet het heel goed nu, vrouwe, maar...

Mart hield nog steeds zijn adem in en liep op zijn tenen achteruit. Hij ging voorzichtig de donkere smalle trap af en drukte zijn handen tegen de muren om zoveel mogelijk van zijn gewicht te verdelen. Hij kon zich geen krakende treden herinneren, maar er waren goede kansen en kwade kansen. Een man in nood pakte elke kans en stelde zijn geluk niet op de proef. Dat was de manier om lang te leven, en daar verlangde hij heel erg naar.

Aan de voet van de trap bleef hij staan om diep in te ademen tot zijn hart zou ophouden met bonzen. Tot het bonzen in elk geval iets minder werd. Hij zou niet raar opkijken als het tot de ochtend door zou blijven gaan met bonzen. Hij wist niet eens of hij nog wel geademd had na het zien van de grijze vrouw. Als Egeanin dacht dat ze alles in de hand had, des te beter, maar toch... Licht! Ze moest wel een strop om de hals van die twee sul’dam hebben! Haar plan? Nou, ze had gelijk over het niet verspillen van tijd. Hij begon te rennen. Hij bleef rennen tot een scherpe pijnsteek door zijn heup schoot en hij tegen een met turkoois ingelegd tafeltje struikelde. Hij greep een zomertapijt om overeind te blijven, en de kleurige zijde scheurde half uit de kroonlijst. De grote, witte, porseleinen vaas op het tafeltje viel om en brak op de blauwwitte vloertegels met een klap die door de hele gang galmde. Daarna kon hij alleen nog strompelen. Maar hij strompelde zo snel als geen man ooit eerder gedaan had. Als iemand dat geluid kwam onderzoeken, zouden ze geen Mart Cauton vinden die over de rommel stond gebogen, en die zelfs niet in twee nabije gangen werd aangetroffen.

Hij hinkte verder naar Tylins vertrekken en was al door de zitkamer gestoven en in de slaapkamer beland voor hij besefte dat alle lampen aan waren. Het haardvuur was opnieuw aangestoken met houtblokken uit de vergulde houtmand. Tylin hield haar armen achter zich voor haar rugknopen en keek vragend op. Haar donkergroene rijkleren waren gekreukeld. Het vuur knapperde en spuwde een fontein van vonken de schoorsteen in.

‘Ik had je nog niet terugverwacht,’ zei hij, en probeerde na te denken. Hij had nagedacht over alles wat er mis kon gaan, maar aan Tylins vroege thuiskomst had hij geen tel aandacht besteed. Zijn gedachten leken bevroren.

‘Suroth kwam erachter dat er een leger in Morland verdwenen was,’ antwoordde Tylin langzaam terwijl ze haar rug rechtte. Ze sprak afwezig en schonk Mart bijna al haar aandacht. ‘Welk leger dat is of hoe een leger zomaar kan verdwijnen, weet ik niet, maar ze besloot dat ze dringend terug moest. We lieten alles achter, kwamen zo snel terug als zo’n beest kan vliegen, terwijl het ons tweeën en de berijdster moest dragen, en eisten twee paarden op om vanaf de pier naar het paleis te rijden. Ze is niet eens naar binnen gegaan, maar ging rechtstreeks naar De Zwerfster aan de overkant van het plein, waar al hun officieren zitten. Ik geloof niet dat ze van plan is hier vannacht te slapen, of iemand van hen...’

Tylins woorden stierven weg. Ze gleed over het tapijt naar hem toe en streek over zijn groene jas. ‘Het probleem met een huisvosje,’ murmelde ze, ‘is dat het zich vroeg of laar herinnert dat het een vos is.’ Haar grote, donkere ogen tuurden omhoog. Plotseling greep ze twee handenvol haar en trok zijn hoofd omlaag voor een kus die de tenen in zijn laarzen lieten krullen. ‘Dat,’ zei ze ademloos toen ze hem uiteindelijk liet gaan, ‘is om je te laten zien hoeveel ik je zal missen.’ En zonder met haar ogen te knipperen verkocht ze hem vervolgens een klap die zo hard was dat er zilveren vlekken voor zijn ogen verschenen. ‘En dat is omdat je probeerde weg te sluipen terwijl ik er niet was.’ Ze keerde hem haar rug toe en trok haar golvende ravenzwarte haar over een schouder. ‘Maak de knoopjes los, mijn lieve kleine vosje. Het is al zo laat dat ik mijn kamenierster niet meer heb gewekt, maar die nagels maken het losknopen bijna onmogelijk. Een laatste nacht samen, en dan mag je morgen je eigen weg vervolgen.’

Mart wreef over zijn wang. Dat mens had een tand kunnen breken! Maar ze had in elk geval zijn gedachten flink losgeschud. Als Suroth in De Zwerfster zat, was ze niet in het Tarasinpaleis om te zien wat ze niet zou mogen zien. Zijn geluk was er nog steeds. Hij moest zich alleen om de vrouw voor hem bekommeren. En de enige manier was rechttoe, zonder omwegen.