‘Nynaeve koppelt zich aan mij.’ Alleen Nynaeve vertrouwde hij zo’n koppeling toe, niemand anders. Ook al was ze een Aes Sedai, voor hem was ze ook nog steeds de Wijsheid van Emondsveld. Hij moest haar wel vertrouwen. Ze glimlachte en gaf een ferme knik. Haar kin trilde niet mee. ‘Probeer me niet tegen te houden, Cadsuane.’ Ze zei niets, nam hem alleen op en haar donkere ogen wikten en wogen. ‘Vergeef me, Cadsuane.’ Kumira verbrak de stilte en dreef haar appelschimmel naar voren. ‘Jongeman, heb je de mogelijkheid van falen overwogen? Heb je de gevolgen van dat falen overwogen?’
‘Diezelfde vraag wil ik ook stellen,’ merkte Nesune scherp op. Ze zat rechtop in het zadel en haar donkere ogen hielden Rhands ogen vast. ik heb veel gelezen en weet dat een poging om die sa’angrealen te gebruiken, kan uitlopen op een ramp. Samen zijn ze wellicht sterk genoeg om de wereld als een ei te breken.’
Als een ei! beaamde Lews Therin. Ze zijn nooit beproefd, nooit uitgeprobeerd. Dit is waanzin! krijste hij, je bent gek! Gek!
‘Het laatste dat ik heb gehoord, is dat een op de vijftig Asha’man waanzinnig wordt en als een dolle hond gedood moet worden,’ antwoordde Rhand. ‘Het zullen er nu ongetwijfeld meer zijn. Deze poging is niet zonder gevaar, maar alle risico’s kunnen worden bestempeld als misschien en mogelijk. Als ik het niet probeer, kunnen we er zeker van zijn dat er steeds meer mannen krankzinnig worden, misschien wel hele groepen, misschien wel allemaal, en vroeg of laat zullen het er te veel zijn om nog gemakkelijk te kunnen doden. Wachten jullie echt rustig de Laatste Slag af, terwijl er ergens honderd, tweehonderd of misschien wel vijfhonderd doorgedraaide Asha’man rondzwerven? Misschien ben ik er wel een van? Hoelang zal de wereld dat overleven?’ Hij sprak tegen de twee Bruine zusters, maar hield alleen Cadsuane in het oog. Haar bijna zwarte ogen dwaalden geen enkele keer af. Hij had haar nodig, maar als ze probeerde hem over te halen het niet te doen, zou hij haar raad afwijzen, ook al waren de gevolgen nog zo ernstig. Zou ze proberen hem tegen te houden...? In hem ziedde saidin. ‘Ga je het hier doen?’ vroeg ze. in Shadar Logoth,’ gaf hij te kennen en ze knikte. ‘Heel gepast,’ zei ze, ‘als we van plan zijn de wereld op het spel te zetten.’
Lews Therin krijste, een wegstervend gehuil dat in Rhands schedel weerkaatste toen de stem naar onbekende diepten verdween. Maar er was nergens een schuilplaats. Geen plek was veilig. De poort die hij had geweven, ging niet open tussen de bouwvallen van Shadar Logoth zelf, maar op enkele spannen afstand ten noorden ervan, op een schaars begroeide, ongelijke heuveltop. De paardenhoeven kletterden hier op de rotsachtige, met dunne aarde bedekte grond die de bladloze bomen had laten krommen. Hier en daar waren nog grote delen bedekt met sneeuw. Rhand stapte af en keek naar de boven de bomen uitstekende gebouwen van de stad die ooit Aridhol had geheten. Torenspitsen die opeens eindigden in kapotte stenen en witte, uivormige koepels waar een heel dorp onder kon schuilen als de koepels nog heel waren geweest. Hij keek niet lang. Ondanks de heldere ochtend glommen die lichte koepels in het geheel niet. Alsof iets een schaduw over de uitgestrekte bouwvallen wierp. Zelfs op deze afstand van de stad begon de tweede wond in zijn zij zwakjes te kloppen. De snee van Padan Fajins dolk, Marts dolk uit Shadar Logoth, klopte niet tegelijk met het kloppen van de grotere wond eronder, maar klopte er eigenlijk afwisselend tegenin. Cadsuane nam de leiding en gaf bruusk haar bevelen, zoals hij had kunnen verwachten van een Aes Sedai. Rhand probeerde niet eens haar regen te houden. Lan, Nethune en Bassane reden het bos in om rond te kijken en de andere zwaardhanden kluisterden de paarden en bonden ze aan lage takken vast, zodat ze niet in de weg liepen. Min richtte zich in de stijgbeugels op, trok Rhands hoofd omlaag en drukte een kus op zijn ogen. Zonder verder een woord te zeggen voegde ze zich bij de mannen met de paarden. De binding stroomde over van haar liefde. Ze was zo vol vertrouwen dat hij haar verbijsterd nakeek.
Eben kwam Rhands paard ophalen met een grijns die zijn beide grote oren bereikte. Samen met zijn neus leken die zijn hele gezicht te vormen. ‘Het zal heerlijk zijn zonder de smet te geleiden, mijn Heer Draak,’ zei hij opgewonden. Rhand vermoedde dat Eben net zeventien was, maar hij klonk jonger. ‘Die smet zorgt ervoor dat ik steeds weer bijna mijn maag eruit wil spugen.’ Hij liep weg met Rhands grijze paard, nog steeds grinnikend.
De Ene Kracht raasde en woedde, en de smerigheid die de zuiverheid van saidin besmette, sijpelde in hem als stinkende draden die waanzin en dood verspreidden.
Cadsuane verzamelde de Aes Sedai, Alivia en de windvindster om haar heen. Harine mopperde luid dat ze werd buitengesloten, tot een wijzende vinger van Cadsuane haar met stijve benen naar de andere kant van de heuvel stuurde. Moad, in zijn vreemde blauwe gevulde jas, liet Harine op een rotspunt plaatsnemen en probeerde haar te kalmeren; zijn ogen gleden over de omringende bomen en zijn hand gleed over het lange ivoren gevest van zijn zwaard. Jahar kwam van de paarden aanlopen en trok de doek van Callandor af. Het kristallen zwaard met het lange doorzichtige gevest en de iets gebogen kling fonkelde in het bleke zonlicht. Op een keizerlijk gebaar van Merise stapte hij sneller door en kwam naast haar staan. Damer stond in dezelfde groep, net als Eben. Cadsuane had niet gevraagd of ze Callandor mocht gebruiken. Voor nu liet hij haar begaan. ‘Die vrouw kan een steen geduld bijbrengen,’ mompelde Nynaeve, die naast Rhand kwam staan. Met haar ene hand hield ze de leren tas aan haar schouder goed vast, terwijl de andere hand even krachtig om de dikke vlecht was geklemd die uit haar kap hing. ik zeg maar zo, naar de Doemkrocht ermee. Weet je zeker of Min ditmaal niet ongelijk heeft? Nee, ik neem aan van niet. Toch... wil je niet zo lachen. Je maakt een kat nog zenuwachtig.’
‘We kunnen net zo goed beginnen,’ zei hij en ze knipperde met haar ogen.
‘Moeten we niet op Cadsuane wachten?’ Je zou niet hebben gedacht dat ze zojuist de Aes Sedai naar de Duistere had gewenst. Het klonk zelfs alsof ze de zuster niet van streek wilde maken. ‘Zij doet wat ze zal doen, Nynaeve. Met jouw hulp doe ik wat ik moer doen.’
Ze aarzelde nog steeds en klemde de tas tegen haar borst. Ze keek bezorgd naar de vrouwen rond Cadsuane. Alivia kwam naar hen toe hollen, waarbij ze met beide handen haar mantel dichthield. ‘Cadsuane zegt dat ik de ter’angrealen moet hebben, Nynaeve,’ zei ze met haar zacht lispelende Seanchaanse tongval. ‘Nee, spreek me niet tegen, we hebben geen tijd meer. Bovendien kun je ze toch niet gebruiken als je aan hem gekoppeld bent.’
Ditmaal was de blik van Nynaeve op Cadsuane bijna moordlustig, maar ze deed de ringen en armbanden af, al die tijd binnensmonds mopperend, en tot slot gaf ze ook de gordel met juwelen en de ketting aan Alivia. Even later zuchtte ze en maakte ze de merkwaardige armband los die door platte kettinkjes met de ringen was verbonden. ‘Dan kun je deze net zo goed ook nemen. Ik neem niet aan dat ik een angreaal nodig heb als ik de krachtigste sa’angreaal ga gebruiken die ooit is vervaardigd. Maar ik wil alles terug, hoor je?’ besloot ze fel.
‘Ik ben geen dief,’ antwoordde de vrouw met de haviksogen gekwetst terwijl ze de vier ringen over de vingers van haar linkerhand schoof. Vreemd dat die sa’angreaal Nynaeve zo goed paste, maar ook probleemloos over de dikkere vingers van de Seanchaanse schoof. De twee vrouwen keken er aandachtig naar.
Rhand besefte opeens dat geen van beiden ook maar in de verste verte iets had gezegd wat erop duidde dat het hem niet zou lukken. Hij had zichzelf ook graag zo zeker gevoeld. Wat gedaan moest worden, moest worden gedaan.
‘Blijf je nog langer wachten, Rhand?’ vroeg Nynaeve toen Alivia terugliep naar Cadsuane. Ze liep sneller terug dan ze was gekomen. Nynaeve streek haar mantel glad en ging zitten op een hoge grijze steen ter grootte van een bankje. Ze trok de tas op haar schoot en sloeg de leren flap open.