Выбрать главу

Cadsuane schudde licht het hoofd. Inzicht in de binding tussen een zuster en haar zwaardhand was moeilijk, zeker bij Groenen, maar van wat er zich tussen Merise en haar jongens afspeelde, had ze in de verste verte geen idee.

Haar echte aandacht lag echter bij een andere jongen. Nynaeve zwaaide heen en weer, kreunend van genot door de ongelooflijke hoeveelheid saidar die er door haar stroomde, maar Rhand leek een rotsblok terwijl het zweet over zijn lichaam gutste. Zijn ogen waren leeg als glinsterende saffieren. Besefte hij wel wat er gebeurde? De zwaluw draaide aan het kettinkje in haar hand. ‘Daar,’ zei ze en wees naar de bouwvallen van Shadar Logoth.

Rhand zag Nynaeve niet meer. Hij kon niets zien, niets voelen. Hij zwom in woelige vlammenzeeën en klauterde over instortende ijsbergen. De smet was als het getij in een oceaan dat hem mee wilde sleuren. Als hij ook maar een tel de controle verloor, zou de smet hem verscheuren en hem door de buis meevoeren. Ondanks het getij van smerigheid dat door die vreemde vormen stroomde, leek de smet op de mannelijke helft van de Bron niet minder te worden. Het leek een dun laagje olie op water, zo dun dat je het niet zou opmerken tot je het oppervlak aanraakte. Het bedekte echter alles, heel die vreemde uitgestrektheid van de mannelijke helft. Het was op zichzelf een oceaan. Hij moest doorzetten. Hij moest. Maar voor hoelang? Hoelang kon hij dit alles vasthouden?

Als hij teniet kon doen wat Altor met de Ware Bron had gedaan, bedacht Demandred terwijl hij door zijn poort Shadar Logoth binnenstapte, als hij het scherp en ineens tenietdeed, kon dat heel goed de man doden of minstens zijn aanleg tot geleiden wegbranden. Hij had Altors plan geraden zodra hij besefte waar de toegangssleutel zich bevond. Een briljant plan, gaf hij ruimhartig toe, al was het waanzinnig gevaarlijk. Lews Therin was ook altijd een briljant strateeg geweest, zij het niet zo goed als iedereen zei. En lang niet zo briljant als Demandred.

Een blik op de met puin bedekte straat deed hem echter van gedachte veranderen om alles om te keren. Naast hem rees een enorm gebouw met een halve koepel op, waarvan de gebroken en kapotte top ruim tweehonderd voet boven de straat uitstak. Daarboven toonde de hemel het licht van midden op de dag. Boven de gebroken rand van een bouwval verderop in de straat was de lucht echter donker van schaduwen, alsof de nacht reeds inviel. De stad... trilde. Hij kon het door zijn laarzen heen voelen.

Vuur vlamde op in het bos, enorme uitbarstingen geweven van saidin gooiden bomen omhoog op lekkende vlammentongen die op hem afkwamen. Hij was echter al bezig een poort te weven, sprong erdoorheen en liet de poort verdwijnen, waarna hij zo snel mogelijk tussen de met klimplanten begroeide bomen doorrende. Hij ploeterde door sneeuwkuilen en struikelde over verborgen rotsen onder de gevallen bladeren, maar hij bleef rennen. Het poortweb was uit voorzichtigheid omgekeerd, maar dat was bij de eerste poort ook het geval geweest, en hij was soldaat. Al rennend hoorde hij de verwachte ontploffingen. Hij wist even zeker dat ze op zijn poort afsnelden als hij zeker had geweten dat ze tussen de bouwvallen van de stad recht op hem waren afgeschoten. Ze waren nu echter ver genoeg verwijderd om geen gevaar meer op te leveren. Hij hield niet in maar wendde zich in de richting van de toegangssleutel. Door de hoeveelheid saidin die erdoorheen stroomde, had het net zo goed een vlammende pijl aan de hemel kunnen zijn die op Altor wees. Zo, zo. Tenzij iemand in deze vervloekte Eeuw weer een nieuw onbekend Talent had ontdekt, moest Altor een voorwerp hebben verworven, een ter’angreaal, waarmee hij een geleider kon ontdekken. Van wat hij wist van wat de mensen nu het Breken noemden, toen hijzelf zat opgesloten in Shayol Ghul, zou elke vrouw die een ter’angreaal kon maken, haar uiterste best gedaan hebben om zo’n soort angreaal te ontwikkelen. In de oorlog kwam de tegenstander altijd met iets onverwachts en je diende daar een antwoord op te hebben. Hij was altijd goed geweest in oorlogen. Maar eerst moest hij dichterbij zien te komen.

Opeens zag hij even verderop rechts van hem mensen tussen de bomen. Een kale oude man met een kransje wit haar hinkte mee tussen twee vrouwen. Een van hen was op een wilde manier heel knap, de andere verbijsterend knap. Wat deden die hier in het bos? Wie waren ze? Vrienden van Altor of gewoon mensen op de verkeerde plek en het verkeerde tijdstip? Hij aarzelde of hij die onbekenden zou doden. Als hij de Ene Kracht gebruikte, zou hij zich aan Altor verraden. Hij wachtte liever tot ze voorbij waren. Het hoofd van de oude man ging heen en weer alsof hij iets tussen de bomen zocht, maar Demandred betwijfelde of zo’n afgeleefde vent daarvoor nog goede ogen had.

Opeens bleef de oude man staan en wees recht op Demandred, die tot zijn verrassing opeens uit alle macht een saidinweb moest afweren die zijn schild veel harder trof dan eigenlijk mogelijk was, even hard als waartoe hijzelf in staat was. Die hinkepoot was een Asha’man. En een van die twee vrouwen een Aes Sedai, tenminste wat men in deze Eeuw een Aes Sedai noemde, die zich in een cirkel aan de kerel had gekoppeld.

Hij probeerde een eigen aanval op te zetten en hen te verpletteren, maar de oude man bestookte hem onophoudelijk met web na web en hij moest alles inzetten om ze af te weren. De webben troffen ook bomen, die in vlammen werden gehuld of in duizenden splinters uiteenbarstten. Hij was een generaal, een groot generaal; maar een generaal hoefde niet naast de mannen te staan die de eigenlijke strijd leverden. Een generaal gaf bevelen! Met een snauw trok hij zich terug, temidden van het gekraak van brandende bomen en donderende ontploffingen. Weg van de toegangssleutel. Vroeg of laat moest die oude vent moe worden en dan kon hij zich weer bezighouden met het doden van Altor. Als een van de anderen hem tenminste niet voor was. Hij hoopte vurig van niet.

Met de rok opgetrokken tot haar knieën rende Cyndane vloekend weg van haar derde poort zodra ze erdoorheen was. Ze kon horen hoe de ontploffingen de poort naderen, maar ditmaal had ze beseft waarom ze recht op haar afkwamen. Struikelend over door de sneeuw verborgen boomwortels en botsend tegen boomstronken rende ze door. Ze haatte bossen! Gelukkig waren enkele anderen er ook. Ze had gezien hoe die vuurfonteinen ook naar andere plekken waren gesneld. Ze had gevoeld hoe saidar op meerdere plekken met woede werd geweven. Ze smeekte de Grote Heer dat zij als eerste bij Lews Therin mocht komen. Ze wilde hem zien sterven, besefte ze. Daarvoor moest ze dichter bij hem komen.

Ineengedoken achter een omgevallen boomstam zat Osan’gar uit te hijgen van het doodvermoeiende gehol. De maanden waarin hij Corlan Dashiva had gespeeld, hadden zijn afkeer van lichaamsbeweging niet verminderd. De ontploffingen die hem bijna hadden gedood, stierven weg en begonnen toen weer ergens anders, ergens verder weg. Behoedzaam kwam hij omhoog om over de stam heen te kijken. Niet dat hij erop rekende dat hout erg veel bescherming bood. Hij was eigenlijk nooit een echte soldaat geweest. Zijn talenten, zijn genialiteit, lagen elders. Hij had de Trolloks geschapen en daardoor de Myrddraal, die uit de Trolloks waren voortgekomen, en vele andere schepsels die de wereld op haar grondvesten hadden doen schudden en hem befaamd hadden gemaakt. Saidin liet de toegangssleutel fel vlammen, maar hij kon van verschillende kanten ook kleinere hoeveelheden voelen die werden gestuurd.

Hij had erop gerekend hier andere Uitverkorenen te zien, die eerder waren gekomen, en had gehoopt dat ze de klus voor zijn aankomst al zouden hebben geklaard, maar dat was hen zo te zien nog niet gelukt. Het was overduidelijk dat Altor enkele Asha’man had meegenomen, en aan de hoeveelheid saidin te zien in de ontploffingen die op hem waren afgevuurd, had hij ook Callandor bij zich. En misschien enkelen van zijn tamme, zogenaamde Aes Sedai. Hij dook weer weg en beet op zijn lip. Dit bos was een heel gevaarlijke plek, veel gevaarlijker dan hij had verwacht en heel zeker geen geschikte plek voor een genie. Het feit bleef echter wel bestaan dat Moridin hem doodsangst aanjoeg. Die man had hem vanaf het allereerste begin al doodsangst bezorgd. Moridin was altijd al gek op macht geweest, al voordat ze in de Bres waren verzegeld, en na hun bevrijding leek hij te denken dat hij de Grote Heer was. Moridin zou op de een of andere manier zijn vlucht kunnen ontdekken en hem doden. Nog erger, als het Altor lukte, zou de Grote Heer kunnen besluiten Moridin en Altor te doden en vervolgens ook Osan’gar. Om hun dood kon hij zich niet druk maken, maar om die van hem zeer zeker wel.