Выбрать главу

Hij was niet zo goed in het schatten van de tijd aan de stand van de zon, maar het was blijkbaar vlak voor het middaguur. Hij duwde zich omhoog en klopte vergeefs het vuil van zijn kleren. Vol afkeer gaf hij het op en begon van boom naar boom te sluipen. Op een onopvallende manier, tenminste zo stelde hij zich dat voor. Hij sloop in de richting van de toegangssleutel. Misschien zou een van de anderen een eind aan die man maken voor hij in de buurt kwam. Zo niet, dan kreeg hij misschien een kansje om een held te worden. Heel voorzichtig uiteraard.

Verin keek fronsend naar de verschijning links van haar, die een pad tussen de bomen zocht. Ze kon geen ander woord bedenken voor een vrouw die met juwelen door een bos liep, gekleed in een gewaad dat elke kleur aannam tussen zwart en wit en soms zelfs doorzichtig werd! Ze liep niet haastig maar begaf zich wel doelbewust naar de heuvel van Rhand. En tenzij Verin het heel erg mis had, was ze een Verzaker.

‘Blijven we gewoon toekijken?’ fluisterde Shalon woest. Ze was van streek geweest omdat zij de stromen niet mocht versmelten, alsof de kracht van een wilder niet even goed was als die van een Aes Sedai, en het urenlange geworstel door het bos had haar humeur er niet beter op gemaakt.

‘We moeten iets doen!’ zei Kumira zachtjes en Verin knikte, ik stond net te denken wat.’ Een schild, besloot ze. Een gevangen Verzaker kon heel nuttig blijken.

Ze gebruikte alle kracht van haar cirkel, weefde haar schild en zag tot haar afgrijzen hoe dat werd teruggekaatst. De vrouw had saidar al omhelsd, al gloeide ze niet, en ze was ongelooflijk sterk. Ze kreeg geen tijd meer om iets anders te bedenken, want de goudblonde vrouw had zich al omgedraaid en geleidde. Verin kon de weving niet zien maar ze wist wanneer er een aanslag op haar leven werd gepleegd en ze was van te ver gekomen om hier te sterven.

Eben trok de mantel om zich heen en wenste dat hij de kou beter kon negeren. Bij gewone kou kon hij dat, maar het lukte hem niet bij deze wind, die was opgestoken nadat de zon haar hoogste punt voorbij was gegaan. De drie zusters die aan hem waren gekoppeld, lieten hun mantels gewoon aan de wind over terwijl ze probeerden alle kanten tegelijk uit te kijken. Daigian leidde de cirkel, vanwege hem, dacht Eben, maar ze putte zo lichtjes saidin dat hij amper een fluistering door zich heen voelde gaan. Ze wilde het waarschijnlijk pas gebruiken als het echt moest. Hij deed haar kap weer terug over haar hoofd en ze schonk hem een glimlach. De binding bracht haar genegenheid over en de zijne naar haar, nam hij aan. Ooit zou hij wellicht van die kleine Aes Sedai kunnen gaan houden. De enorme stroom saidin achter hem was er de oorzaak van dat hij niet meer precies wist op welke plaatsen er nog meer geleid werd, maar hij voelde wel hoe anderen de Ene Kracht stuurden. Elders was de strijd begonnen, maar tot dusver hadden zij met z’n vieren alleen maar rondgelopen. Dat vond hij echter niet zo erg. Hij was in Dumaisbron geweest en had tegen de Seanchanen gevochten. Hij had ervan geleerd dat veldslagen in een speelmanverhaal lolliger waren dan in het echt. Wat hem wel ergerde was dat hij deze cirkel niet mocht leiden. Natuurlijk had Jahar de leiding ook niet gekregen, maar hij dacht dat Merise zich wel zou vermaken door Jahar op zijn neus een koekje te laten balanceren. Damer had daarentegen wel de leiding van zijn cirkel gekregen. Enkel omdat die man een paar jaar ouder was, nou ja, niet een paar jaar, want hij was ouder dan Ebens vader, maar dat was toch geen reden voor Cadsuane om hem aan te kijken alsof hij een...

‘Kunnen jullie me helpen? Ik ben blijkbaar de weg kwijt en mijn paard is ervandoor.’ De vrouw die achter een boom voor hen vandaan kwam, droeg niet eens een mantel. In plaats daarvan droeg ze een gewaad van donkergroene zijde met zo’n lage halslijn dat de helft van haar fraaie borsten zichtbaar was. Golven ravenzwart haar omkransten een knap gezicht met groene ogen die fonkelden toen ze glimlachte.

‘Een vreemde plek om te gaan rijden,’ merkte Beldeine achterdochtig op. De knappe Groene was niet blij geweest toen Cadsuane Daigian de leiding had gegeven en ze had elke gelegenheid aangegrepen om haar mening over Daigians beslissingen bekend te maken, ik was niet van plan zo ver door te rijden,’ zei de vrouw, die nu dichterbij kwam. ‘Ik zie dat u allen Aes Sedai bent. Met een... huisknecht? Weet u wat al die opwinding te betekenen heeft?’ Opeens voelde Eben hoe het bloed uit zijn gezicht wegtrok. Wat hij voelde was onmogelijk! De vrouw keek hem verbaasd fronsend aan, en hij deed het enige dat hij kon.

‘Ze houdt saidin vast!’ schreeuwde hij en wierp zich op haar terwijl hij voelde hoe Daigian enorme hoeveelheden van de Ene Kracht putte.

Cyndane hield iets in toen ze zo’n honderd pas voor haar een vrouw tussen de bomen zag staan. Een lange, geelblonde vrouw die kalm stond te kijken hoe ze aan kwam lopen. Het gevoel dat elders met de Kracht strijd werd geleverd, maakte haar voorzichtig maar gaf ook hoop. De vrouw droeg eenvoudige wollen kleding, maar haar vele sieraden deden het voorkomen alsof ze een rijke vrouwe was. Met saidar in zich kon Cyndane de fijne kraaienpootjes bij de ogen zien. Dus niet een van die vrouwen die het tegenwoordig waagden zich Aes Sedai te noemen. Maar wie dan? En waarom stond ze daar op een manier alsof ze Cyndane tegen ging houden? Het deed er ook niet toe. Als ze nu geleidde, zou ze zich verraden, maar ze had tijd genoeg. De Kracht zorgde er nog steeds voor dat de toegangssleutel straalde als een baken. Lews Therin leefde nog. Al stonden de ogen van die vrouw nog zo woest, een dolk zou met haar afrekenen, als ze haar echt tegen wilde houden. En enkel voor het geval zij een zogenaamde wilder was, bereidde Cyndane een geschenkje voor, een omgekeerd web, dat ze pas zou zien wanneer het te laat was. Opeens verscheen de gloed van saidar rond de vrouw, maar de klaargemaakte bol vuur schoot al uit Cyndanes hand, hopelijk te klein om te worden ontdekt, maar groot genoeg om een gat door de vrouw te branden die...

Toen de bol bij de vrouw kwam en bijna zo dichtbij was dat haar kleren moesten gaan schroeien, werd het vuurweb ontrafeld. De vrouw deed niets! Het web viel gewoon uit elkaar! Cyndane had nog nooit gehoord van een ter’angreaal die een web kon verbreken, maar zoiets moest het zijn.

Toen sloeg de vrouw terug en kreeg ze een tweede schok te verduren. Ze was sterker dan Cyndane was geweest voor de Aelfinn en Eelfinn haar hadden vastgehouden. Dat was onmogelijk. Geen enkele vrouw kon sterker zijn. Ze moest ook nog over een angreaal beschikken. Haar geschoktheid verdween toen ze de stromen van de ander door kon snijden. Zij wist dus niet hoe ze die om kon keren. Wellicht zou dat in haar voordeel werken. Ze moest zien hoe Lews Therin stierf! De lange vrouw schokte toen haar afgesneden stromen naar haar terugsloegen, maar terwijl ze anders ging staan, geleidde ze opnieuw. Met een snauw vocht Cyndane terug en de aarde beefde onder hun voeten. Ze moest hem zien sterven! Dat móést!

De hoge heuveltop was niet echt in de buurt van de toegangssleutel, maar desondanks glansde die sleutel zo helder in Moghediens hoofd dat ze hongerde naar een klein slokje uit die onmetelijke saidarvloed. Zoveel vast te houden, een duizendste deel ervan, zou extase betekenen. Ze hongerde ernaar, maar ze was niet van plan verder te lopen dan dit uitkijkpunt in het bos. Alleen de dreiging van Moridins handen die haar cour’souvra streelden, had haar aangezet toch hierheen te komen. Ze was met opzet traag geweest in de hoop dat het voorbij zou zijn voor zij gedwongen werd iets te doen. Ze had altijd vanuit het verborgene gewerkt, maar had reeds voor een aanval moeten vluchten zodra ze was aangekomen. Op ver van elkaar gelegen plekken in het bos voor haar zag ze bliksems en vuur, soms geweven van saidar, soms van saidin, opflitsen en opvlammen onder de middagzon. Zwarte rook steeg in dikke pluimen omhoog van brandende bomen en donderende ontploffingen rolden rond. Wie hier vochten, overleefden of stierven, waren zaken waarin ze geen belang stelde. Al zou het wel prettig zijn als Cyndane of Graendal omkwamen. Of allebei. Moghedien zou niet sterven, zij zou zich niet als een dolle in de strijd werpen. En of dat nog niet erg genoeg was, stond er nog iets anders achter die vurige sleutel boven het woud, een onmetelijke, platte, zwarte koepel. Ze kromp ineen toen er een rimpeling over het donkere oppervlak gleed en de koepel zich merkbaar hoger uitstrekte. Het was waanzin daar nog dichterbij te komen, wat het ook was. Moridin wist niet wat ze hier wel of niet deed. Ze trok zich terug tot achter de heuveltop, weg van de stralende sleutel en die vreemde koepel. Ze ging zitten en deed wat ze in een ver verleden zo vaak had gedaan. Vanuit de schaduw toekijken en overleven.