In zijn hoofd zat Rhand te krijsen. Hij was er zeker van dat hij krijste, dat Lews Therin krijste, maar hij hoorde geen van beide stemmen. De smerige oceaan van de smet stroomde door hem heen en de snelheid van de stroom maakte een zwiepend geluid. Getijdestromen van vuil sloegen op hem neer. Woedende stormen vuil rukten aan hem. De reden waarom hij nog steeds de Kracht beheerste, was de smet – een andere reden kon hij niet bedenken. Saidin kon veranderen en opvlammen en hem wellicht doden, maar hij zou het nooit weten. Die smerig stinkende vloed overweldigde al het andere en hij kon zich nog net aan zijn vingertoppen vasthouden om er niet door te worden meegesleurd. De smet bewoog. Dat was nu het enige dat van belang was. Hij moest vasthouden.
‘Wat kun je me vertellen, Min?’ Cadsuane bleef staan ondanks haar vermoeidheid. Dat schild het grootste deel van de dag vasthouden was genoeg om iedereen uit te putten.
Er was al enige tijd geen aanval meer op de heuveltop gedaan en de enige geleiding die ze nog kon voelen, kwam van Nynaeve en de jongen. Elza liep eindeloos rond over de heuveltop, nog steeds gekoppeld aan Merise en Jahar, maar er was nu niets voor haar te doen, alleen de heuvels rondom hen in het oog houden. Jahar zat op een rots en hield het zacht glanzende zwaard Callandor als een kind in zijn arm. Merise zat naast hem op de grond, met haar hoofd tegen zijn knie, en hij streelde haar haren. ‘Nou Min?’ wilde Cadsuane weten.
Het meisje keek boos op vanuit de kuil waar Tomas en Moad haar en Harine hadden vastgehouden. Gelukkig waren de mannen zo verstandig geweest om te aanvaarden dat ze geen deel konden uitmaken van dit gevecht. Harine keek boos en dof, en de mannen hadden Min meermalen moeten tegenhouden toen ze naar die jongen Altor wilde gaan. Ze hadden zelfs haar messen en dolken afgepakt nadat ze had geprobeerd die wapens te gebruiken, ik weet dat hij leeft,’ mompelde het meisje, ‘en ik denk dat hij pijn heeft. Als ik kan voelen dat hij pijn heeft, betekent dat meestal dat hij het besterft van de pijn. Laat me naar hem toegaan.’
‘Je loopt nu alleen maar in de weg.’
Cadsuane negeerde het gegrom van ergernis en liep over de oneffen grond naar Rhand en Nynaeve; slechts heel kort wendde ze haar blik even van hen af. Zelfs op een afstand van vele spannen zag de duizend voet hoge, zwarte koepel er ontzaglijk uit. En de koepel groeide nog steeds. Het oppervlak leek van zwart staal te zijn, al fonkelde het niet in het licht van de middagzon. Als het al iets deed, dan was het verduisteren.
Rhand zat er nog precies zo bij als in het begin. Een onbeweeglijk, nietsziend beeld bij wie het zweet van zijn gezicht droop. Als hij het bestierf van de pijn, zoals Min zei, dan liet hij dat niet merken. Als Min gelijk had, dan wist Cadsuane niet wat eraan gedaan kon worden of wat ze eraan durfde te doen. Hem nu te storen, op welke manier ook, kon heel nare gevolgen hebben. Ze wierp een blik op de groeiende zwarte koepel en gromde. Hem aan dit alles te laten beginnen kon wel eens de eerste stap naar narigheid zijn geweest. Kreunend gleed Nynaeve van de grijze steen waarop ze al die tijd had gezeten. Haar kleding was drijfnat van het zweet en haar haren plakten aan haar glimmende gezicht. Haar oogleden knipperden zwakjes en haar borsten gingen zwaar op en neer, alsof ze wanhopig lucht naar binnen zoog. ‘Niet meer,’ zuchtte ze kreunend. ‘Meer kan ik niet verdragen.’
Cadsuane aarzelde, iets dat ze gewoonlijk nooit deed. Het meisje kon de cirkel pas uit als de jonge Altor haar losliet, maar tenzij de Choedan Kal hetzelfde gebrek had als Callandor, zou ze beschermd moeten zijn tegen het putten van te veel van de Kracht, zodat dat haar niet kon deren. Maar nu diende ze echter als een soort leiding voor veel meer saidar dan de hele Witte Toren met al haar angrealen en sa’angrealen samen had kunnen beheersen. Na zoveel door haar heen te hebben gekregen, en dat urenlang, moest ze wel bijna sterven van uitputting.
Cadsuane knielde naast het meisje neer en legde de zwaluw naast haar op de grond. Ze nam Nynaeves hoofd in beide handen en verminderde de hoeveelheid saidar die ze in het schild stuurde. Haar kundigheid met Heling was niet zeer groot, maar ze kon iets van Nynaeves uitputting wegsluizen, zonder zelf om te vallen. Ze was zich er heel goed van bewust dat het schild boven hen nu was verzwakt en ze vormde zo snel mogelijk de weving om Nynaeve te helen.
Osan’gar klauterde naar de heuveltop en liet zich op z’n buik op de grond vallen. Glimlachend gleed hij opzij om zich achter een boom te verschuilen. Van hieraf kon hij, met saidin in zich, de volgende heuvelkam heel goed onderscheiden. Evenals de mensen die daar aanwezig waren. Het waren er minder dan hij had gedacht. Een vrouw deed langzaam de ronde over de heuveltop terwijl ze alle kanten opkeek, maar alle anderen zaten stil. Jahar hield het glanzende zwaard Callandor in zijn armen terwijl een vrouw haar hoofd op zijn knie had gelegd. Osan’gar zag twee andere vrouwen; de een was naast de ander neergeknield, maar ze werden half verborgen door een mannenrug. Hij hoefde het gezicht van die man niet te zien om te weten dat het Altor was. De sleutel op de grond zei zijn naam. Osan’gars ogen waren op die fel glanzende sleutel gericht, glanzender dan de zon, dan duizend zonnen. Wat hij daarmee niet kon doen! Jammer dat hij samen met Altor vernietigd moest worden. Niettemin kon hij Callandor grijpen als Altor dood was. Niemand van de Uitverkorenen had meer dan een angreaal. Zelfs Moridin zou voor hem buigen als hij dat kristallen zwaard eenmaal had. Nae’blis? Osan’gar zou de Nae’blis worden genoemd, nadat hij Altor had vernietigd en ongedaan had gemaakt wat de man hier had verricht. Zacht lachend weefde hij lotsvuur. Wie zou ooit hebben gedacht dat hij uiteindelijk de held van de dag zou worden?
Langzaam liep Elza over de heuveltop en nam de beboste heuvels rondom haar op. Opeens bleef ze staan toen ze een flits van beweging vanuit haar ooghoeken opving. Ze draaide haar hoofd langzaam om, maar niet helemaal naar de heuvel waar ze die flits had opgemerkt. De dag was heel moeilijk voor haar geweest. Tijdens haar gevangenschap in de Aieltenten bij Cairhien was ze ervan doordrongen geraakt dat de aanwezigheid van de Herrezen Draak in de Laatste Slag het enige was dat belangrijk was. Dat was haar zo verblindend duidelijk geworden dat het haar verbaasde dit niet eerder te hebben ingezien. Nu wist ze het zonneklaar, even klaar als saidar haar nu het gezicht van de man toonde die zich op de heuvel probeerde te verbergen terwijl hij om een stam gluurde. Vandaag was ze gedwongen de Uitverkorenen te bestrijden. De Grote Heer zou het zeker begrijpen als ze er echt een doodde, maar Corlan Dashiva was slechts een Asha’man. Dashiva hief zijn hand naar haar heuvel en ze onttrok zoveel mogelijk aan Callandor in Jahars handen. Saidin leek een gepast middel voor zijn vernietiging. Een enorme bol vonkend vuur omgaf de andere heuveltop in rood, goud en blauw. Toen het vuur verdween, had de andere heuvel een vlakke top die zich zo’n vijftig voet lager bevond.