Выбрать главу

Moghedien wist niet eens zeker waarom ze zo lang was gebleven. Er waren nog maar enkele uren daglicht te gaan en het bos was stil. Afgezien van de sleutel kon ze nergens iets van geleiding merken. Dat wilde niet zeggen dat er niet ergens een heel kleine hoeveelheid werd gebruikt, maar dat was niets vergeleken met de razernij die hier eerder had gewoed. De strijd was voorbij en de andere Uitverkorenen waren dood of gevlucht. Overduidelijk een nederlaag, aangezien de sleutel in haar geest nog steeds vurig vlamde. Het was verbazingwekkend dat de Choedan Kal met zo’n hoeveelheid zo lang onafgebroken kon worden gebruikt.

Ze lag op haar buik op de top van haar hoge uitkijkpunt, met de kin op haar handen, en ze keek naar de grote koepel. Zwart leek niet meer het beste woord ervoor. Er was geen woord voor, maar zwart was hiermee vergeleken lichtgrijs. De koepel was inmiddels uitgegroeid tot een halve bol die als een berg ongeveer twee span of meer naar de hemel uitstak. Eromheen lag een dikke laag schaduw, alsof het ook het laatste licht uit de lucht opslorpte. Ze kon maar niet begrijpen waarom ze niet bang was. Dat ding kon groeien tot het de hele wereld omvatte of misschien de wereld verbrijzelen, zoals Aran’gar had gezegd. Maar als dat gebeurde, was er geen veilige plek en geen schaduw voor de Spin om zich te verbergen. Opeens kronkelde er iets op uit dat donkere, gladde oppervlak; het leek wel een vlam, als een vlam zwarter dan zwart kon zijn, toen nog een en nog een, tot de koepel kolkte van een hels zwart vuur. Het gebrul van tienduizend donderstormen zorgde ervoor dat ze haar handen tegen haar oren drukte en gilde, maar het gegil ging in dit tumult verloren. De bol klapte in een tel tijd in elkaar tot een speldenpunt, tot niets. Daarna ontstond er een huilende wind, die naar de vernietigde koepel snelde en haar over de rotsgrond meesleurde, ook al klauwde ze met haar nagels wanhopig naar houvast. Ze rolde tegen bomen aan en werd in de lucht getild. Vreemd genoeg voelde ze nog steeds geen vrees. Ze dacht dat als ze dit overleefde, ze nooit meer angst zou kennen.

Cadsuane liet het ding dat een ter’angreaal was geweest op de grond vallen. Het kon geen vrouwenbeeldje meer worden genoemd. Het gezicht stond even wijs en ernstig als eerst, maar het lijf was gebroken en vertoonde bobbels aan de kant die was gesmolten. Ook de arm met de kristallen bol was gesmolten en de bol lag in scherven rond het kapotte beeldje. Her mannenbeeldje was nog heel en al in haar zadeltas opgeborgen. Ook Callandor was veilig opgeborgen. Het was maar beter geen verleidelijke voorwerpen op deze heuveltop te laten slingeren. Waar ooit Shadar Logoth had gelegen, was nu een volmaakt ronde opening in het bos. In het licht van de ondergaande zon kon ze nog net de andere kant zien, die in de aarde omlaag liep.

Lan leidde zijn hinkende strijdros de helling op en liet de teugels van de zwarte hengst vallen toen hij Nynaeve languit onder haar mantel op de grond zag liggen. De jonge Altor lag naast haar, ook onder zijn mantel, terwijl Min tegen hem lag aangekruld met haar hoofd op zijn borst. Ze had haar ogen dicht maar aan haar glimlachje te zien, sliep ze niet. Lan keek amper naar hen toen hij het laatste stuk kwam aanhollen en zich op zijn knieën liet vallen om Nynaeves hoofd teder op zijn arm te leggen. Ze bewoog net zo weinig als de jongen. ‘Ze zijn slechts bewusteloos,’ zei Cadsuane. ‘Corele zegt dat het beter is als ze uit zichzelf herstellen.’ Hoelang dat zou duren, wilde Corele niet zeggen. En Damer evenmin. De wonden in de zij van de jongen waren niet veranderd, al had Damer erop gerekend dat dat zou gebeuren. Het was allemaal heel verontrustend. Wat verder op de heuvel stond de kale Asha’man over een kreunende Beldeine gebogen. Zijn vingers bewogen druk boven haar hoofd, terwijl hij zijn vreemde Heling weefde. Hij had het druk gehad in het laatste uur. Alivia bleef voortdurend stomverwonderd rondkijken en haar arm bewegen, die zowel gebroken was geweest als tot het bot toe verbrand. Sarene liep wat onvast, maar dat was slechts vermoeidheid. Ze was daarginds in her bos bijna gestorven en ze had nog steeds grote ogen door die ervaring. Witte zusters waren dat soort dingen niet gewend.

Niet iedereen had zoveel geluk gehad. Verin en de vrouw van het Zeevolk zaten naast Kumira’s lichaam, dat was bedekt door een mantel. Hun lippen prevelden een gebed om de genade van het Licht en Nesune probeerde onhandig een huilende Daigian te troosten, die het lichaam van de jonge Eben wiegde als een pasgeboren kind. Groenen waren aan dat soort dingen gewend, maar Cadsuane hield er niet van om twee van haar mensen te verliezen in ruil voor niet meer dan wat geschroeide Verzakers en een dode afvallige Asha’man. ‘Het is schoon,’ zei Jahar zachtjes. Ditmaal zat Merise en rustte zijn hoofd in haar schoot. Haar blauwe ogen stonden even streng als altijd, maar ze aaide zachtjes over zijn zwarte haren. ‘Het is schoon.’ Cadsuane keek Merise recht in de ogen, over het hoofd van de jongen heen. Damer en Jahar hadden beiden hetzelfde gezegd. De smet was weg, maar hoe wisten ze zeker dat er geen flarden waren achtergebleven? Met Merises toestemming had ze zich aan de jongen gekoppeld, maar ze voelde niets van wat de andere Groene zuster had beschreven. Hoe kon ze er zeker van zijn? Saidin was zo’n vreemde chaos dat alles erin verborgen kon blijven.

‘Ik wil weg zodra de andere zwaardhanden terugkeren,’ verkondigde ze. Er waren nog te veel vragen waarop ze geen passend antwoord had gevonden, maar ze had de jonge Altor nu en ze was niet van plan hem kwijt te raken.

De nacht viel. Op de heuveltop blies de wind stof over de resten van wat vroeger een ter’angreaal was geweest. Eronder lag de graftombe van Shadar Logoth, open, om de wereld hoop te geven. En op het verre Tremalkin verspreidde zich het nieuws dat de Tijd van de Waan ten einde was.

Appendix

A

Aanvaarde – Jonge vrouw in opleiding tot Aes Sedai die een zekere beheersing in het geleiden van de Ene Kracht heeft ontwikkeld en gedeeltelijk zelf mag bepalen waT ze leert. Na haar verheffing tot Aes Sedai wordt zij opgenomen in een Ajah en mag zij de stola met de Ajah-kleur dragen.

Ablar, Logain – Geldaanse geleider (geboren in 972 NE) die ooit beweerde de Herrezen Draak te zijn. Door hem braken in Geldan, Altara en Morland oorlogen uit. Hij werd gestild en was een gevangene van de Witte Toren, maar ontsnapte tijdens de opstand tegen Siuan Sanche. Met Siuan, Leane en Min trok hij naar Salidar, waar Nynaeve zijn gestilde gave heelde. Deze ontdekking bewees dat stillen niet permanent hoeft te zijn. Logain ontsnapte vervolgens en trok naar de Zwarte Toren. Hij heeft diverse Aes Sedai gebonden. Zie: Valse Draak, Stillen.

A’dam – Voorwerp dat een geleidster tegen haar wil knecht. Alleen bruikbaar voor een vrouw die kan geleiden of dat kan leren, nutteloos voor andere vrouwen. De Seanchaanse versie bestaat uit een hals- en een armband, verbonden door een ketting, alle gemaakt van een zilverachtig metaal. Het aanraken van een a’dam die gedragen wordt door een geleidster, doet een geleider veel pijn. Zie ook: Damane.

Aes Sedai – In de Oude Spraak: Dienaren van Allen. Geleiders van de Ene Kracht. In een ver verleden zowel mannen als vrouwen, tegenwoordig alleen vrouwen. In veel landen gevreesd, maar ook wijd en zijd geëerd. Velen wijten het Breken van de Wereld aan hen, en verdenken hen van inmenging in landsaangelegenheden. Na enkele jaren geleiden krijgen ze een leeftijdloos uiterlijk, waardoor hun leeftijd moeilijk te bepalen is. Er zijn naar schatting ongeveer 900 Aes Sedai, waarvan 294 in de Toren onder Elaida. Een iets kleiner aantal volgt Egwene. Zie ook: Ajah, Amyrlin Zetel, Geleiden, Talenten, Tar Valon, Ware Bron.

Aiel – Afstammelingen van de Da’shain Aiel, dienaren van de Draak in de Eeuw der Legenden. Deze Da’shain volgden allen de geweldloze Weg van het Blad. De voorouders van de Aiel braken deze eed in de Tijd van Waanzin, toen hun volk werd uitgemoord door bandieten. In de loop der tijd ontwikkelden de Aiel zich tot dodelijke krijgers op elk wapen behalve het zwaard, dat ze nooit aanraken. Uiteindelijk vestigden zij zich in de Woestenij en vergaten hun verleden, op de Wijzen en stamhoofden na. De onthulling van dit geheim bevestigde dat Rhand Altor de voorspelde leider is, maar leidde ook tot een bittere broedertwist. Zie ook: Aielstammen, Grauwheid, Mera’din, Shaido, Sibbe.