Выбрать главу

Faile schrok en liet bijna de aardewerken kom vallen. Ze duwde hem naar de gai’shain en probeerde net te doen alsof ze dat de hele tijd al van plan was geweest. De kom was trouwens toch leeg. De man begon hem kalm te vullen met de hete thee uit zijn waterzak. Heling? Ze bedoelde toch zeker niet...

‘Goed dan,’ zei Therava en gaf de vrouwelijke gai’shain een duw zodat die wankelde. ‘Doe het snel, kleine Lina. Ik weet dat je me niet wilt teleurstellen.’

Galina kon nog net voorkomen dat ze viel en wankelde naar de gevangenen toe. Op sommige plaatsen zakte ze tot haar knieën in de sneeuw weg en sleepte haar rok door de sneeuw, maar ze was vastbesloten haar doel te bereiken. In haar grote ogen waren angst en afkeer te zien, evenals... ijver?

Sevanna maakte haar rondje af en keerde terug naar een plek waar Faile haar duidelijk kon zien. Ze trok de teugels aan en keek naar de Wijzen. Haar volle lippen waren stijf op elkaar geperst. De ijzige wind deed haar mantel rimpelen, maar ze leek het niet te merken, net als de sneeuw op haar hoofd. ‘Ik heb zojuist bericht ontvangen, Therava.’ Haar stem klonk kalm al flitsten er bliksems uit haar ogen. ‘Vannacht slaan we met de Jonine het kamp op.’

‘Een vijfde sibbe,’ antwoordde Therava vlak. Ook haar leken de wind en de sneeuw niet te deren. ‘Vijf, terwijl er nog achtenzeventig over alle windstreken verspreid zijn. Het is goed dat je je eed herinnert om de Shaido weer te verenigen, Sevanna. We kunnen niet eeuwig wachten.’

Het waren niet langer bliksems. Sevanna’s ogen spuwden vuur. ‘Ik doe altijd wat ik zeg, Therava. Het is goed dat je dat nog weet. En vergeet niet dat je mij raad geeft. Ik spreek voor het stamhoofd.’ Ze draaide haar paard om en spoorde het dier aan om terug te galopperen naar de stroom mensen en wagens, maar geen enkel paard had dat in die dikke laag sneeuw kunnen klaarspelen. De zwarte ruin slaagde er wel in iets sneller te stappen, maar het was niet veel. Met uitdrukkingsloze maskers keken Therava en Someryn paard en ruiter na tot de sneeuw haar onzichtbaar maakte. Een belangrijk gesprekje, althans voor Faile. Ze herkende wederzijdse haat en spanning die zo strak stond als een harpsnaar. Een zwakheid die uitgebuit kon worden. Blijkbaar waren niet alle Shaido hier, hoewel het er aan de onophoudelijk voorbijtrekkende stroom te zien meer dan genoeg leken. Toen kwam Galina bij haar en werd al het andere uit haar gedachten verdreven.

Galina probeerde haar kalm en beheerst aan te kijken, maar slaagde daar niet goed in. Zonder iets te zeggen, omvatte ze met beide handen Failes hoofd. Misschien snakte Faile nog naar adem, maar ze wist het niet zeker. De wereld leek voorbij te vliegen toen ze half en half opveerde. Uren verstreken of haar hartslag vertraagde. De in het wit geklede vrouw stapte achteruit en Faile zakte in elkaar, met haar gezicht op de bruine deken, waar ze tegen de ruwe wol lag uit te hijgen. Haar voeten deden geen pijn meer, maar Heling veroorzaakte altijd honger en na het ontbijt van gisteren had ze niets meer gegeten. Ze had bordenvol met alles wat op voedsel leek kunnen opslokken. Ze voelde zich niet langer moe, maar haar spieren leken nu van water in plaats van pudding. Ze duwde zich op met armen die haar gewicht niet wilden dragen en trok onhandig de grijsgestreepte deken weer om haar heen. Ze voelde zich verbijsterd, niet alleen door wat ze had gezien voordat Galina haar vastpakte, maar ook door de Heling zelf. Dankbaar liet ze toe dat de man met de littekens een dampende kom thee tegen haar mond zette. Ze wist niet zeker of haar vingers hem hadden kunnen vasthouden.

Galina verknoeide geen tijd. De verdwaasde Alliandre had plat op haar gezicht gelegen en probeerde nu omhoog te komen, terwijl haar roodgestreepte deken op de grond gleed. Haar rode striemen waren natuurlijk verdwenen. Maighdin lag nog tussen haar twee dekens. Haar uitgestrekte armen en benen schoten wild schokkend alle kanten op, terwijl ze zwakjes trachtte zich te beheersen. Galina had nu haar handen om Chiads hoofd gelegd en Chiad veerde met uitgestrekte armen recht overeind, terwijl met een luide zucht alle adem leek te ontsnappen. De gelige bult op haar gezicht verdween, zag Faile. De Speervrouwe viel verstijfd neer, maar bewoog bijna meteen weer, terwijl Galina doorging met Bain.

Faile schonk al haar aandacht aan het drinken van de thee en dacht verwoed na. Het goud om Galina’s vinger was een Grote Serpent-ring. Als die Heling niet had plaatsgevonden, had ze wellicht gedacht dat het een vreemd geschenk was van die onbekende die Galina ook haar andere sieraden moest hebben gegeven. Galina was een Aes Sedai. Dat moest wel. Maar wat deed een Aes Sedai hier in gai’shain-kleren? En ook nog volkomen bereid om de voeten van Sevanna en Therava te kussen! Een Aes Sedai!

Galina stond rechtop achter de ineengezakte Arrela, de laatste in de rij, en hijgde licht na de inspanning om zoveel mensen zo snel te helen. Ze wierp een blik op Therava alsof ze op lof hoopte. Maar zonder haar een blik te gunnen begaven de twee Wijzen zich naar de stroom Shaido. Ze praatten zachtjes, met hun hoofden dicht bij elkaar. De Aes Sedai trok een lelijk gezicht, hield haar rok op en haastte zich zo snel mogelijk achter hen aan. Ze keek echter een aantal keren om. Faile had het gevoel dat ze zelfs nog omkeek toen de vallende sneeuw al een gordijn tussen hen vormde. Er kwamen nog meer gai’shain aanlopen. Een tiental mannen en vrouwen. Slechts een ervan was een Aiel, een slanke rossige met een smal wit litteken van haargrens tot kaak. Faile herkende een kleine bleke Cairhienin en vermoedde van anderen dat ze Amadicianen of Altaranen waren. Ze waren langer en donkerder en er was zelfs een gebronsde Domani bij. De Domani en een van de andere vrouwen droegen brede gordels van glanzende gouden kettingen strak om hun middel en kragen van platte schakels rond de nek. Net als een van de mannen! In elk geval leken sieraden bij gai’shain onbelangrijk, hoogstens merkwaardig, zeker nu voedsel en kleren werden gebracht. Sommigen droegen manden met broden, gele kaas en gedroogd vlees. De aanwezige gai’shain schonken uit hun waterzakken nog meer thee om het eten mee weg te spoelen. Faile was niet de enige die haar mond onbetamelijk snel volpropte. Ze kleedde zich onhandig aan, haar gedachten meer gericht op snelheid dan op zedigheid. De witte mantel met kap en de twee dikke onderkleden leken wonderbaarlijk warm. Prima om de koude lucht buiten te sluiten, evenals de dikke wollen sokken en de zachte Aiellaarzen, die tot haar knieën konden worden dichtgeknoopt. Zelfs de laarzen waren witgebleekt, maar ze vulden het gat in haar maag niet. Het vlees was zo taai als leer, de kaas bijna steenhard en het brood niet veel zachter, maar alles smaakte haar heerlijk! Ze watertandde bijna bij elke hap. Terwijl ze op de kaas kauwde, knoopte ze de laatste laarsveter vast en stond op, waarbij ze haar kleren gladstreek. Toen ze wat brood wilde pakken, haalde een plompe, eenvoudige vrouw met vermoeide ogen een gordel van gouden schakels uit een linnen zak die aan haar schouder hing. Faile slikte haastig alles door en deed een stap naar achteren. ‘Dat heb ik liever niet, dank u wel.’ Ze had het vage gevoel dat ze er niet goed aan deed die opsmuk als onbelangrijk af te doen.

‘Wat jij wilt, doet er niet toe,’ antwoordde de vrouw vermoeid. Haar Amadiciaanse tongval klonk heel beschaafd. ‘Van nu af dien je vrouwe Sevanna. Je draagt wat je gegeven wordt en doet wat je wordt opgedragen, anders zul je net zolang gestraft worden tot je het verkeerde van je manieren inziet.’

Enkele stappen verder weerde Maighdin de Domani af die probeerde haar een kraagband om te doen. Alliandre schoof weg van de man met de gouden kettingen. Ze had de handen omhoog en leek ziek. Hij hield haar ook zo’n gordel voor. Het Licht zij dank keken beiden nu echter wel naar Faile. Misschien had die afranseling in het bos toch enig nut gehad.

Faile zuchtte luid en diep en gaf hun een knikje, waarna ze de gai’shain toestond haar de brede gordel om te doen. Op haar voorbeeld lieten de andere twee hun handen zakken. Het leek voor Alliandre een klap te veel. Ze stond in het niets te staren tot ze de gordel en kraag om had. Maighdin deed haar best om de slanke Domani met haar ogen te vermoorden. Faile probeerde bemoedigend te glimlachen, maar het viel haar moeilijk. Gordel en band konden even gemakkelijk worden verwijderd als ze waren omgedaan, maar een gai’shain die ‘vrouwe Sevanna’ diende, zou zeker goed in het oog worden gehouden. De ene ramp stapelde zich op de andere. Vanaf nu moest alles wel beter gaan. Dat moest gewoon.