Выбрать главу

Al snel worstelde Faile zich op wiebelige benen door de sneeuw verder in het gezelschap van een struikelende, dof kijkende Alliandre en een razende Maighdin. Ze waren omringd door gai’shain, die lastdieren leidden, grote afgedekte manden op de rug droegen of volle kruiwagens duwden, waarvan de wielen op houten glijplanken waren gebonden. Karren en wagens leken op arren of hadden brede glijders, terwijl de wielen boven op de in sneeuw gehulde vracht lagen. De Shaido mochten dan niet bekend zijn met sneeuw, ze hadden wel iets geleerd over hoe je het beste in de sneeuw kon reizen. Faile, Alliandre en Maighdin droegen of duwden niets, maar de plompe Amadiciaanse had hun wel duidelijk gemaakt dat ook van hen werd verwacht dat ze de volgende dag en de dagen erna iets zouden dragen of trekken. Ze wist niet hoeveel Shaido zich nu verplaatsten, maar het leek een heel grote stad, zo niet een gehele natie. Kinderen onder de twaalf of dertien reden op de karren en wagens, maar alle anderen liepen. Alle mannen waren gekleed in de cadin’sor, maar de meeste vrouwen droegen rokken, hemden en omslagdoeken zoals de Wijzen en de meeste mannen droegen slechts een speer of helemaal geen wapen en leken zachter van aard dan de gewapende mannen. Zacht, zoals steen zachter was dan graniet. Tegen de tijd dat de Amadiciaanse wegging, zonder haar naam te noemen en zonder nog iets meer te zeggen dan dat ze moesten gehoorzamen of anders gestraft zouden worden, besefte Faile dat ze Bain en de anderen ergens in de vallende sneeuw uit het oog was verloren. Niemand dwong haar op een bepaalde plaats te blijven, dus ploeterde ze vermoeid van voor naar achter door de stoet, vergezeld van Alliandre en Maighdin. Dat ze haar handen in de mouwen gevouwen hield hemoeilijkte het lopen, vooral als ze door dikke sneeuw moest waden, maar ze bleven wel warm. Warmer dan op een andere manier tenminste. De wind zorgde ervoor dat ze hun kappen goed ophielden. Ondanks de kenmerkende gouden gordels besteedden noch de Shaido noch de gai’shain enige aandacht aan hen. Hoewel ze verschillende keren heen en weer liepen, bleek de zoektocht vruchteloos. Overal waren mensen in witte kleding en elke diep over het gezicht getrokken kap kon haar reisgezellen verborgen houden. ‘We moeren ze vanavond gaan zoeken,’ zei Maighdin ten slotte. Het lukte haar, zij het wat onbeholpen, echt door de diepe sneeuwlaag te schrijden. Haar blauwe ogen keken woest uit de holte van haar kap en ze hield de brede gouden band rond haar nek vast alsof ze die zo los wilde scheuren. ‘Op deze manier lopen we tienmaal zoveel als ieder ander. Twintigmaal zoveel. En het heeft geen zin als we vanavond uitgeput in het kamp aankomen.’

Aan de andere kant van Faile ontworstelde Alliandre zich net genoeg aan haar verdoving om een wenkbrauw op te trekken bij de vastberadenheid in Maighdins stem. Hoewel Faile haar dienstmeid slechts kort aankeek, was dat voldoende om Maighdin met een rood hoofd te laten stamelen. Wat was er in die vrouw gevaren? Goed, haar gedrag was misschien niet zoals je van een dienstmeid mocht verwachten, maar ze kon Maighdins felheid bij een ontsnapping niet missen. Jammer dat ze niet krachtiger kon geleiden. Faile had er indertijd veel hoop uit geput, totdat ze had gehoord dat Maighdin zo weinig vaardigheid bezat dat ze op dat gebied eigenlijk nutteloos was. ‘Laten we het vanavond doen, Maighdin,’ beaamde ze. Of zo nodig een van de volgende avonden, maar dat zei ze niet. Haastig nam ze de mensen die vlakbij liepen op om er zeker van te zijn dat niemand hen kon afluisteren. De Shaido bewogen zich doelgericht door de vallende sneeuw en haastten zich naar een onbekend doel. De gai’shain – de andere gai’shain – liepen met een ander doel. Gehoorzaamheid of straf. ‘Als je ziet hoe ze ons negeren,’ ging Faile verder, ‘zou je denken dat het mogelijk moet zijn om gewoon langs de kant van de weg weg te duiken, zolang we het maar niet recht onder de neus van een Shaido te doen. Als een van jullie daartoe kans ziet, moet je die kans grijpen. Deze kleren helpen je om je in de sneeuw te verbergen. Als je dan een dorp hebt gevonden, kan het goud dat ze ons zo welwillend hebben verstrekt, ervoor zorgen dat je naar mijn echtgenoot terug kunt keren. Hij zal ons volgen.’ Nier al te snel, hoopte ze. En in elk geval niet al te dichtbij. De Shaido bezaten hier een leger. Vergeleken met enkele andere wellicht een klein leger, maar wel groter dan dat van Perijn.

Alliandres gezicht verhardde zich vastberaden. ‘Ik ga niet weg zonder u,’ zei ze zacht maar vastbesloten, ik neem mijn eed van dienstbaarheid niet lichtvaardig op, mijn vrouwe. Ik ontsnap samen met u of helemaal niet.’

‘Ze spreekt voor ons beiden,’ zei Maighdin. ‘Ik ben wellicht een eenvoudige dienstmaagd,’ en er klonk afkeer in haar stem, ‘maar ik laat niemand hier achter bij deze... deze bandieten.’ Haar stem klonk ferm en duldde geen enkele tegenspraak. Lini zou hierna echt een heel lang gesprek met haar moeten hebben, tot ze weer wist wat haar positie was!

Faile wilde wat zeggen om hen tegen te spreken, nee, om hen iets op te dragen. Alliandre was immers haar leenvrouwe en Maighdin haar meid. Haar gevangenschap had een vlammend vuur in haar hersenen aangestoken! Ze hoorden haar bevelen op te volgen, maar ze liet haar woorden wegsterven voor ze ze had uitgesproken. Uit de grote groep Shaido maakten enkele donkere gestalten zich los die naar hen toe kwamen lopen. Het waren Aielvrouwen die hun omslagdoeken om het hoofd hadden gewikkeld. Therava liep voorop. Ze mompelde iets, waarna de anderen inhielden en op afstand bleven terwijl Therava zich bij Faile en de twee anderen voegde. Haar felle ogen leken zelfs Maighdins vurigheid te blussen, al keek ze haar maar eenmaal aan. Voor haar was ze de moeite van een blik nauwelijks waard.

‘Jullie lopen aan een ontsnapping te denken,’ begon ze. Toen niemand iets zei, voegde de Wijze er honend aan toe: ‘Probeer het maar niet te ontkennen.’

‘We zullen trachten te dienen zoals het betaamt, Wijze,’ zei Faile zorgvuldig. Ze hield haar hoofd in de kap gebogen en zorgde ervoor de langere vrouw niet rechtstreeks aan te kijken. ‘Je kent iets van onze manieren.’ Het klonk verbaasd, maar die verbazing verdween snel. ‘Goed. Maar je ziet me als een dwaas als jullie denken dat ik aanneem dat jullie gedwee zullen dienen. Ik zie vuur in jullie alledrie. Sommigen proberen nooit te ontsnappen, maar alleen de doden slagen erin. Levenden worden altijd teruggebracht. Altijd!’

‘Ik zal uw woorden in acht nemen, Wijze,’ zei Faile nederig. Altijd? Eenmaal moest er een eerste keer zijn. ‘Dat zullen we alledrie.’

‘O, heel goed,’ mompelde Therava. ‘Jullie zouden zelfs iemand die zo blind is als Sevanna kunnen overtuigen. Maar laat dit goed tot je doordringen, gai’shain. Natlanders zijn niet als de anderen in het wit. Jullie zullen niet vrij zijn aan het eind van een jaar en een dag. Jullie zullen dienen tot je te gebogen en te versleten bent om te werken. Ik ben jullie enige hoop om aan dat lot te ontkomen.’ Faile struikelde en als Alliandre en Maighdin haar rondzwaaiende armen niet hadden vastgegrepen, zou ze zijn gevallen. Therava gebaarde ongeduldig dat ze door moesten lopen. Faile voelde zich misselijk. Zou Therava helpen bij een ontsnapping? Chiad en Bain beweerden dat de Aiel niets wisten van het Spel der Huizen en dat ze natlanders verachtten omdat ze eraan meededen. Faile herkende echter de onderliggende stromingen om haar heen. Stromingen die hen allemaal zouden meetrekken als ze een misstap maakte. ’k begrijp het niet, Wijze.’ Ze had graag gehad dat haar stem niet opeens zo hees klonk.