‘Je schijnt een Aes Sedai te zijn,’ antwoordde Faile behoedzaam. ‘Je bent voor een Aes Sedai daarentegen wel op een heel merkwaardige plaats beland.’ Noch Alliandre noch Maighdin liet iets van verrassing merken. Ze hadden waarschijnlijk allang de Grote Serpent-ring gezien, die Galina zenuwachtig ronddraaide.
Galina’s wangen kregen een hoogrode kleur en ze probeerde net te doen of dat van boosheid kwam. ‘Wat ik hier doe, is van groot belang voor de Toren, kind,’ zei ze kil. Haar gelaatsuitdrukking gaf aan dat ze redenen had om hier te zijn die anderen nooit zouden doorgronden. Haar ogen schoten heen en weer en probeerden door de vallende sneeuw heen te dringen. ‘Ik mag niet falen. Dat is het enige dat jullie hoeven te weten.’
‘We dienen wel te weten of we jou kunnen vertrouwen,’ merkte Alliandre kalm op. ‘Je moet opgeleid zijn in de Toren, anders zou je niets afweten van Heling, maar vrouwen verdienen de ring zonder de stola te winnen en ik kan niet aannemen dat je Aes Sedai bent.’ Blijkbaar was Faile niet de enige geweest die zich van alles over de zuster had afgevraagd.
Galina’s grove mond verhardde zich en ze stak een vuist op naar Alliandre. Als dreigement of om haar ring te laten zien, of misschien vanwege beide. ‘Denk jij dat ze jou anders zullen behandelen omdat je een kroon draagt? Omdat je er vroeger een droeg?’ Ze was duidelijk heel kwaad. Ze vergat uit te kijken naar stiekeme luisteraars en haar stem klonk venijnig. Speeksel vloog rond door de kracht van haar woorden. ‘Jullie gaan Sevanna wijn brengen en haar rug wassen, net als de anderen. Haar dienaren zijn allemaal edelen, rijke kooplui of mannen en vrouwen die weten hoe ze edelen moeten bedienen. Iedere dag laat ze er vijf afranselen om de rest aan te moedigen, zodat ze allemaal verhaaltjes vertellen in de hoop haar gunsten te winnen. De eerste keer dat je probeert te ontsnappen, geselen ze je voetzolen net zo lang tot je niet meer kunt lopen. Dan binden ze je vast en leggen ze je op een kar tot je weer kunt lopen. De tweede keer is erger en de derde keer nog erger. We hebben hier een kerel die vroeger een Witmantel was. Hij probeerde negen keer te ontsnappen. Een harde kerel, maar de laatste keer dat ze hem terugbrachten, stond hij al huilend te smeken voor ze met het uitkleden begonnen.’
Alliandre was niet gediend van deze donderpreek en blies van verontwaardiging, terwijl Maighdin gromde: ‘Dus dat hebben ze met je gedaan? Of je nu Aes Sedai bent of een Aanvaarde, je bent een schande voor de Toren!’
‘Zwijg, wilder, wanneer je meerdere spreekt!’ snauwde Galina. Licht, als dit zo doorging, zou het niet lang duren voor ze begonnen te krijsen. ‘Als je van plan bent ons te helpen ontsnappen, zeg dat dan,’ maakte Faile de in zijde geklede Aes Sedai duidelijk. Dat ze er een was, daar twijfelde Faile niet aan. Wel aan al het andere. ‘Zo niet, wat wil je van ons?’
Voor hen doemde een wagen op. Hij was in de sneeuw opzij gezakt omdat een van de glijders was losgeraakt. Op aanwijzingen van een Shaido die de armen en schouders van een smid had, waren gai’shain een hefboom aan het bouwen om de wagen zo ver op te krikken dat de glijder teruggeplaatst kon worden. Faile en de anderen zwegen toen ze erlangs liepen.
‘Is zij echt je leenvorstin, Alliandre?’ wilde Galina weten toen ze eenmaal buiten het gehoor waren van de mannen bij de wagen. Haar gezicht was nog steeds rood van boosheid en haar stem klonk snijdend. ‘Wie is zij dat je haar trouw zweert?’
‘Dat kun je mij vragen,’ merkte Faile kil op. Bloedvuur met die Aes Sedai en hun bloedvuurgeheimen. Soms dacht ze weleens dat een Aes Sedai je niet eens zou zeggen dat de hemel blauw was, tenzij ze er voordeel mee dacht te behalen. ‘Ik ben vrouwe Faile t’Aybara en meer hoef je niet te weten. Ben je van plan ons te helpen?’ Galina viel op een knie en staarde zo strak naar Faile dat die zich begon af te vragen of ze een fout had gemaakt. Even later wist ze dat zeker.
De Aes Sedai krabbelde met een onplezierige glimlach overeind. Ze leek niet langer kwaad. In feite keek ze net zo vergenoegd als Therava eerder en eigenlijk op dezelfde manier, wat het nog erger maakte. ‘Aybara,’ peinsde ze. ‘Je bent dus Saldeaans. Er is een jongeman, Perijn Aybara. Je man? Inderdaad, ik heb doel getroffen. Dat zou Alliandres eed zeker verklaren. Sevanna heeft grandioze plannen met een man wiens naam verbonden is met die van jouw man. Rhand Altor. Als zij wist dat jij in haar handen was gevallen... O, wees maar niet bang, ze zal het van mij niet horen.’ Haar blik verhardde zich en opeens leek ze een echte luipaard. Een hongerige luipaard. ‘Niet als jullie doen wat ik je zeg. Ik help jullie misschien wel weg te komen.’
‘Wat wil je van ons?’ vroeg Faile kalmer dan ze zich voelde. Licht. Ze was boos geweest op Alliandre omdat die haar naam had genoemd en daarmee de aandacht had getrokken. Nu had ze hetzelfde gedaan. Nog erger. En ik meende nog wel me te verschuilen door niet de naam van mijn vader te noemen, dacht ze verbitterd. ‘Niets gewaagds,’ antwoordde Galina. ‘Jullie hebben Therava natuurlijk opgemerkt? Uiteraard, Therava valt iedereen op. Ze bewaart iets in haar tent. Een gladde witte staaf van ongeveer een voet lang. Hij ligt in een rode kist met koperbeslag die nooit afgesloten is. Breng die staaf naar mij en ik neem jullie mee wanneer ik vertrek.’
‘Dat lijkt me niet zo moeilijk,’ bedacht Alliandre vol twijfel. ‘Maar als dat zo is, waarom pak je hem dan niet zelf?’
‘Omdat ik jullie daarvoor kan gebruiken!’ Galina besefte dat ze had geschreeuwd en dook in elkaar. Haar mantelkap zwierde rond terwijl haar ogen de door sneeuw verhulde mensenmassa afzochten op zoek naar mensen die haar hadden kunnen horen. Niemand leek hun kant op te kijken, maar haar stem werd een venijnig gesis. ‘Als jullie dat niet doen, laat ik jullie hier tot je grijs en rimpelig bent. Bovendien laat ik Sevanna van Perijn Aybara weten.’
‘Het zal tijd kosten,’ zei Faile wanhopig. ‘We zullen niet zoveel vrijheid krijgen om zomaar Therava’s tent binnen te sluipen.’ Licht, in de buurt van Therava’s tent komen was wel het allerlaatste dat ze wilde. Maar Galina had gezegd dat ze hen zou helpen. Ze was misschien kwaadaardig, maar een Aes Sedai kon niet liegen. ‘Je krijgt alle tijd die nodig is,’ antwoordde Galina. ‘De rest van je leven, vrouwe Faile t’Aybara, als je niet oppast. Stel me niet teleur.’ Ze schonk Faile een laatste harde blik, draaide zich om en zwoegde weg in de sneeuw, waarbij ze haar armen zo hield alsof ze haar juwelengordel achter de wijde mouwen wilde verbergen, Faile ploeterde zwijgend verder en ook de twee andere vrouwen hadden niets te zeggen. Alliandre leek in gedachten verzonken, de handen in de mouwen, strak voor zich uitturend alsof ze iets zag achter de sneeuwstorm. Maighdin hield wederom haar gouden kraag met een stalen greep vast. Ze zaten in drie vallen verstrikt en elk van die drie was dodelijk. Gered worden leek opeens heel aantrekkelijk. Maar Faile was van plan hoe dan ook een uitweg te vinden uit deze benarde situatie. Ze haalde haar hand van haar eigen kraag en vocht zich al plannen makend een weg door de sneeuwstorm.
5
Vlaggen
Hij draafde met zijn neus in de wind over de besneeuwde vlakte en joeg op een geur, op die ene kostbare geur. De vallende sneeuw smolt niet langer meer op zijn verkilde vacht, maar de koude deerde hem niet. De kussentjes onder zijn poten waren gevoelloos, maar zijn poten draafden als een vurige storm en droegen hem verder, sneller en sneller, tot het land voor zijn ogen vervaagde. Hij moest haar vinden.
Plotseling daalde een grote grauwgrijze wolf met sneden in de oren en de littekens van vele gevechten op zijn lijf uit de lucht neer en joeg naast hem de zon achterna. Nog een grote grijze wolf, maar niet zo groot als hijzelf. Zijn tanden zouden de kelen verscheuren van degenen die haar hadden gegrepen. Zijn kaken zouden hun beenderen vermorzelen!
Jouw wijfje is hier niet, bracht Springer over, maar je bent hier te nadrukkelijk aanwezig, en te lang van je lichaam gescheiden. Je moet terug, Jonge Stier, of je zult sterven.